ECLI:NL:RBLIM:2014:8365

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
03/850154-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en poging tot zwaar lichamelijk letsel door onduidelijkheden in bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 september 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 april 2011, waarbij de verdachte met een betonpomp van 48 ton met een snelheid van 40 à 50 kilometer per uur het terrein van een tankstation opreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat er te veel onduidelijkheden waren over de toedracht van het incident, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie gehoord, die stelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen kon worden. De verdediging heeft echter aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de betrokkenen en getuigen niet voldoende duidelijkheid boden over de exacte gang van zaken op het moment van het incident.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen sporenonderzoek is verricht en dat camerabeelden niet konden worden bekeken vanwege een beveiligingsprobleem. Hierdoor was het niet mogelijk om de positie van de verdachte en het slachtoffer ten opzichte van elkaar vast te stellen. Gezien het ontbreken van cruciale informatie heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. De rechtbank vond deze vrijspraak juridisch juist, maar ook onbevredigend, gezien de gevaarlijke situatie die door het rijgedrag van de verdachte was veroorzaakt. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/850154-11
Datum uitspraak : 29 september 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman is mr. J.J. van 't Hoff, advocaat te Tilburg.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 15 september 2014. De rechtbank heeft ter zitting gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 april 2011 heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een vrachtauto op [slachtoffer] in te rijden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, aangezien verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer]. Wel acht hij het subsidiair tenlastegelegde bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte, door met hoge snelheid in een door hem bestuurde rijdende vrachtauto (betonpomp) het terrein van het tankstation op te rijden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij iemand zou raken en zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer].
3.3
Het oordeel van de rechtbankOp 8 april 2011 deed aangever [slachtoffer] aangifte van een strafbaar feit. Eerder die dag had zich een incident voorgedaan op het terrein van het tankstation langs de autosnelweg A2 te Meerssen. [slachtoffer] verklaarde dat hij daar zijn auto parkeerde op de parkeerstrook. Hij stapte uit en liep over de rijstrook in de richting van de winkel van het tankstation. Halverwege de rijstrook riep zijn schoonvader, die als bijrijder in de auto zat, dat hij moest uitkijken. [slachtoffer] schrok en zag een grote gele vrachtwagen naderen. Hij viel achterover en de vrachtwagen reed rakelings voorbij. De schoonvader van [slachtoffer], de heer [getuige 1], heeft deze gang van zaken bevestigd.
De getuigen [getuige 2] en [getuige 3], beiden werkzaam in de winkel van het tankstation, hebben verklaard dat zij zagen dat een vrachtwagen met hoge snelheid het terrein van het tankstation opreed. [getuige 2] heeft verder verklaard dat de vrachtwagen in de richting van de eerste rijstrook reed. Deze eerste rijstrook ligt naast de parkeerstrook. Tegelijkertijd stak een man de eerste rijstrook over. De man is vervolgens net op tijd achteruit gesprongen.
Verdachte heeft verklaard dat hij met een rijdende betonpomp van 48 ton het terrein van het tankstation opreed. Hij reed tussen de 40 à 50 kilometer per uur. Verdachte zag achter het elektriciteitshuisje dat aan het begin van de parkeerstrook stond een man naast zijn auto staan. De man keek naar verdachte en stapte vervolgens naar voren de rijbaan op. Verdachte week uit naar links. Hij heeft in eerste instantie voluit geremd, daarna heeft hij de wagen laten uitremmen. Ter hoogte van de benzinepomp kwam de wagen tot stilstand.
Verdachte ontkent dat hij met zijn vrachtauto aangever [slachtoffer] van het leven wilde beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen.
Op basis van bovenstaande verklaringen kan worden vastgesteld dat verdachte met een snelheid van 40 à 50 kilometer per uur het terrein van het tankstation is opgereden. Terwijl verdachte over de rijstrook van het tankstation reed, is [slachtoffer] op enig moment deze rijstrook overgestoken. Hij kwam daardoor voor de rijdende betonpomp terecht. Een aanrijding kon ternauwernood voorkomen worden.
Dit feitencomplex is aan verdachte ten laste gelegd als een poging tot doodslag dan wel een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Bij de beoordeling van de strafzaak is de rechtbank strikt gebonden aan de tekst van de tenlastelegging, zoals deze door de officier van justitie is opgesteld. De rechtbank dient dan ook vast te stellen of verdachte opzet had op de dood van dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Om dit te kunnen beoordelen, is het van belang de precieze gang van zaken op 8 april 2011 te weten. Zo is van belang om te weten op welke plek [slachtoffer] de rijstrook is overgestoken en waar hij zich op de rijstrook bevond op het moment dat verdachte met zijn voertuig kwam aanrijden. De verklaringen van [slachtoffer] en van verdachte lopen op deze punten uiteen. De getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] zijn hier niet specifiek naar gevraagd, zodat ook hun verklaringen hieromtrent geen duidelijkheid kunnen verschaffen.
Wellicht hadden de camerabeelden van het tankstation uitsluitsel kunnen geven over deze punten. Deze beelden werden daarom op verzoek van de rechtbank aan het dossier toegevoegd. De aan het dossier toegevoegde beelden vastgelegd op een DVD konden echter niet bekeken worden, aangezien de DVD beveiligd was met een wachtwoord en het wachtwoord bij de politie niet meer achterhaald kon worden.
De rechtbank kan dan ook niet eenduidig vaststellen wat de positie was van verdachte en [slachtoffer] ten opzichte van elkaar ten tijde van het incident.
Er heeft ter plaatse geen sporenonderzoek plaatsgevonden naar eventuele remsporen op het wegdek. Een en ander had verwerkt kunnen worden in een rapport van de afdeling Forensische Opsporing, VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) van de regiopolitie, zoals doorgaans wordt opgemaakt bij strafzaken in het kader van de Wegenverkeerswet.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het dossier, dat al op 15 september 2011 bij het openbaar ministerie is ontvangen, onvoldoende kritisch is bekeken, waardoor nader onderzoek is uitgebleven.
De strafzaak tegen verdachte werd pas op 14 april 2014 voor het eerst op zitting aangebracht. Het aanvullend horen van getuigen acht de rechtbank, meer dan 3 jaar na dato, weinig zinvol meer. Ook het alsnog uitvoeren van een sporenonderzoek zal naar verwachting niets meer opleveren. De rechtbank zal het dan ook moeten doen met de huidige stand van zaken alsmede het dossier én de tenlastelegging zoals die thans voorliggen.
Gelet op het ontbreken van informatie omtrent voor de beoordeling wezenlijke details kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Voor de rechtbank is deze vrijspraak, hoewel juridisch juist, een onbevredigende uitkomst. Immers, vast staat wel dat verdachte met een 48 ton wegende betonpomp met een snelheid van 40 à 50 kilometer per uur het terrein van het tankstation is opgereden. Verdachte wist dat hij met een dergelijke snelheid een remweg van ongeveer 50 meter had. Hiermee heeft verdachte zondermeer gevaar op de weg veroorzaakt. Zijn rijgedrag mag daarmee - op zijn minst – als hoogst onvoorzichtig worden gekwalificeerd. Het had dan ook voor de hand gelegen om aan verdachte (ook) artikel 5 van de Wegenverkeerswet ten laste te leggen. Dit is echter niet gebeurd.

4.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd en vordert een schadevergoeding voor de door hem geleden schade. Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

5.Het beslag

Tijdens het onderzoek werd een CD-rom in beslag genomen. De rechtbank zal gelasten dat deze wordt teruggegeven aan de politie.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk;
  • Veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 CD-rom, TDK cd-r80 (goednummer 1937679), aan de politie.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 september 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 april 2011 in de gemeente Meerssen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto (een zogenaamde rijdende betonpomp van meer dan 50 ton) met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, in elk geval met een (behoorlijk) hoge snelheid, op een terrein van een tankstation is ingereden op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 8 april 2011 in de gemeente Meerssen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto (een zogenaamde rijdende betonpomp van meer dan 50 ton) met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur, in elk geval met een (behoorlijk) hoge snelheid, op een terrein van een tankstation is ingereden op die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.