In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 augustus 2014 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure van een arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap HIGHLITE INTERNATIONAL B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De procedure volgde op een eerdere tussenbeschikking van 28 april 2014, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat het disfunctioneren van [verweerder] vanaf augustus 2012 aannemelijk was. De kernvraag was of dit disfunctioneren verband hield met gezondheidsklachten van de werknemer. Om deze vraag te beantwoorden, werd een deskundigenonderzoek bevolen, waarbij de deskundige concludeerde dat er geen aanwijsbare medische oorzaak was voor het disfunctioneren van [verweerder]. De kantonrechter nam deze bevindingen over en oordeelde dat er geen sprake was van een opzegverbod wegens arbeidsongeschiktheid.
De kantonrechter stelde vast dat HIGHLITE voldoende had aangetoond dat het functioneren van [verweerder] te wensen overliet en dat er gerichte maatregelen waren genomen om het functioneren te verbeteren. Ondanks deze inspanningen had het verbetertraject niet het gewenste resultaat opgeleverd. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van een verandering in de omstandigheden die een gewichtige reden vormde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met ingang van 1 oktober 2014.
Daarnaast werd de vraag behandeld of [verweerder] recht had op een vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de verandering in omstandigheden voornamelijk in de risicosfeer van [verweerder] lag, maar dat hij toch recht had op een beperkte vergoeding van € 7.500,00 bruto, ter ondersteuning bij het vinden van nieuw werk. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg, met uitzondering van de kosten van het deskundigenrapport, die door beide partijen gezamenlijk gedragen werden. De beschikking werd gegeven door mr. H.W.M.A. Staal en in het openbaar uitgesproken.