In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 19 september 2014, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. T.E.J. Devens, een kort geding aangespannen tegen ING Bank N.V., vertegenwoordigd door mr. J.M. Atema. Eiser vorderde een onmiddellijke voorziening om ING te verbieden zich op het creditsaldo van zijn bankrekening te verhalen en om dit saldo vrij te geven. De achtergrond van de zaak betreft een kredietverstrekking aan Limburg Travel B.V., een bedrijf opgericht door de echtgenote van eiser, waarvoor eiser een pandrecht had verstrekt op een bedrag van € 240.000,00 op een door hem geopende ING Bank Depositorekening. Eiser betoogde dat het saldo op de rekening niet verpand was aan ING, omdat hij de laatste pandakte niet had ondertekend.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het stellen van een volledige zekerheid in de vorm van een pandrecht een voorwaarde was voor de kredietverstrekking aan Limburg Travel B.V. Eiser's argument dat hij 'vrijwillig' het pandrecht had verleend, werd verworpen, aangezien zonder deze zekerheid de lening niet zou zijn verstrekt. De rechter oordeelde dat het saldo op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 3] tot een bedrag van € 240.000,00 bezwaard was met een pandrecht ter zekerheid van de vordering van ING op Limburg Travel. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan ING, begroot op € 1.424,00.
De uitspraak benadrukt het belang van de ondertekening van pandakten en de gevolgen van het niet ondertekenen voor de rechtsgeldigheid van een pandrecht. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.