ECLI:NL:RBLIM:2014:8405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
03/700331-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van diefstal met geweld en veroordeling voor verkeersongeval met letsel

Op 30 september 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld en van het veroorzaken van een verkeersongeval. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gezamenlijke uitvoering van het delict met de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts de vlucht mogelijk had gemaakt door met de auto weg te rijden, wat niet voldeed aan de criteria voor medeplegen. De officier van justitie had betoogd dat de auto als wapen was gebruikt, maar de rechtbank vond dit niet voldoende onderbouwd en sprak de verdachte vrij van dit feit.

Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan het veroorzaken van een verkeersongeval op 4 juni 2014, waarbij de bestuurder van een andere auto, M. [benadeelde 3], zwaar lichamelijk letsel opliep. De verdachte had met hoge snelheid een kruispunt opgereden zonder voorrang te verlenen, wat leidde tot een aanrijding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig had gereden en dat zijn gedrag had geleid tot het letsel van de andere bestuurder. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar. De benadeelde partijen, J. [benadeelde 1] en M.C. [benadeelde 2], werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700331-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 september 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
Raadsman is mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:samen met (een) ander(en) door middel van geweld en/of bedreiging met geweld een hoeveelheid geld heeft gestolen van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2];
Feit 2:een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij M. [benadeelde 3] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Feit 3:de plaats van het ongeval heeft verlaten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft aangevoerd dat uit de aangiftes en de getuigenverklaringen duidelijk naar voren komt dat [benadeelde 1] en [benadeelde 2] door verdachte en zijn mededader zijn beroofd. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] stonden bij de auto, die door verdachte werd bestuurd. Toen de medeverdachte de enveloppe met geld wilde stelen uit de tas van [benadeelde 1], heeft verdachte gas gegeven en is weggereden. Enkele meters verderop veroorzaakte verdachte een verkeersongeluk. Hierna vluchtten verdachte en de medeverdachte weg. Daarbij komt dat uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en zijn mededader voorafgaand aan de diefstal het kenteken van de auto hebben veranderd met tape, hetgeen erop wijst dat zij iets gingen doen dat niet mag.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Primair heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers onbetrouwbaar zijn. Op de camerabeelden is te zien dat [benadeelde 1] na de overval opeens een tweede tas te voorschijn haalt, waar hij niets over heeft gezegd bij de politie. [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben ook pas een dag later aangifte gedaan van de diefstal. Daarbij komt dat hun verklaringen opmerkelijkheden, ongerijmdheden en contradicties bevatten. Gelet hierop dienen deze verklaringen niet als bewijs gebezigd te worden en dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om van medeplegen te kunnen spreken. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat het niet vast staat wie de kentekenplaten van de auto heeft afgeplakt en dat daaruit ook geen voorbereidingshandeling voor de later gepleegde diefstal kan worden afgeleid. Immers, aangevers hebben onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij niet op voorhand wisten dat zij een grote som geld bij zich zouden hebben. Hoe zou er dan bij verdachten sprake kunnen zijn geweest van een gezamenlijk beraamd plan om de aangevers van dat geldbedrag te beroven. Verder blijkt niet van enig concreet overleg tussen verdachte en de mededader op het moment dat de aangevers bij de auto staan. Er is derhalve geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Subsidiair wijst de raadsman er op dat de betrokkenheid van verdachte niet verder strekt dan het ophalen van de medeverdachte. Het enkele feit dat verdachte het gaspedaal heeft ingedrukt net op het moment dat de medeverdachte een greep in de tas van [benadeelde 1] deed, wijst niet op een “mutual understanding” tussen verdachte en de medeverdachte. Zijn rol is daarom te beperkt om van medeplegen te kunnen spreken.
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, nu niet objectief is vast te stellen dat verdachte met een (veel) te hoge snelheid heeft gereden, waardoor er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te kunnen komen.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben verklaard dat zij op 29 mei en 4 juni 2014 in Maastricht hebben gesproken met een man, die zich [T.], of [K.] (de medeverdachte) noemde, over de verkoop van onroerend goed in België. Op 4 juni 2014 was deze man wederom naar Maastricht gekomen om samen met de beide aangevers naar een bouwplaats in Tongeren te gaan kijken. Na wat gedronken te hebben in een café liepen beide aangevers met de man naar buiten naar een Opel die zojuist was komen aanrijden. Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij via de bijrijderszijde een hand wilde geven aan de bestuurder van de auto. Op dat moment voelde hij dat [T.]/[K.] met kracht aan de tas trok die hij in zijn handen had. Hij hoorde dat de motor werd gestart en dat [T.]/[K.] iets riep tegen de bestuurder. Hij keek naar de tas en zag dat [K.]/[T.] probeerde een enveloppe met geld, die hij in de tas had opgeborgen, weg te nemen. De auto reed op dat moment weg in de richting van de Duitse Poort. Aangever [benadeelde 1] hield uit alle macht de enveloppe en de tas vast en werd een aantal meters meegesleurd in de deuropening van de bijrijderszijde van de Opel alvorens hij moest los laten en op de grond viel met de tas en de grotendeels lege enveloppe nog in zijn handen.
Aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij zag dat [T.]/[K.] plotseling aan de handtas trok die haar man vasthield, dat de Opel wegreed, dat [benadeelde 1] zich op de een of andere manier vasthield aan de auto en enkele meters werd meegesleurd en dat hij toen viel. Een mevrouw is later geld komen brengen dat op straat lag. Toen bleek dat er ongeveer € 9.700,- was gestolen. Het weggenomen geldbedrag bestond vrijwel geheel uit briefjes van € 50,-.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op haar snorfiets reed en dat zij op een gegeven moment enkele meters voor zich een auto zag wegrijden waaraan de rechter buitenzijde een man hing of zich vastklampte. Vrijwel direct daarna kwam de man los van de auto en viel hij op het wegdek. Voor het station stond een politieauto die door de getuige werd gewaarschuwd. Toen de getuige daarna doorreed richting de Duitse Poort zag ze dat aldaar een ongeval had plaatsgevonden waarbij dezelfde auto betrokken was als die waar die man aan had gehangen.
Toen de politieauto aankwam op de kruising Sphinxlunet/Spoorweglaan bij de Duitse Poort zagen verbalisanten dat daar een verkeersongeval had plaatsgevonden waarbij onder andere een Opel Vectra betrokken was. De twee inzittenden, die volgens getuigen waren uitgestapt en weggerend, werden door verbalisanten aangehouden. Dit bleken verdachte en de medeverdachte Dokovic te zijn. Dokovic bleek na aanhouding in de binnenzak van zijn colbertjasje en in zijn broekzak 139 briefjes van € 50,- te hebben zitten. Hij bleek tevens in het bezit van een Nokia met twee simkaarten met telefoonnummers. In deze telefoon werden meerdere contacten aangetroffen van en naar het gsm-nummer van aangeefster [benadeelde 2]. Bij de sms-berichten uit de periode 22 mei 2014 tot en met 4 juni 2014 werden berichten aangetroffen van en naar het gsm-nummer van aangeefster [benadeelde 2] met betrekking tot de afspraken op 29 mei en 4 juni 2014 te Maastricht.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder van de auto was.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van verdachte onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen komen tot een veroordeling voor medeplegen van de diefstal met geweld.
De rechtbank heeft daarbij onderkend dat de gang van zaken rondom de overval gemakkelijk de indruk kan wekken van een gezamenlijk plan. Echter, uit het dossier valt met betrekking tot de samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet méér vast te stellen dan dat verdachte de vlucht heeft mogelijk gemaakt door met de auto weg te rijden. In het licht van de huidige jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot medeplegen (ECLI:NL:HR:2014:1307) kan dit echter hoogstens medeplichtigheid opleveren (hetgeen niet ten laste is gelegd).
De officier van justitie heeft nog naar voren gebracht dat de door verdachte bestuurde auto als wapen is gebruikt waarmee extra kracht kon worden uitgeoefend bij het afpakken van het geld. Zodoende heeft verdachte zelfstandig een bijdrage geleverd aan de eigenlijke beroving. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit echter onvoldoende uit het dossier naar voren en bovendien is dit feitelijk niet in de tenlastelegging opgenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Feiten 2 en 3
Op 4 juni 2014 werd er op de kruising Duitse Poort/Sphinxlunet/Baron van Hövellstraat te Maastricht door de bestuurder van de personenauto Opel Vectra, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken 1], een verkeersongeval veroorzaakt. Door dit ongeval raakte een andere auto zwaar beschadigd en de bestuurder van deze auto raakte gewond. De twee inzittenden van de Opel Vectra verlieten de plaats van het ongeval zonder hun identiteit en de gegevens van hun auto bekend te maken. [2]
Uit de VerkeersOngevalsAnalyse is gebleken dat de bestuurder van de Opel Vectra reed over de Duitse Poort. De bestuurder van een Opel Astra, voorzien van het Nederlands kenteken [kenteken 2], reed over de Duitse Poort in tegengestelde richting. De bestuurder van een vrachtwagen reed over de Sphinxlunet. De Opel Vectra en de Opel Astra kwamen op de kruising van de Duitse Poort en de Sphinxlunet met elkaar in botsing. Vervolgens kwam de Opel Vectra in botsing met de vrachtwagen. De bestuurder van de Opel Vectra is met een onbekende snelheid, in ieder geval zonder te stoppen, het kruisingsvlak opgereden en verleende daarbij geen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Gelet op de ontstane schades en de grote rotatie die de voertuigen in de uitloopbewegingen hebben gemaakt, zal de snelheid van de bestuurder van de Opel Vectra behoorlijk zijn geweest. [3]
M. [benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van verlaten plaats ongeval. Hij heeft verklaard dat hij op 4 juni 2014 over de Baron van Hövellstraat reed in zijn Opel Astra met kenteken [kenteken 2]. Op de kruising sloeg hij linksaf de Sphinxlunet op. Tijdens het linksaf slaan werd hij aangereden. In het ziekenhuis werd geconstateerd dat zijn linkersleutelbeen was gebroken en dat er ribben waren gekneusd. De veroorzaker van het ongeval heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder zijn identiteit kenbaar te maken. [4] Op 3 juli 2014 heeft de aangever verklaard dat het slecht met hem gaat en dat hij dagelijks pijn heeft. Hij heeft last van zijn linker schouder, zijn ribben en bloeduitstortingen op de borst. Door een hersenbloeding was aangever al gedeeltelijk verlamd aan de rechterkant, waardoor hij alles met zijn linkerarm moest doen, hetgeen hij door de aanrijding niet meer goed kan. Hij is nu afhankelijk van zijn kinderen en vrienden. [5] Uit medische informatie blijkt dat er sprake is van een claviculafractuur links. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de bestuurder van de Opel Astra linksaf wilde slaan en indraaide. Op dat moment hoorde hij luid piepende banden en zag vanuit de Duitse Poort een Opel Vectra met hoge snelheid aan komen rijden. [7] De getuige [getuige 3] heeft eveneens verklaard dat de Opel Vectra met hoge snelheid de kruising kwam opgereden. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de Opel met Duits kenteken reed en dat hij misschien wat hard reed. Er kwam een andere auto die de weg afsneed, waarop verdachte hard heeft geremd en tegen een vrachtauto aanreed. Vervolgens is verdachte weggerend. [9]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Of er sprake is van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist wordt geëist.
De vraag die de rechtbank in dit kader moet beantwoorden is of het ongeval is veroorzaakt door zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend verkeersgedrag van verdachte.
In het onderhavige geval volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte met een te hoge snelheid en zonder af te remmen de kruising is opgereden en daarbij geen voorrang heeft verleend aan de bestuurders op deze kruising. Dit leidt tot het oordeel dat er sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet waarbij verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden. Het letsel van [benadeelde 3], een gebroken sleutelbeen, is volgens vaste jurisprudentie niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Vast staat echter wel dat [benadeelde 3], mede gelet op zijn al eerder ontstane verlamming aan de rechterzijde, door dit letsel is verhinderd in de uitoefening van normale bezigheden. Hij is immers een maand na het ongeval nog altijd afhankelijk van hulp van zijn kinderen en vrienden en naar het zich laat aanzien zal dat nog langere tijd zo blijven. De rechtbank acht het onder 2 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, evenals het onder 3 tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2. primair
op 4 juni 2014 in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Duitse Poort, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig het kruispunt gevormd door voornoemde weg, de Sphinxlunet en de Baron van Hövellstraat op te rijden met een voor die situatie te hoge snelheid, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto doende was dat kruispunt op te rijden en reeds zo dicht was genaderd dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto en vervolgens in botsing is gekomen met een - gezien zijn, verdachtes, rijrichting - rechts op de Sphinxlunet stilstaande vrachtauto, door welk verkeersongeval M. [benadeelde 3] (zijnde de bestuurder van die personenauto) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
3.
op 4 juni 2014 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op het kruispunt gevormd door de Duitse Poort, de Sphinxlunet en de Baron van Hövellstraat, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist dat aan M. [benadeelde 3] en/of aan een personenauto toebehorende aan voornoemde [benadeelde 3] letsel en/of schade was toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 2 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat;
feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, en een rijontzegging voor de duur van vijf jaren.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is de mening toegedaan dat het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is en heeft verzocht de voorlopige hechtenis meteen op te heffen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door met hoge snelheid en zonder af te remmen een kruising op te rijden en geen voorrang te lenen aan de op die kruising aanwezige bestuurders. Hierbij is M. [benadeelde 3] gewond geraakt. Hij heeft veel last van de lichamelijke gevolgen van het ongeval. Verdachte is de plaats van het ongeval ontvlucht.
Wat de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat ook meeweegt is het feit dat verdachte, nadat zijn mededader een geldbedrag had buitgemaakt, van de plaats delict is weggereden met hoge snelheid en dat het ongeval met name door de wens te vluchten veroorzaakt lijkt te zijn. Daarmee heeft verdachte de positie van andere verkeersdeelnemers welbewust ondergeschikt gemaakt aan zijn vlucht en het behoud van de buit van de roofoverval. De rechtbank rekent de verdachte dit ernstig aan. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om niet de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS) bij artikel 6 Wegenverkeerswet te volgen, maar een zwaardere straf op te leggen. Anderzijds zal die straf lager uitvallen dan door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring komt.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden. Voorts zal de rechtbank een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van een jaar. Met deze ontzegging wordt beoogd te voorkomen dat verdachte zich opnieuw op deze wijze in het verkeer zal begeven.

6.De benadeelde partijen

De benadeelde partij J. [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 8.955,- ter zake van feit 1, bestaande uit € 8.555,- materiële schade en € 400,- immateriële schade.
De benadeelde partij M.C. [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 596,77 ter zake van feit 1, bestaande uit € 196,77 materiële schade en € 400,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen toe te wijzen. Indien echter ten aanzien van het onder de medeverdachte inbeslaggenomen geld wordt beslist dat een bedrag van € 7.850,- wordt teruggegeven aan J. [benadeelde 1], dient deze benadeelde partij ten aanzien van die post niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de raadsman bepleit dat er geen oorzakelijk verband is met het gepleegde feit, nu in de tenlastelegging geen geweldshandeling jegens haar zijn opgenomen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verklaart beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit is vrijgesproken.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn een aantal voorwerpen inbeslaggenomen (zie bijlage II).
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen tape verbeurd te verklaren, het afschrift en de ziekenfondskaart ten name van Zlatomir te bewaren ten behoeve van de rechthebbende en de overige voorwerpen terug te geven aan de verdachte.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verklaart verbeurd de inbeslaggenomen rollen tape (nrs. 1, 11 en 12), nu dit voorwerpen zijn met behulp waarvan de opsporing van de onder 2 primair en 3 bewezenverklaarde misdrijven is belemmerd.
Ten aanzien van de bankafschrift en de ziekenfondskaart (nrs. 6 en 7) op naam van Zlatomir gelast de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
Voor het overige gelast de rechtbank de teruggave aan verdachte, nu het strafvorderlijk belang zich daar niet langer tegen verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier maanden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
  • heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;
Rijontzegging
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturenvan
een jaar;
Benadeelde partijen
  • verklaart de
  • veroordeelt de benadeelde partij J. [benadeelde 1] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
  • verklaart de
  • veroordeelt de benadeelde partij M.C. [benadeelde 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
  • verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 11 en 12;
  • gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 6 en 7;
  • gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 2 tot en met 5, 8, 9, 10, 13 en 14.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 september 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 juni 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of enveloppe, inhoudende een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan J.J.J. [benadeelde 1] en/of M.C. [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde tas en/of enveloppe, inhoudende een hoeveelheid geld, met kracht uit de hand(en) van voornoemde [benadeelde 1] heeft getrokken, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, de Parallelweg;
2.
hij op of omstreeks 04 juni 2014 in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Duitse Poort, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, het kruispunt gevormd door voornoemde weg, de Sphinxlunet en de Baron van Hövellstraat op te rijden met een voor die situatie (veel) te hoge snelheid, in elk geval met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto doende was dat kruispunt op te rijden en reeds zo dicht was genaderd dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto en (vervolgens) in botsing is gekomen met een -gezien zijn, verdachtes, rijrichting- rechts op de Sphinxlunet stilstaande vrachtauto, door welk verkeersongeval M. [benadeelde 3] (zijnde de bestuurder van die personenauto) zwaar lichamelijk letsel, te weten claviculafractuur links, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 04 juni 2014 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Duitse Poort, het kruispunt gevormd door voornoemde weg, de Sphinxlunet en de Baron van Hövellstraat is opgereden met een voor die situatie (veel) te hoge snelheid, in elk geval met een veel hogere dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto doende was dat kruispunt op te rijden en reeds zo dicht was
genaderd dat een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die personenauto en (vervolgens) in botsing is gekomen met een -gezien zijn, verdachtes, rijrichting- rechts op de Sphinxlunet stilstaande vrachtauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3.
hij op of omstreeks 04 juni 2014 in de gemeente Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op het kruispunt gevormd door de Duitse Poort, de Sphinxlunet en de Baron van Hövellstraat, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan M. [benadeelde 3] en/of aan een personenauto toebehorende aan voornoemde [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, letsel en/of schade was toegebracht.
BIJLAGE II: De beslaglijst
1 1.00 STK diverse goederen Kl:zwart
2346838, tape
2 1.00 STK Waardebon
2346917, opwaarbeerbon
3 1.00 STK Fototoestel
SAMSUNG P1210
2346919
4 1.00 STK GSM Kl:zwart
SAMSUNG
2346916
5 1.00 STK GSM Kl:zwart
NOKIA
2347529
6 1.00 STK Document
2347530, afschr. Commerz Bank tnv [Z.S.]
7 1.00 STK Verzekeringsbewijs
2347532, ziekenfondskaart tnv [S.Z.]
8 1.00 STK Simkaart
2347533
9 1.00 STK Simkaart
2347534
10 1.00 STK Simkaart
2347535
11 1.00 STK Bouwmateriaal
2347536, aangebroken rol zwartkl. isolatietape
12 3.00 ROL Bouwmateriaal
2347537, isolatietape
13 1.00 STK Navigator Kl:zwart
TOMTOM LIVE
2347538
14 1.00 STK GSM Kl:zwart
APPLE IPHONE
2347703
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700331-14
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 30 september 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 16 september 2014 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. L. de Leon, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, District Zuid-West, Afdeling recherche, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 247 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 190.
3.Het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, pagina’s 213 en 220.
4.Het proces-verbaal aangifte van M. [benadeelde 3], pagina 195.
5.Het proces-verbaal verhoor aangever M. [benadeelde 3], pagina 197.
6.Het geschrift, inhoudende medisch informatie over M. [benadeelde 3], pagina 201.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige M.G. [getuige 2], pagina 202.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige M.P.A.M. [getuige 3], pagina 206.
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina’s 25 en 26.