ECLI:NL:RBLIM:2014:8403

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
03/700332-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in Maastricht; vrijspraak voor medeplegen en verlaten plaats ongeval

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 4 juni 2014 in Maastricht een diefstal met geweld heeft gepleegd, heeft de rechtbank Limburg op 30 september 2014 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van een hoeveelheid geld van twee aangevers, waarbij geweld werd gebruikt. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, onder andere vanwege onbetrouwbare verklaringen van de aangevers en gebrek aan bewijs voor medeplegen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers ondersteund werden door getuigenverklaringen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de medeverdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de diefstal, omdat de medeverdachte slechts de vlucht mogelijk had gemaakt en er geen bewijs was voor een gezamenlijk plan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan diefstal met geweld, omdat hij het geld met kracht uit de handen van de aangever had getrokken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één jaar op, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, met uitzondering van een deel van de vordering van de tweede benadeelde partij, omdat er geen geweld tegen haar was gepleegd. De rechtbank verklaarde ook een in beslag genomen gsm verbeurd en gelastte de teruggave van een geldbedrag aan de eerste benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700332-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 september 2014
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.
Raadsman is mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:samen met (een) ander(en) door middel van geweld en/of bedreiging met geweld een hoeveelheid geld heeft gestolen van [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2];
Feit 2:de plaats van een verkeersongeval heeft verlaten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft aangevoerd dat uit de aangiftes en de getuigenverklaringen duidelijk naar voren komt dat [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] door verdachte en zijn mededader zijn beroofd. Zij stonden, na een afspraak met verdachte, bij diens auto die door de medeverdachte werd bestuurd. Verdachte heeft de enveloppe met geld uit de tas van [naam benadeelde partij 1] gegrist en de medeverdachte heeft gas gegeven en is weggereden. Daarbij komt dat uit getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en zijn mededader voorafgaand aan deze diefstal het kenteken van de auto hebben veranderd met tape, hetgeen erop wijst dat zij iets gingen doen dat niet mag. Enkele meters verderop veroorzaakte de medeverdachte een verkeersongeluk. Hierna vluchtten verdachte en de medeverdachte weg.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Primair heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers onbetrouwbaar zijn. Op de camerabeelden is te zien dat [naam benadeelde partij 1] na de overval opeens een tweede tas in zijn bezit heeft. [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] hebben vervolgens pas een dag later aangifte gedaan van de diefstal. Daarbij komt dat hun verklaringen opmerkelijkheden, ongerijmdheden en contradicties bevatten. Gelet hierop dienen deze verklaringen niet als bewijs gebezigd te worden en dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om van medeplegen te kunnen spreken. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat het niet vast staat wie de kentekenplaten van de auto heeft afgeplakt en dat daaruit ook geen voorbereidingshandeling voor de later gepleegde diefstal kan worden afgeleid. Aangevers hebben immers onafhankelijk van elkaar verklaard dat zij niet op voorhand wisten dat zij een grote som geld bij zich zouden hebben. Dan kan verdachte ook niet op voorhand een plan beraamd hebben om dat geldbedrag samen met zijn medeverdachte te stelen. Verder blijkt niet van enig concreet overleg tussen verdachte en de mededader op het moment dat de aangevers bij de auto staan. Er is derhalve geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Aangevers [naam benadeelde partij 1] [2] en [naam benadeelde partij 2] [3] hebben verklaard dat zij op 29 mei en 4 juni 2014 in Maastricht hebben gesproken met een man die zich [T.] of [K.] noemde, over de verkoop van onroerend goed in België. Op 4 juni 2014 was deze man wederom naar Maastricht gekomen om samen met de beide aangevers naar een bouwplaats in Tongeren te gaan kijken. Na wat gedronken te hebben in een café liepen beide aangevers met de man naar buiten naar een Opel die zojuist was komen aanrijden. Aangever [naam benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij via de bijrijderszijde een hand wilde geven aan de bestuurder. Op dat moment voelde hij dat [T.]/[K.] met kracht aan de tas trok die hij in zijn handen had. Hij hoorde dat de motor werd gestart en dat [T.]/[K.] iets riep tegen de bestuurder. Hij keek naar de tas en zag dat [T.]/[K.] probeerde een enveloppe met geld uit de tas weg te nemen. De auto reed op dat moment in de richting van de Duitse Poort. Aangever [naam benadeelde partij 1] hield uit alle macht de enveloppe en de tas vast en werd een aantal meters meegesleurd in de deuropening van de Opel alvorens hij moest los laten en op de grond viel. Hij had de tas en de grotendeels lege enveloppe nog in zijn handen. [naam benadeelde partij 1] verklaarde tenslotte nog dat hij de bijrijder niet eerder had gezien.
Aangeefster [naam benadeelde partij 2] heeft verklaard dat zij zag dat [T.]/[K.] plotseling aan de handtas trok die haar man vasthield, dat de Opel wegreed, dat [naam benadeelde partij 1] zich op de een of andere manier vasthield aan de auto en enkele meters werd meegesleurd. Later is een mevrouw geld komen brengen dat op straat lag. Toen bleek dat er ongeveer € 9.700,- was gestolen. Het weggenomen geldbedrag bestond vrijwel geheel uit briefjes van € 50,- [4] .
Getuige [naam getuige 1] [5] heeft verklaard dat zij op haar snorfiets reed en dat zij op een gegeven moment enkele meters voor zich een auto zag rijden waar aan de rechter buitenzijde een man hing of zich vastklampte. Vrijwel direct daarna kwam de man los van de auto en viel hij op het wegdek. Voor het station stond een politieauto die door de getuige werd gewaarschuwd. Toen de getuige daarna doorreed richting de Duitse Poort zag ze dat aldaar een ongeval had plaatsgevonden waarbij dezelfde auto betrokken was als die waar die man aan had gehangen.
Toen de politieauto aankwam op de kruising Sphinxlunet/Spoorweglaan bij de Duitse Poort zagen verbalisanten [6] dat daar een verkeersongeval had plaatsgevonden waarbij onder andere een Opel Vectra betrokken was. De twee inzittenden – verdachte en zijn medeverdachte – die volgens getuigen waren uitgestapt en weggerend, werden door verbalisanten aangehouden. Verdachte [7] bleek na aanhouding in de binnenzak van zijn colbertjasje en in zijn broekzak 139 briefjes van € 50,- te hebben zitten. Verdachte bleek tevens in het bezit van een Nokia met twee simkaarten met telefoonnummers. In de telefoon [8] werden meerdere contacten aangetroffen van en naar het gsm-nummer van aangeefster [naam benadeelde partij 2] en tussen de sms-berichten uit de periode 22 mei 2014 tot en met 4 juni 2014 werden berichten aangetroffen van en naar het gsm-nummer van aangeefster [naam benadeelde partij 2] met betrekking tot de afspraken op 29 mei en 4 juni 2014 te Maastricht.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een hoeveelheid geld heeft weggenomen van [naam benadeelde partij 1] door dat geld met kracht uit de handen van [naam benadeelde partij 1] te trekken. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangevers op dit punt, mede gelet op de verklaringen van de getuigen die een en ander ondersteunen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van verdachte onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen komen tot een veroordeling voor medeplegen van de diefstal met geweld.
De rechtbank heeft daarbij onderkend dat de gang van zaken rondom de overval gemakkelijk de indruk kan wekken van een gezamenlijk plan. Echter, uit het dossier valt met betrekking tot de samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet méér vast te stellen dan dat de medeverdachte de vlucht heeft mogelijk gemaakt door met de auto weg te rijden. In het licht van de huidige jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot medeplegen (ECLI:NL:HR:2014:1307) kan dit echter hoogstens medeplichtigheid opleveren (hetgeen niet ten laste is gelegd).
De officier van justitie heeft nog naar voren gebracht dat de door verdachte bestuurde auto als wapen is gebruikt waarmee extra kracht kon worden uitgeoefend bij het afpakken van het geld. Zodoende heeft de medeverdachte zelfstandig een bijdrage geleverd aan de eigenlijke beroving en is er van medeplegen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit echter
onvoldoende uit het dossier naar voren en bovendien is dit feitelijk niet in de tenlastelegging opgenomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel medeplegen.
Feit 2
De rechtbank merkt op dat het verbod om de plaats van een verkeersongeval te verlaten is gericht tot degene die bij een verkeersongeval is betrokken of door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt. Artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) richt zich tot personen die mogelijkerwijs civielrechtelijk aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het verkeersongeval en richt zich dus in het algemeen niet tot de passagiers. De passagier die, zoals verdachte in het onderhavige geval, meerijdt in een motorrijtuig dat betrokken raakt bij een verkeersongeval is geen betrokkene bij dat verkeersongeval in de zin van artikel 7 WVW, tenzij dit ongeval door zijn gedraging (handelen of nalaten) is veroorzaakt [9] . In de onderhavige zaak is van dit laatste niet gebleken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 4 juni 2014 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan J.J.[naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [naam benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde hoeveelheid geld, met kracht uit de hand(en) van voornoemde [naam benadeelde partij 1] heeft getrokken, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, de Parallelweg.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat het misdrijf gelijk kan worden gesteld met een tasjesroof en dat de hiervoor geldende richtlijnen in acht moeten worden genomen. Daarbij komt dat verdachte een first offender is. Nu verdachte al geruime tijd in voorarrest zit, dient de voorlopige hechtenis te worden opgeheven.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op klaarlichte dag vanuit een auto een man een enveloppe met geld uit diens handen gerukt, waarna deze auto in volle vaart is weggereden. Doordat de aangever de buit niet meteen prijs wilde geven is hij een stukje met de auto meegesleurd en ten val gekomen. Hij heeft daarbij letsel opgelopen. De verdediging heeft gewezen op de LOVS-oriëntatiepunten bij een tasjesroof. Gelet op de omvang van de buit en de vlucht met een rijdende auto is de rechtbank echter van oordeel dat dit LOVS-oriëntatiepunt onvoldoende houvast biedt voor strafoplegging in de onderhavige zaak. Voorts merkt de rechtbank op dat een dergelijke daad niet alleen leed en schade toevoegt aan de slachtoffers, maar ook bij omstanders en de samenleving in haar geheel gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Gelet hierop acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde. Anderzijds zal de rechtbank wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie werd gevorderd nu de rechtbank (anders dan de officier van justitie) het medeplegen door de inzet van de auto als wapen niet bewezen acht.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

6.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 8.955,- ter zake van feit 1, bestaande uit € 8.555,- materiële schade en € 400,- immateriële schade.
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 596,77 ter zake van feit 1, bestaande uit € 196,77 materiële schade en € 400,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen toe te wijzen. Indien echter ten aanzien van het inbeslaggenomen geld wordt beslist dat een bedrag van € 7.850,- wordt teruggegeven aan [naam benadeelde partij 1], dient deze benadeelde partij ten aanzien van die post niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman betwist beide vorderingen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
[naam benadeelde partij 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering de rechtbank ten aanzien van de materiële schade - met uitzondering van het geldbedrag van € 7.885,- (zie hieronder) – redelijk voorkomt, zal deze, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen tot een bedrag van € 670,-.
Voorts is aannemelijk dat door de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is geleden. Die schade zal, nu het gevorderde bedrag van € 400,- de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, worden toegewezen, zodat de vordering tot een bedrag van in totaal € 1.070,- zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van het gevorderde geldbedrag van € 7.885,- verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. Zij zal immers de teruggave gelasten aan [naam benadeelde partij 1] van een bedrag van € 7.850,- vanuit de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen.
[naam benadeelde partij 2]
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in haar vordering, nu er – gelet op de redactie van de tenlastelegging – geen rechtstreeks verband bestaat tussen de ontstane schade en het bewezen verklaarde feit. In de tenlastelegging is immers niet opgenomen dat er geweld jegens [naam benadeelde partij 2] is gebruikt.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn een twee geldbedragen (nrs. 1 en 5), twee gsm’s (nrs. 2 en 3) en een Rolex horloge (nr. 4) inbeslaggenomen.
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen rode Nokia gsm (nr. 2) verbeurd te verklaren, een geld bedrag van € 7.850,- terug te geven aan [naam benadeelde partij 1] en de overige voorwerpen terug te geven aan de verdachte.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verklaart verbeurd de inbeslaggenomen rode Nokia gsm (nr. 2), nu dit een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde misdrijf is gepleegd.
De rechtbank gelast de
teruggave aan [naam benadeelde partij 1], [adres] (België),
van een geldbedrag van in totaal € 7.850,-(nrs. 1 en 5).
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het resterende geldbedrag van € 695,- (nr. 5), de zwarte Nokia gsm (nr. 3) en het Rolex horloge (nr. 4), nu het strafvorderlijk belang zich daar niet langer tegen verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van een jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
  • bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk is;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij 1]
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vervalt en omgekeerd;
Beslag
  • verklaart verbeurd de rode Nokia GSM (nr. 2);
  • gelast de
  • gelast de teruggave aan verdachte van het resterende geldbedrag van € 695,- (nr. 5), de zwarte Nokia GSM (nr. 3) en het Rolex horloge (nr. 4).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 september 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 juni 2014 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas en/of enveloppe, inhoudende een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan J.J.[naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde tas en/of enveloppe, inhoudende een hoeveelheid geld, met kracht uit de hand(en) van voornoemde [naam benadeelde partij 1] heeft getrokken, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, de Parallelweg;
2.
hij op of omstreeks 04 juni 2014 in de gemeente Maastricht, als degene die bij een verkeersongeval op het kruispunt gevormd door de Duitse Poort, de Sphinxlunet en de Baron van Hövellstraat was betrokken, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan [naam benadeelde partij 3] en/of aan een personenauto toebehorende aan voornoemde [naam benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, letsel en/of schade was toegebracht.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700332-14
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 30 september 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de zitting aanwezig. Ter terechtzitting van 16 september 2014 heeft hij afstand gedaan van zijn recht in persoon bij de uitspraak aanwezig te zijn.
De rechter spreekt het vonnis uit.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. D. Moszkowicz, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, District Zuid-West, Afdeling recherche, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 247 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van J.J.[naam benadeelde partij 1], pagina’s 147-148-149.
3.Het proces-verbaal verhoor aangeefster [naam benadeelde partij 2], pagina’s 155-156.
4.Het proces-verbaal verhoor aangeefster [naam benadeelde partij 2], pagina 157.
5.Het proces-verbaal verhoor getuige [naam getuige 1], pagina’s 183-184.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 92-93.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 96.
8.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek gsm Nokia rood van verdachte [naam verdachte], pagina’s 130-131.
9.HR 4 oktober 2011, NJ 2012/235 m.nt. N. Keijzer.