ECLI:NL:RBLIM:2014:8375

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
3363434 CV EXPL 14-9277
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over wedertewerkstelling en loonbetaling

Op 29 september 2014 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres], vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.J. van Schagen, vorderde een voorlopige voorziening die [gedaagde] zou verplichten tot wedertewerkstelling en betaling van loon vanaf januari 2014, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, alsook het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties. [Gedaagde], vertegenwoordigd door mr. R.W.A. Cornelissen, voerde verweer tegen deze vorderingen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar het spoedeisend belang van [eiseres]. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2014 heeft [eiseres] verklaard dat zij sinds januari 2014 een volledige bijstandsuitkering ontvangt, wat betekent dat zij niet in financiële problemen verkeert. De kantonrechter concludeerde dat er geen acute of ernstige situatie was die het noodzakelijk maakte om de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Bovendien werd opgemerkt dat [eiseres] ook onvoldoende spoedeisend belang had bij de gevraagde wedertewerkstelling, gezien haar huidige arbeidsongeschiktheid.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden zijn begroot op € 600,00 voor het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: 3363434 CV EXPL 14-9277
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 29 september 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonend aan de [adres],
[woonplaats 1],
eisende partij,
gemachtigde mr. S.J. van Schagen,
tegen
[gedaagde],handelend onder de namen
[naam 1]en
[naam 2],
wonend te [woonplaats 2] en kantoorhoudend te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.W.A. Cornelissen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 25 september 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De vordering van [eiseres] tot het treffen van een voorlopige voorziening strekt ertoe dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot wedertewerkstelling van [eiseres] op straffe van een dwangsom, betaling van loon vanaf januari 2014 vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen. Het antwoord op deze vraag luidt naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] gesteld dat waar voorheen haar inkomen uit arbeid bij [gedaagde] door de gemeente werd aangevuld met een bijstandsuitkering tot de voor haar geldende bijstandsnorm, zij vanaf januari 2014 een volledige bijstandsuitkering ontvangt. Daaruit volgt dat [eiseres] niet van inkomsten verstoken is (geweest) en evenmin sprake is van terugval in het inkomen. De inkomsten die [eiseres] momenteel geniet uit de volledige bijstandsuitkering zijn immers gelijk aan de inkomsten die zij voorheen uit arbeid en aanvullende bijstand genoot. Gesteld noch anderszins is gebleken dat de gemeente zal gaan korten op haar bijstandsuitkering. Nu ter zitting geen andere omstandigheden zijn aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat de gestelde omstandigheden niet van dien aard zijn, dat op dit moment sprake is van een situatie, die zodanig acuut of ernstig is dat van [eiseres] niet gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
3.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] in verband met haar huidige arbeidsongeschiktheid ook onvoldoende spoedeisend belang bij de gevraagde wedertewerkstelling.
3.4.
Gelet op het voorgaande kan niet ingezien worden waarom niet van [eiseres] gevergd kan worden dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht, zodat er geen sprake is van een spoedeisend belang. De vorderingen van [eiseres] zullen dan ook worden afgewezen.
3.5.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 600,00 salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ