ECLI:NL:RBLIM:2014:8325

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
C/03/196295 / KG ZA 14-524
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor verkoop van woning in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 26 september 2014, hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Rubberg, een kort geding aangespannen tegen Obvion N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Lynen. De eisers zijn eigenaren van een woning waarop een hypotheek rust van Obvion, en zij hebben de woning te koop gezet met bemiddeling van makelaar M. Renders. De woning is verkocht aan een derde partij, maar de verkoop is afhankelijk van toestemming van Obvion, die deze toestemming heeft geweigerd. De eisers vorderden vervangende toestemming van de voorzieningenrechter om de woning te verkopen aan de koper, maar trokken hun vordering in tijdens de mondelinge behandeling na kennisname van het verweer van Obvion. Obvion heeft vervolgens verzocht om een veroordeling in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers, door hun vordering in te trekken, Obvion zonder goede grond in rechte hebben betrokken en nodeloos kosten hebben veroorzaakt. De proceskosten zijn begroot op € 1.424,00, en de eisers zijn veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.P. van Unen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/196295 / KG ZA 14-524
Vonnis in kort geding van 26 september 2014
in de zaak van

1.[eiser]

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M.J. Rubberg te Echt,
tegen
de naamloze vennootschap
OBVION N.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. B. Lynen te Kerkrade.
Partijen zullen hierna (samen in mannelijk enkelvoud) [eisende partij] en Obvion genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 september 2014, met producties
  • de door Obvion ingezonden producties
  • de mondelinge behandeling op 25 september 2014
  • de pleitnota van Obvion.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is eigenaar van de woning aan de [adres] (verder: “de woning”). Op de woning rust een hypotheek van Obvion, waarvan de restant-schuld circa
€ 285.000 bedraagt.
2.2.
De woning van [eisende partij] heeft te koop gestaan, met bemiddeling van de makelaar
M. Renders (verder: “de makelaar”). De woning is met die bemiddeling bij overeenkomst van 29 augustus 2014 - ondertekend door de contractspartijen op 1 september 2014 - voor
€ 170.000,00 aan de heer [koper woning] (verder: “[koper woning]”) verkocht. De levering heeft nog niet plaatsgevonden.
2.3.
De koopovereenkomst tussen [eisende partij] en [koper woning] geeft in artikel 16.1 sub d als ontbindende voorwaarde:
“Als de betrokken bank van verkoper naar aanleiding van deze overeenkomst geen toestemming verleent om te verkopen. Toestemming van de bank is in dit geval noodzakelijk.
2.4.
Obvion heeft bij e-mailbericht van 3 september 2014 de makelaar bericht dat zij geen toestemming verleent tot de verkoop van de woning aan [koper woning] tegen bovengenoemde prijs. Obvion heeft de makelaar daarbij medegedeeld dat zij erop vertrouwt dat hij het verkooptraject tegen het hoogste bod voortzet.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vorderde, kort gezegd, vervangende toestemming van de voorzieningenrechter voor de verkoop van de woning aan [koper woning]. Na schorsing en hervatting van de mondelinge behandeling heeft [eisende partij] de vordering ingetrokken.
3.2.
Obvion heeft vonnis gevraagd ter zake de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn enkel nog verdeeld over de vraag voor wiens rekening de proceskosten van Obvion dienen te komen.
4.2.
De eiser die zijn vordering in kort geding intrekt na kennisname ter zitting van het verweer van de gedaagde en een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, moet met een in het ongelijk gestelde partij gelijk worden gesteld. Uit de intrekking volgt dat [eisende partij] Obvion zonder goede grond in rechte heeft betrokken en nodeloos kosten voor haar heeft veroorzaakt. [eisende partij] behoort daarom in de proceskosten van Obvion te worden veroordeeld. Deze worden begroot op:
- griffierecht € 608,00,
- salaris advocaat €
816,00,
totaal € 1.424,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Obvion tot op heden begroot op € 1.424,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2014.
CM