ECLI:NL:RBLIM:2014:7968

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
03/168724-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuld aan brand in woning door vuurwerkbom; geen opzet; taakstraf van 120 uren

Op 16 september 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting in een woning door middel van een vuurwerkbom. De zaak was eerder door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen. De verdachte had op 31 december 2012 in de nabijheid van de woning twee jerrycans gevuld met benzine aan een vuurpijl vastgebonden en deze aangestoken. Hierdoor ontstond er een explosie en kwam een jerrycan in de woning terecht, wat leidde tot brand en schade. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van opzettelijke brandstichting, maar de verdediging stelde dat er geen opzet was en dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden betrof.

De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte weliswaar gevaarzettend had gehandeld, maar dat zijn opzet niet gericht was op brandstichting in de woning. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen: de verdachte had aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gehandeld. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 60 dagen bij niet-naleving. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de omstandigheden van de zaak in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/168724-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 september 2014
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. R. Mahovic, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is na verwijzing door de politierechter naar de meervoudige kamer inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 september 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in een woning, dan wel dat het aan zijn schuld te wijten is dat er in de betreffende woning brand is ontstaan.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte, de verklaringen van [naam verzekerde 2] en [naam verzekerde 1] en de camerabeelden en de beschrijving daarvan. Door in een woonwijk twee jerrycans met benzine aan een vuurpijl vast te binden en aan te steken heeft verdachte volgens de officier van justitie bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor brand in de woning, gelegen aan de [adres] te Maastricht, zou ontstaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van zowel het primaire als het subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van de primaire variant heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Ten aanzien van de subsidiaire variant heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte alle voorzorgsmaatregelen heeft getroffen en niet heeft kunnen voorzien dat de jerrycan als gevolg van de ontbranding de woning in zou vliegen. Hierdoor kan niet gesteld worden dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam heeft gehandeld. Het gaat hier om een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden, aldus de raadsman.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 8 februari 2013 is er door [naam onderzoeker], senior onderzoeker Integriteit van [bedrijf] groep, een rapport van onderzoek opgesteld. Daarin heeft hij gerelateerd dat op 31 december 2012 in de woning aan de [adres] 11 te Maastricht een brand is geweest ten gevolge van benzine en vuurwerk. De brand was in de gang ontstaan en had zich via de houten trap uitgebreid naar de bovenverdieping. Hierdoor was er grote brandschade ontstaan op de bovenverdieping. De woonkamer was zwaar beroet geraakt. Op de vloer onder de kapstok in de gang, lag een jerrycan. In deze jerrycan was nog een laag benzine aanwezig. De jerrycan was voorzien van stroken grijskleurige tape. [2]
Op 8 maart 2013 heeft een tactisch onderzoeker van [bedrijf] Groep bij de politie verklaard dat hij een filmpje had ontvangen van de bewoonster van de woning, de verzekerde [naam verzekerde 1], waarop te zien is dat [naam verdachte] iets aansteekt bij twee jerrycans en wegliep. Vervolgens is te zien dat de jerrycans ontploffen en dat er zwarte rook uit de geopende voordeur van het pand [adres] 11 te Maastricht kwam. [3] Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft genoemd filmpje eveneens bekeken en ziet een man, die hij later herkent als verdachte [4] , op het grasveld aan de [adres] met twee jerrycans die zijn omwikkeld met grijskleurige ducktape. Hij houdt een sigaret tegen iets aan wat tussen de jerrycans staat. De man rent vervolgens richting de huizen, waarna een grote ontploffing is te zien op de plaats waar de jerrycans staan. Een vierkant voorwerp, dat in brand staat, vliegt door de lucht richting de cameraman. Het brandend voorwerp vliegt vervolgens via de voordeur een woning binnen. Er is zwarte rook te zien. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 december 2012 vuurwerk heeft afgestoken. Hij heeft een naar beneden gerichte vuurpijl met ducktape vastgebonden aan twee jerrycans, die hij van te voren had gevuld met benzine. Hij heeft vervolgens deze jerrycans en vuurpijl geplaatst op een grasveld tussen de woningen en daarna de vuurpijl aangestoken. Na het aansteken is hij richting de woning van [naam verzekerde 2] en [naam verzekerde 1] op nummer 11 gerend. Door de ontploffing vloog een van de jerrycans de woning binnen. [naam verzekerde 1] zat toen met haar kind in de woonkamer van die woning.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in de woning gelegen aan de [adres] 11. Verdachte heeft weliswaar opzettelijk twee aan elkaar getapete jerrycans gevuld met benzine en de daaraan vastgemaakte vuurpijl aangestoken, maar verdachte heeft dit buiten op een grasveld/pleintje gedaan. De vuurpijl was naar beneden gericht en verdachte rende direct na het ontsteken weg van de “vuurwerkbom” richting de betreffende woning voor een veilig heenkomen. Verdachtes opzet was met andere woorden niet gericht op brandstichting in die woning. Van bloot opzet was dan ook geen sprake.
Evenmin volgt uit het dossier dat verdachte een aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat één of beide jerrycans in de woning aan de [adres] 11 terecht zou komen en dat daar dan brand zou ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat de kans dat een jerrycan in de woning op nummer 11 (dan wel enige andere woning aan het grasveld/pleintje) terecht zou komen niet naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Dit betekent dat ook voorwaardelijk opzet niet bewezen kan worden en dat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat het dossier evenmin aanknopingspunten bevat waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte de kans dat de door hem ontstoken “vuurwerkbom” in de woning aan de [adres] 11 (dan wel in een andere woning gelegen aan het grasveld/pleintje) terecht zou komen op de koop toe heeft genomen.
Verdachte heeft door het afsteken van de “vuurwerkbom”, naar het oordeel van de rechtbank, gevaarzettend gehandeld, maar is er daarbij niet van uitgegaan dat de ontstane gevolgen zouden intreden.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld toen hij de twee aan elkaar getapete jerrycans
(gevuld met benzine met daaraan een naar beneden gerichte vuurpijl) afstak, ten gevolge waarvan één van die jerrycans in de woning gelegen aan de [adres] 11 terecht is gekomen en aldaar brand heeft veroorzaakt. Het afsteken van een dergelijke “vuurwerkbom” is gevaarlijk en niet zonder reden verboden. Verdachte heeft daar onvoldoende bij stilgestaan. Het is dan ook aan verdachtes schuld te wijten dat die woning en de in die woning aanwezige goederen gedeeltelijk zijn verbrand waardoor levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die woning bevindende personen en gemeen gevaar voor goederen, te weten de zich in die woning bevindende goederen en de belendende gebouwen, is ontstaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 31 december 2012, in de gemeente Maastricht aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam jerrycans inhoudende een brandbare vloeistof, met behulp van door hem, verdachte, ontstoken vuurwerk tot ontbranding althans tot ontploffing heeft gebracht ten gevolge waarvan een van die jerrycans in een woning aan de [adres] nr. 11 is terechtgekomen, ten gevolge waarvan het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat die woning en in die woning aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk in brand zijn geraakt, waardoor levensgevaar voor een of meer anderen – te weten de zich in die woning bevindende personen – en gemeen gevaar voor goederen – te weten voor die woning en de zich in die woning bevindende goederen alsmede de belendende gebouwen – is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair
aan zijn schuld brand te wijten zijn, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontstaat.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en het feit dat het om een kwajongensstreek gaat. Tevens dient te worden meegewogen dat de schade beperkt is gebleven.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Meer in het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is twee jerrycans gaan halen met hierin in totaal 10 liter benzine. Vervolgens heeft hij op een pleintje voor de woning van [naam verzekerde 2] deze jerrycans aan een vuurpijl vastgebonden en heeft hij die aangestoken. De vuurpijl – met hieraan één van de jerrycans - is vervolgens via de openstaande voordeur de woning van [naam verzekerde 2] binnengevlogen. Hierdoor is brand ontstaan in diens woning, waarbij (anders dan de raadsman stelt) aanzienlijke schade is ontstaan. Bovendien bevond zich in de woning op dat moment de vriendin van [naam verzekerde 2], samen met hun dochtertje. Zij hebben de woning tijdig en ongedeerd kunnen verlaten. De actie van verdachte had echter ook heel anders kunnen aflopen. Dit alles in aanmerking nemend vindt de rechtbank dat verdachte een straf heeft verdiend die, hopelijk, hem ervan doordringt dat dergelijk gedrag volstrekt ongewenst is.
Anderzijds acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf niet aan de orde. In de eerste plaats komt de rechtbank (anders dan de officier van justitie) niet tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde opzetdelict (met een maximum straf van 15 jaar) maar slechts tot de schuldvariant. Op de schuldvariant staat een maximum straf van 1 jaar. Daarnaast heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte zich bewust is geweest van de rampzalige gevolgen die zijn handelen te weeg had kunnen brengen. De rechtbank baseert deze overtuiging op de indruk die zij ter zitting van verdachte heeft gekregen. Daarnaast heeft verdachte een blanco strafblad wat er op wijst dat hij doorgaans goed en fout voldoende weet te onderscheiden en daar ook naar handelt.
Gelet op dit alles zal de rechtbank volstaan met aan verdachte 120 uur taakstraf op te leggen, bij niet (of niet volledig) voldoen te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding. Verdachte lijkt voldoende doordrongen van het strafbare van zijn handelen en zoals gezegd heeft verdachte een blanco strafblad. Dat had hij ten tijde van het strafbare feit en dat heeft hij nu, bijna twee jaar later, nog steeds. Het onderhavige feit lijkt daarmee een eenmalig incident te zijn geweest.

6.De benadeelde partij

De benadeelde partij [naam verzekerde 1] vordert een schadevergoeding van € 3.903,65, bestaande uit € 1.403,65 materiële schade en € 2.500,- immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze niet eenvoudig van aard is.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van de posten “telefoonkosten extra” en “energie extra” blijkt niet uit de onderbouwing dat de extra kosten rechtstreeks verband houden met de ontstane brand in de woning van de benadeelde partij. De benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van deze posten.
Ten aanzien van de post “korting uitkering” is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij is gekort op haar uitkering omdat ze bij haar schoonouders is introkken en zodoende ook minder kosten had. De rechtbank is van oordeel dat deze korting niet gezien kan worden als rechtstreekse schade veroorzaakt door het strafbare feit. Daarom zal zij de vordering aangaande deze post afwijzen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk in haar vordering, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 158 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
Benadeelde partij
  • wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam verzekerde 1], [adres], ter zake de post "WWB-uitkering";
  • verklaart de benadeelde partij [naam verzekerde 1] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [naam verzekerde 1] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 september 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 31 december 2012, in de gemeente Maastricht opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, gelegen aan de [adres] nr. 11, immers heeft verdachte in de nabijheid van die woning opzettelijk (een) jerrycan(s) inhoudende (een) brandbare
vloeistof(fen), met behulp van door hem, verdachte, ontstoken vuurwerk tot ontbranding althans tot ontploffing gebracht ten gevolge waarvan die jerrycan(s) in genoemde woning is/zijn terechtgekomen,
in elk geval opzettelijk vuur in aanraking gebracht met het interieur van genoemde woning, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan genoemde woning en/of de in die woning aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer ander(en) – te weten de zich in die woning bevindende pers(o)on(en) – en/of gemeen gevaar voor goederen – te weten voor die woning en de zich in die woning bevindende goederen alsmede de belendende gebouwen - en/of te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, op of omstreeks 31 december 2012, in de gemeente Maastricht aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam (een) jerrycan(s) inhoudende (een) brandbare vloeistof(fen), met behulp van door hem, verdachte, ontstoken vuurwerk tot ontbranding althans tot ontploffing heeft gebracht ten gevolge waarvan die jerrycan(s) in een woning aan de [adres] nr. 11 is/zijn terechtgekomen, (mede) ten gevolge waarvan het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat die woning en de in die woning aanwezige goederen geheel of gedeeltelijk in brand is/zijn geraakt, waardoor levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer ander(en) – te weten de zich in die woning bevindende pers(o)on(en) – en/of gemeen gevaar voor goederen – te weten voor die woning en de zich in die woning bevindende goederen alsmede de belendende gebouwen – is ontstaan.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/168724-13
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 16 september 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman is mr. R. Mahovic, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het dossier proces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, Leiding district Maastricht, met registratienummer PL2410 2012146845, dat niet is doorgenummerd.
2.Het Rapport van onderzoek van [naam onderzoeker] d.d. 8-2-’13.
3.Het proces-verbaal verhoor aangever [naam aangever].
4.Het proces-verbaal van bevindingen van [naam verbalisant 1] d.d. 6 mei 2013.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van [naam verbalisant 1] d.d. 29 maart 2013.