ECLI:NL:RBLIM:2014:8299

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
C/03/194118 / KG ZA 14/404
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot verbod op verdere nakoming koopovereenkomst Maankwartier door Stichting tot Behoud van de Monumenten Laurentius en Petronella

Op 26 september 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting tot Behoud van de Monumenten Laurentius en Petronella (hierna: Petronella) en de gemeente Heerlen en Maankwartier Heerlen BV (hierna: Maankwartier). Petronella vorderde een verbod op verdere nakoming van een koopovereenkomst die de gemeente met Maankwartier had gesloten voor de aankoop van een kantoorpand in het Maankwartier. Petronella stelde dat de koopovereenkomst een ongeoorloofde staatssteun vormde en dat de gemeente deze overeenkomst niet had mogen sluiten zonder deze aan de Europese Commissie te melden.

De rechtbank oordeelde dat Petronella onvoldoende had aangetoond dat de koopovereenkomst kwalificeerde als een steunmaatregel die aan de meldingsplicht onder artikel 108, lid 3 VWEU voldeed. De voorzieningenrechter concludeerde dat Petronella niet had aangetoond dat de gemeente een onredelijk hoge koopprijs met Maankwartier was overeengekomen, en dat de voorwaarden voor staatssteun niet waren vervuld. De rechtbank wees de vordering van Petronella af en veroordeelde haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseressen in kort geding om voldoende bewijs te leveren voor hun claims, vooral in zaken die betrekking hebben op staatssteun en de bijbehorende meldingsplicht. De rechtbank stelde vast dat de gevorderde voorziening niet kon worden toegewezen, omdat er geen redelijke mate van zekerheid bestond dat Petronella in een eventuele bodemprocedure zou slagen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/194118 / KG ZA 14/404
Vonnis in kort geding van 26 september 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING TOT BEHOUD VAN DE MONUMENTEN LAURENTIUS EN PETRONELLA,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde mr. C.F.J.M. Nelemans
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
gemachtigde mr. H.C. Lejeune,
en
2) de besloten vennootschap
MAANKWARTIER HEERLEN BV,
statutair gevestigd te Beek,
gemachtigden mrs. A. ter Mors en M. Fokkema.
Partijen zullen hierna Petronella, de gemeente en Maankwartier genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Na verzocht en verleend uitstel heeft Petronella bij exploot van dagvaarding van 18 augustus 2014 de gemeente en Maankwartier in kort geding gedagvaard voor de zitting van donderdag 4 september 2014 te 9:30 uur.
1.2.
Van de zijde van Petronella zijn op 27 augustus 2014 23 producties ingebracht. Op
2 september 2014 heeft Petronella nog vier additionele producties ingebracht onder gelijktijdige vermeerdering van eis.
1.3.
Van de zijde van Maankwartier waren op 30 juli 2014 (voor de verlening van het uitstel) reeds zes producties ingekomen.
1.4.
De gemeente heeft op 3 september 2014 vier producties ingebracht.
1.5.
Ter zitting is namens Petronella verschenen de heer [naam bestuurder], bestuurder, bij gestaan door mr. Nelemans voornoemd. Namens de gemeente zijn verschenen mr. Lejeune voornoemd en mr. J.B.C. Tummers. Namens Maankwartier zijn verschenen mr. Ter Mors voornoemd en mr. M. Fokkema. De gemachtigden van alle partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnota, waarvan een kopie aan het dossier is toegevoegd.
Van het verhandelde ter zitting is door de griffier schriftelijk aantekening gehouden
1.6.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Petronella houdt zich blijkens het uittreksel Kamer van Koophandel bezig met “het verkrijgen, vervreemden, beheren, exploiteren, financieren, restaureren en in stand houden van registergoederen”. Zij is (onder meer) eigenaresse van een kantoorpand met een verhuurbare vloeroppervlakte van 6.000 vierkante meter aan de [adres] te [vestigingsplaats], waarvan thans 3.300 vierkante meter vloeroppervlakte leeg staat (of dit deel ook te huur aangeboden staat, is - door de gemotiveerde betwisting daarvan door Maankwartier - in dit kort geding niet vast komen te staan).
2.2.
Maankwartier houdt zich blijkens het uittreksel Kamer van Koophandel bezig met het “(doen) beheren, (doen) financieren, (doen) ontwerpen, (doen) bouwen van onroerend goed, inclusief projectontwikkeling, (doen) onderhouden van onroerend goed, (doen) ontwikkelen en (doen) uitvoeren van vastgoedprojecten, zowel voor de woning als de utiliteitsbouw, verlenen van bemiddeling bij het ontwikkelen en uitvoering van vastgoedprojecten, (doen) kopen en/of (doen) verkopen van onroerend goed.”
2.3.
De gemeente heeft op of omstreeks 30 januari 2014 een koopovereenkomst met Maankwartier gesloten ter zake van een nog te vestigen appartementsrecht op het uitsluitend gebruik van 5.766 vierkante meter bruto vloeroppervlakte aan kantoorruimte, gelegen in een deel van het door Maankwartier in het centrum van Heerlen te bouwen complex “Maankwartier”, waarvan de bouw reeds deels is gerealiseerd. De koopprijs bedraagt
€ 10.900.00,00 exclusief btw. Directe aanleiding voor die koop was het eindigen van de huurovereenkomst ter zake van het huidige stadskantoor.
Aan de koop had de gemeente als opschortende voorwaarde verbonden dat de gemeente een deel van de vloeroppervlakte zou gaan verhuren aan het UWV. Het sluiten van die huurovereenkomst is enkele malen uitgesteld, doch uit de door de gemeente ter zitting ingenomen en door de andere partijen niet weersproken stelling dat diverse onderdelen van de gemeentelijke organisatie zich zo spoedig mogelijk tezamen met UWV in het kantoor zullen vestigen, dient te worden afgeleid dat aan genoemde voorwaarde inmiddels is voldaan en dat de koopovereenkomst definitief gesloten is.
2.4.
Voorafgaande aan het sluiten van de koopovereenkomst heeft de gemeente een taxatierapport laten opstellen door twee gediplomeerde en erkende taxateurs van Boek & Offermans Taxaties B.V. te Heerlen. De gemeente heeft naar aanleiding van een verzoek daartoe door Petronella met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij besluit van 27 augustus 2014 besloten de door Petronella gevraagde informatie (een kopie van het taxatierapport) aan haar te verschaffen. De verstrekking daarvan heeft zij, zo vermeldt het besluit, evenwel aangehouden in verband met een eventueel bezwaar daartegen van (andere) belanghebbenden, een en ander conform de Wob. Maankwartier heeft ter zitting te kennen gegeven inderdaad bezwaar te hebben gemaakt tegen openbaarmaking van het rapport, reden waarom de openbaarmakingsprocedure thans nog loopt.
2.5.
Op dinsdag 2 september 2014 heeft Petronella bij de Europese Commissie melding gemaakt van (ongeoorloofde) staatssteun als bedoeld in artikel 107 lid 1 VWEU.

3.De vordering

3.1.
Petronella vordert bij exploot - kort gezegd - bij wege van onmiddellijke voorziening bij voorraad een verbod op verdere nakoming van de koopovereenkomst op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of dagdeel dat dit verbod niet wordt nagekomen. De vermeerdering van haar eis bestaat uit de veroordeling van Maankwartier om al hetgeen zij in het kader van de uitvoering van de koopovereenkomst van de gemeente aan (deel)betalingen reeds heeft ontvangen aan de gemeente terug te betalen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100.000,00 per dag of dagdeel dat die veroordeling niet wordt nagekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Nu vaststaat dat Petronella beschikt over ongeveer 3.300 vierkante meter leegstaande kantoorvloeroppervlakte in de gemeente Heerlen, waarvan zij stelt dat dit te huur staat aangeboden via de gebruikelijke kanalen, wordt daarmee het gestelde spoedeisende belang voldoende aannemelijk geacht. Hoewel Petronella dit niet expliciet zo stelt, is in de procedure duidelijk geworden dat haar belang gelegen is in de verhuur van genoemde leegstaande kantoorvloeroppervlakte die zij naar haar zeggen aan het UWV te huur heeft aangeboden voor een lagere huurprijs dan die de gemeente vraagt. Dat het Europese Hof van Justitie - in geval dat de Commissie naar aanleiding van de melding van Petronella tot onderzoek overgaat en voor laatstgenoemde ongunstig zou beslissen en Petronella vervolgens tegen die beslissing beroep zou instellen - wellicht tot het oordeel zou kunnen komen dat Petronella niet rechtstreeks en individueel (artikel 263 VWEU) geraakt is door een beschikking ter zake van de Commissie, zoals Maankwartier ter zitting heeft betoogd, acht de voorzieningenrechter in het kader van het spoedeisend belang in dit kort geding niet doorslaggevend.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een eventueel aanhangig te maken bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen (waarbij in dit geval in het oog gehouden dient te worden dat die bodemrechter op zijn beurt een inschatting zal dienen te maken over hoe de Commissie zou oordelen). Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren gebracht is en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voornoemde redelijke mate van zekerheid over een voor Petronella positieve uitkomst in een bodemprocedure niet aanwezig.
Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.4.
Artikel 107, lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat steunmaatregelen van de lidstaten of in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen, behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar zijn, voor zover zij het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Op de naleving van artikel 107 VWEU wordt toegezien door de Europese Commissie, aan wie (behoudens rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de EU) het exclusieve oordeel over de vraag of een steunmaatregel in strijd is met het Verdrag, is voorbehouden. Het toezicht is geregeld in artikel 108 VWEU. Artikel 108, lid 3 VWEU legt op de lidstaten – kort samengevat – de verplichting om voorgenomen steunmaatregelen voor de uitvoering daarvan aan de Commissie te melden. Tijdens het daarop volgende onderzoek van de Commissie mag de lidstaat in kwestie de voorgenomen maatregel niet ten uitvoerleggen. Deze standstill-verplichting geldt alleen als de voorgenomen maatregel moet worden gekwalificeerd als een steunmaatregel die op grond van artikel 108, lid 3 is of had moeten worden aangemeld bij de Commissie. Artikel 108, lid 3 VWEU verplicht slechts tot melding van maatregelen die aan elk van de in artikel 107, lid 1 VWEU bedoelde voorwaarden voldoen (HvJ 15 juli 2004, LJN: AT5723 rov. 32 (Pearle) en HR 7 oktober 2005, LJN: AT6370 rov. 3.4.1.). De nationale rechter kan (en moet) op grond van de rechtstreekse werking van artikel 108, lid 3 VWEU de uitvoering van steunmaatregelen die zijn of hadden moeten worden gemeld aan de Commissie, maar waarvan de standstill-verplichting niet in acht wordt genomen, stilleggen.
4.5.
Hieruit volgt dat de plicht een voorgenomen steunmaatregel op de voet van artikel 108, lid 3 VWEU bij de Commissie te melden alleen geldt voor maatregelen die aan elk van de in artikel 107, lid 1 VWEU genoemde voorwaarden voldoen. Alleen in dat geval kan worden gezegd dat sprake is van een ‘steunmaatregel’ in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU. Het voorgaande betekent dat in een kort geding als het onderhavige Petronella niet alleen aannemelijk moet maken dat sprake is van (a) een overheidsmaatregel, maar ook dat die (b) Maankwartier begunstigt, dat (c) die overheidsmaatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt en (d) de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen.
4.6.
Dat een transactie als de onderhavige koopovereenkomst kwalificeert als een overheidsmaatregel (voorwaarde a) is niet betwist en staat voldoende vast.
Ten aanzien van de voorwaarden b, c en d heeft Petronella echter veel te weinig gesteld laat staan met stukken onderbouwd. Over voorwaarden c en d heeft zij zich zelfs in het geheel niet - in ieder geval niet concreet - uitgelaten, terwijl vanuit de zijde van Maankwartier gemotiveerd is betwist dat die voorwaarden aan de orde zijn.
4.7.
Petronella heeft zich feitelijk uitsluitend gefocust op voorwaarde b, met de stelling dat de gemeente een veel te hoge (hoger dan marktconform) koopprijs met Maankwartier is overeengekomen. Die stelling heeft zij trachten te concretiseren door te verwijzen naar een aantal in haar ogen vergelijkbare en te koop staande kantoorgebouwen met lagere vraagprijzen (omgerekend per vierkante meter).
Ter zitting is zowel door de gemeente maar met name door Maankwartier uitvoerig gemotiveerd waarom de door Petronella genoemde kantoorgebouwen qua bereikbaarheid, kwaliteit en omvang niet vergelijkbaar zijn met het door de gemeente gekochte deel van het Maankwartier. Dat verweer heeft Petronella ter zitting niet afdoende kunnen weerleggen (en zelfs deels bevestigd). Daarmee is de stelling dat sprake is van begunstiging onvoldoende onderbouwd gebleven, ook nu Petronella heeft nagelaten zelf een taxatierapport in het geding te brengen om haar stelling te concretiseren.
4.8.
De gevorderde voorziening zal, gelet op bovenstaande overwegingen worden afgewezen.
4.9.
Petronella zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de gemeente begroot op € 1.424,00 (€ 816,00 aan salaris advocaat en € 608,00 aan griffierecht), en aan de zijde van Maankwartier evenzo.
4.10.
De door beide gedaagden gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de gevorderde voorzienig(en) af,
5.2.
veroordeelt Petronella tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot aan de datum van dit vonnis begroot op € 1.424,00 en aan de zijde van Maankwartier tot aan de datum van dit vonnis begroot op eveneens € 1.424,00,
5.3.
veroordeelt Petronella in de na dit vonnis ontstane kosten, zowel aan de zijde van de gemeente als aan de zijde van Maankwartier begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Petronella niet binnen twee weken na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
type: RK