ECLI:NL:RBLIM:2014:8187

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
C/03/186770 / HA ZA 14-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op dwaling en schending zorgplicht bank bij vestigen derdenpand door ouders ten behoeve van schuld zoon aan de bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 24 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Aachener Bank en de gedaagden, ouders van een zoon die een financieringsrelatie had met de bank. De Aachener Bank vorderde veroordeling van de gedaagden om medewerking te verlenen aan de uitwinning van een pandrecht dat was gevestigd op een spaarrekening ten behoeve van de schuld van hun zoon. De gedaagden voerden aan dat zij slechts borg hadden willen staan voor een specifieke lening en dat zij niet op de hoogte waren van de risico's die verbonden waren aan de borgstelling en verpanding. De rechtbank oordeelde dat de pandakte duidelijk was en dat de gedaagden voldoende informatie hadden moeten inwinnen over de gevolgen van hun handelingen. De rechtbank concludeerde dat het Duitse recht van toepassing was op de onderhavige rechtsverhouding en dat de gedaagden niet konden aantonen dat er sprake was van dwaling of schending van de zorgplicht door de bank. De vordering van de Aachener Bank werd toegewezen, en de gedaagden werden veroordeeld tot het afgeven van het Sparkassenbuch en het opzeggen van de spaarrekening, met een dwangsom voor elke dag dat zij hieraan niet voldeden. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/186770 / HA ZA 14-14
Vonnis van 24 september 2014
in de zaak van
rechtspersoon naar Duits recht
AACHENER BANK EG,
gevestigd te Aken (Duitsland),
eiseres,
advocaat mr. P.M. Scholtes,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te Brunssum,
gedaagden,
advocaat mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen.
Partijen zullen hierna Aachener Bank (ook wel: de bank) en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is gelast
  • het proces-verbaal van comparitie d.d. 25 april 2014
  • de akte na comparitie zijdens Aachener Bank
  • de antwoordakte zijdens [gedaagden]
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Aachener Bank is in 2003 een financieringsrelatie aangegaan met de zoon van gedaagden, [naam zoon gedaagden] en zijn echtgenote [naam echtgenote van zoon gedaagden], hierna gezamenlijk aan te duiden als [zoon en echtgenote].
2.2.
[gedaagden] hebben een (in de Duitse taal opgestelde) akte, gedateerd 27 januari 2004, getekend, betreffende een “Bürgschaft voor Einzelforderungen”. In deze akte staat onder meer en voor zover van belang:
“(…)
De Bürge übernimmt gegenüber der Bank folgende Bürgschaft:
1. Vereinbarung des Sicherungsumfangs
Die Bürgschaft dient zur Sicherung aller bestehenden, künftigen und bedingten Forderungen der Bank (…) gegen
HauptschuldnerHerrn und Frau [naam zoon gedaagden] und [naam echtgenote van zoon gedaagden] (…)
aus Darlehen
vertrag vom In Höhe von
14.04.2003 125.000,00 EUR
14.04.2003 178.000,00 EUR
14.04.2003 65.000,00 EUR
16.01.2004 28.000,00 EUR
(…)

2.Vereinbarung der Bürgschaft

2.1.
Die Bürge übernimmt die selbstschuldnerische Bürgschaft bis zum Betrag von
EUR 100.000,00
2.2.
Die Bürgschaft ist zeitlich nicht begrenzt.
(…)”
2.3.
[gedaagden] hebben eveneens getekend een akte (ook gedateerd 27 januari 2004) met als titel “VERPFÄNDUNG von guthabenforderungen (enge Zweckerklärung)”. In deze akte staat onder meer en voor zover van belang:
“(…)
Sicherungsgeber und Bank schliessen folgenden Sicherungsvertrag:
1. Vereinbarung des SicherungsumfangsDie Verpfändung dient zur Sicherung aller bestehenden, künftigen und bedingten Forderungen der Bank (…) gegen
Hernn und Frau [naam zoon gedaagden] und [naam echtgenote van zoon gedaagden] (…)
aus Darlehen
vertrag vom In Höhe von
14.04.2003 125.000,00 EUR
14.04.2003 178.000,00 EUR
14.04.2003 65.000,00 EUR
16.01.2004 28.000,00 EUR
(…)

2.Vereinbarung der Verpfändung

2.1.
der Sicherungsgeber verpfändet der Bank seine gegenwärtige(n) und künftige(n) Guthabenforderung(en) nebst Zinsen und mit allen Rechten gegen den nachfolgend genannten Dritten, bei welchem das/die Guthaben unterhalten wird/werden:
KREISSPARKASSE HEINSBERG, D-HEINSBERG
aus Sparkonto nr. [XXXXXXXXXX 1] in Höhe eines erstrangigen Teilbetrags von EUR 35.000,00
der Sicherungsgeber beauftragt und bevollmächtigt die Bank, die Verpfändung in seinem Namen anzuzeigen.
Ergänzend gelten die nachfolgenden
Weiteren Vereinbarungenund die
Allgemeine Geschäftsbedingungender Bank (AGB). Die AGB können in den Geschäftsräumen der Bank eingesehen werden: auf Verlangen werden sie ausgehändigt.
(…)”
2.4.
Aachener Bank heeft op 9 december 2010 de aan [zoon en echtgenote] verstrekte financieringen opgezegd. Bij brief van 17 juni 2011 – overigens gestuurd naar een adres waar [gedaagden] op dat moment niet meer woonachtig waren – heeft Aachener Bank [gedaagden] aangeschreven om de tegenwaarde van de borgtocht en de tegenwaarde van het verpande spaartegoed aan haar te betalen.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Aachener Bank vordert veroordeling van [gedaagden] om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis:
primair
1. aan haar af te geven het Sparkassenbuch betrekking hebbend op de rekening [XXXXXXXXXX 1] dan wel [XXXXXXXXXX 2] althans de spaarrekening, als bedoeld in de tussen partijen opgemaakte pandakte van 16, respectievelijk 27 januari 2004, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag,
2. Aan Kreissparkasse Heinsberg schriftelijk te berichten dat de spaarrekening als sub 1 bedoeld opgezegd wordt met de jegens de Kreissparkasse Heinsberg geldende opzegtermijn, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag,
subsidiar(voor het geval [gedaagden] bewijst dat dat het Sparkassenbuch niet meer beschikbaar is):
[gedaagden] te bevelen om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis aan de Kreissparkasse Heinsberg schriftelijk te berichten dat:
1. De spaarrekening als onder primair sub 1 bedoeld opgezegd wordt met inachtneming van de geldende opzegtermijn,
2. Onherroepelijk en onvoorwaardelijk opdracht wordt gegeven om het saldo van die rekening door overboeking te betalen aan Aachener Bank,
op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag.
3.2.
Aachener Bank legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [zoon en echtgenote] een geldleningsovereenkomst heeft gesloten, ten behoeve waarvan door [gedaagden] de onder 2.2. en 2.3. genoemde zekerheden zijn verstrekt, die zij thans wil uitwinnen omdat [zoon en echtgenote] niet aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan en de door hen verstrekte zekerheden niet toereikend waren om de gehele schuld te voldoen. Bij brief van 17 juni 2011 heeft Aachener Bank [gedaagden] hiervan op de hoogte gebracht. Nu [gedaagden] geen gevolg hebben gegeven aan het verzoek om het verpande spaartegoed vrijwillig aan Aachener Bank over te dragen, wenst Aachener Bank zich hierop te verhalen. Daarvoor dient zij de beschikking hebben over het “Sparkassenbuch” en moeten [gedaagden] meewerken aan het opzeggen van deze rekening. Nu [gedaagden] hiertoe buiten rechte niet te bewegen zijn, vordert Aachener Bank veroordeling van [gedaagden] om deze medewerking, op straffe van een dwangsom, te verlenen.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer. Zij voeren aan dat [zoon en echtgenote] op 14 april 2003 drie leningen hadden verkregen van Aachener Bank, waarvoor zij ook zekerheden hadden verstrekt. Omdat [zoon en echtgenote] behoefte hadden aan een aanvullende financiering van € 28.000,00, verlangde Aachener Bank extra zekerheden. [gedaagden] stellen dat zij alleen borg wilden staan voor die lening van € 28.000,00 en ook alleen voor die lening het pandrecht hebben gevestigd op hun spaarrekening. Volgens [gedaagden] is de lening van € 28.000,00 in 2009 volledig afgelost en waren zij vanaf dat moment uit hun verplichtingen jegens Aachener Bank ontslagen.
3.4.
Met een beroep op dwaling hebben [gedaagden] de vernietiging ingeroepen van de overeenkomsten van borg en verpanding. Zij stellen dat zij nooit zekerheid hebben willen stellen voor de eerder door [zoon en echtgenote] aangegane leningen en dat zij derhalve een onjuiste voorstelling van zaken hadden. Zij stellen dat Aachener Bank aan hen had dienen duidelijk te maken dat de borgstelling en verpanding (die verzocht werden op het moment dat [zoon en echtgenote] behoefte hadden aan een nadere financiering van € 28.000,00) ook zouden dienen als zekerheid voor de reeds eerdere verstrekte financiering. Zij stellen dat zij nooit persoonlijk contact hebben gehad met Aachener Bank.
3.5.
[gedaagden] stellen voorts dat Aachener Bank is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht jegens hen, omdat zij hen had moeten informeren over de risico’s van borgtocht en verpanding. Nu de bank dit niet heeft gedaan en er zelfs helemaal geen persoonlijk contact is geweest voor of bij het aangaan van de overeenkomsten tot borgstelling en verpanding, is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de bank zich thans op het privévermogen van [gedaagden] verhaalt, zo stellen [gedaagden]

4.De beoordeling

4.1.
Omdat [gedaagden] in Nederland wonen, is de Nederlandse rechter bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Het is de vraag welk recht op de onderhavige rechtsverhouding van toepassing is.
Aachener Bank heeft betoogd dat dit Duits recht is, nu dit recht in de Algemeine Geschäftsbedingungen (AGB) van toepassing is verklaard. [gedaagden] hebben betwist dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn.
4.3.
Voor de vraag welk recht van toepassing is op de onderhavige rechtsverhouding is van belang dat de vordering van Aachener Bank in deze procedure alleen gegrond is op de pandakte en niet op de overeenkomst van borgtocht. De vraag welk recht van toepassing is op dit pandrecht dient – in tegenstelling tot hetgeen partijen betogen – niet te worden beantwoord aan de hand van de Rome-I verordening. Die verordening betreft immers slechts verbintenissen uit overeenkomst, terwijl het pandrecht een goederenrechtelijk zekerheidsrecht is. Het toepasselijk recht dient dan ook te worden bepaald aan de hand van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek. Dit boek is weliswaar pas in werking getreden met ingang van 1 januari 2012 (dus nadat het onderhavige pandrecht is gevestigd), doch de te dezen relevante bepalingen uit dat boek wijken inhoudelijk niet af van de voordien geldende wettelijke en jurisprudentiële regels. Vragen van overgangsrecht doen zich in dit geval dan ook niet voor.
4.4.
Nu het pandrecht is gevestigd op een spaarrekening bij een Duitse Bank (dus op een vordering op naam van [gedaagden] op Sparkasse Heinsberg), die wordt beheerst door Duits recht, is ingevolge het bepaalde in artikel 10:135 eerste lid BW Duits recht van toepassing op het onderhavige geschil. Nu Duits recht hoe dan ook van toepassing is, is de vraag of tussen partijen een geldige rechtskeuze is gemaakt in de AGB, niet langer relevant.
4.5.
[gedaagden] beroepen zich op dwaling alsmede op schending van de bijzondere zorgplicht door Aachener Bank. Zij hebben deze verweren alleen naar Nederlands recht uitgewerkt. Nu Nederlands recht op de onderhavige rechtsverhouding niet van toepassing is, dient de rechtbank te beoordelen of dit verweer naar Duits recht (in het bijzonder artikel 138 van het Bürgerlich Gezetzbuch (BGB)) kans van slagen heeft. Artikel 138 BGB luidt:
“(1) Ein Rechtsgeschäft, das gegen die guten Sitten verstößt, ist nichtig.
(2) Nichtig ist insbesondere ein Rechtsgeschäft, durch das jemand unter Ausbeutung der Zwangslage, der Unerfahrenheit, des Mangels an Urteilsvermögen oder der erheblichen Willensschwäche eines anderen sich oder einem Dritten für eine Leistung Vermögensvorteile versprechen oder gewähren lässt, die in einem auffälligen Missverhältnis zu der Leistung stehen.”
Ook naar Duits recht ligt het op de weg van de degene die zich op dit artikel beroept, voldoende feiten en omstandigheden te stellen die tot het oordeel moeten leiden dat de betreffende rechtshandeling nietig is.
4.6.
Bij het toetsen aan dit artikel stelt de rechtbank voorop dat de tekst van de pandakte niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Reeds bij summiere bestudering van deze akte moet het ook voor leek op financieel gebied begrijpelijk zijn geweest dat er zekerheid werd verleend voor een totale schuld van € 396.000,00 en niet slechts voor een leningdeel van
€ 28.000,00. Indien [gedaagden] werkelijk in de veronderstelling verkeerden dat zij slechts zekerheid stelden voor laatstgenoemd bedrag, dan had de tekst van de pandakte aanleiding moeten geven om zich hierover nader bij de bank te informeren.. Eén en ander klemt temeer nu [gedaagden], naast de pandakte, op dezelfde datum een overeenkomst van borgtocht hebben getekend, waarmee zij zich tot een bedrag van € 100.000,00 borg hebben gesteld voor al hetgeen Aachener Bank te vorderen had en zou krijgen op [zoon en echtgenote]. Zonder nadere uitleg – die niet is gegeven – kan niet worden gevolgd waarom voor een bedrag van aldus in totaal € 135.000,00 zekerheid werd verschaft voor een schuld van niet hoger dan € 28.000,00. Dat er in het onderhavige geval sprake was van “Sittenwidrigkeit” als bedoeld in artikel 138 BGB is door [gedaagden] dan ook onvoldoende onderbouwd, zodat dit verweer niet kan slagen.
4.7.
Voorts kan niet worden geoordeeld dat het vestigen van een pandrecht een complexe financiële transactie is, die de bank noodzaakt om indringend te waarschuwen voor de daaraan verbonden risico’s. Deze risico’s blijken immers duidelijk uit de pandakte zelf: Indien [zoon en echtgenote] hun schuld van in totaal € 396.000,00 niet aan de bank konden voldoen, kon de bank zich ter voldoening van deze schuld verhalen op het spaartegoed van [gedaagden], aangehouden bij de Sparkasse Heinsberg tot een totaalbedrag van € 35.000,00. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om te stellen welke informatie Aachener Bank, te invulling van de op haar rustende bijzondere zorgplicht, nog meer had dienen te verstrekken. Nu zij dit hebben nagelaten gaat dit beroep niet op.
4.8.
Nu er voor het overige geen verweren zijn gevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, wordt ervan uitgegaan dat middels de pandakte een geldig pandrecht naar Duits recht is gevestigd. Aachener Bank heeft onbetwist gesteld dat “de Sicherungsfall” is ingetreden en dat zij daarom haar zekerheden mag uitwinnen. Aachener Bank heeft ook onbetwist gesteld dat naar Duits recht – evenals overigens het geval is naar Nederlands recht – de pandgever de effectuering van het pandrecht niet mag belemmeren, en dat [gedaagden] daarom hun noodzakelijke medewerking moeten verlenen aan het innen van het spaartegoed bij Sparkasse Heinsberg door overhandiging van het Sparkassenbuch en opzegging van de spaarrekening. De vordering van Aachener Bank, die ziet op het verlenen van deze noodzakelijke medewerking, wordt derhalve toegewezen. Over de termijn voor voldoening en over de gevorderde dwangsommen zal worden beslist als hierna vermeld.
4.9.
[gedaagden] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld worden in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van de Aachener Bank worden als volgt begroot:
dagvaarding: € 92,82
griffierecht: € 608,00
salaris advocaat:
€ 1.130,00(2 ½ x € 452,00)
Totaal: € 1.830,82

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na uitspraak van dit vonnis aan Aachener Bank af te geven het Sparkassenbuch betrekking hebbende op de rekening [XXXXXXXXXX 1] dan wel [XXXXXXXXXX 2], althans de spaarrekening als bedoeld in de tussen partijen opgemaakte pandakte van 16 respectievelijk 27 januari 2004,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om binnen veertien dagen na uitspraak van dit vonnis aan de Kreissparkasse Heinsberg (Postfach 1654 D 41806 Erkelenz) schriftelijk te berichten dat de spaarrekening als bedoeld onder 5.1. opgezegd wordt met inachtneming van de jegens Kreissparkasse Heinsberg geldende opzegtermijn,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] om aan Aachener Bank een, na betekening van dit vonnis te verbeuren, dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.1. en/of 5.2. uitgesproken veroordeling voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Aachener Bank tot op heden begroot op € 1.830,82,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken.