4.3.1.Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op vrijdag 31 mei 2013 omstreeks 19.00 uur was ik samen met de buurjongen, [getuige 1], bij [naam strandtent] in Roermond. Bij [naam strandtent] zag [getuige 1] bekenden van hem staan. [getuige 1] stelde me voor aan [getuige 2]. Ik zag dat er nog 2 Turkse jongens bij [getuige 2] waren. [getuige 1] en ik reden naar huis. Omstreeks 24.00 uur ging de deurbel bij [getuige 1]. [getuige 1] zei tegen mij dat [getuige 2] aan de deur stond en dat die mij moest spreken. Buiten op de parkeerplaats zag ik dat [getuige 2] twee vrienden bij zich had. Dit waren twee vrienden van hem die eerder deze avond ook bij [naam strandtent] waren. [getuige 2] vroeg aan mij of ik zijn vrienden thuis wilde afzetten omdat hij geen benzine meer had. [getuige 2] zei dat ik naar Swalmen moest rijden. Tijdens het rijden vertelde de Turkse jongen hoe ik moest rijden naar zijn adres. Toen we bij de woning van die Turkse jongen aankwamen vroeg hij of ik met hem naar binnen ging om kennis te maken met zijn vrouw. Hij zie dat hij financiële problemen had met zijn vrouw en vroeg aan mij of ik een goed woordje voor hem wilde doen. Ik liep samen met hem naar zijn woning, waar hij aanbelde. Ik zag dat de deur werd geopend door een vrouw. Ik zag dat deze vrouw een baby in haar handen had van ongeveer een half jaar tot een jaar oud. Toen ik deze baby zag, knuffelde ik de baby en gaf hem een kusje. Hierop hoorde ik dat die Turkse jongen boos werd en tegen mij zei: “Je hebt mijn vrouw gekust.” Ik voelde dat die Turkse jongen mij stevig bij mijn T-shirt vastpakte en mij tegen de muur aanduwde. Hij zei nogmaals: “Jij kuste mijn vrouw.” Ik zei dat ik de baby knuffelde. Ik voelde dat die jongen mij opeens een klap gaf in mijn gezicht. Ik zag dat hij dit met de vlakke hand deed. Ik had geen zin om ruzie te maken dus besloot ik om terug te lopen naar mijn auto. Een aantal seconden later keek ik achterom en zag dat deze Turkse jongen achter mij aanliep. Ik zag dat deze Turkse jongen zijn rechterhand achter zijn rug hield. Ik liep door naar de auto. Die Turkse jongen bleef achter mij aanlopen tot aan mijn auto. Bij de auto voelde ik opeens iets scherps in mijn linkerzij. Ik voelde een hevige steek. Ik draaide mij om en zag dat die Turkse jongen mij gestoken had. Ik zag dat hij een groot slagersmes in zijn rechterhand vasthield. Nadat hij mij gestoken had rende hij naar zijn woning. [getuige 2] bleef in de auto zitten. Ik ben in mijn auto gestapt en ben direct naar de EHBO in Roermond gereden. Ik was ongeveer om 06.00 uur in het ziekenhuis. Ik moest hier blijven tot 18.00 uur. De dokter zei dat ik een diepe steekwond had.
De Turkse jongen is ongeveer 1.80/1.85 meter groot. Hij heeft lange kastanjebruine haren tot op de schouders. Bollig postuur (+/- 90 à 95 kg).
Opmerking verbalisant:
Ik zag dat aangever [slachtoffer 1] een snee had van ongeveer twee centimeter. Deze snee zit ongeveer tien centimeter boven de linker lies. In de jas van aangever zit ook een snee ter hoogte van de steekwond. Deze snee is +/- 2 centimeter. Aangever kon niet precies aangeven waar het steekincident had plaatsgevonden. Aangever gaf aan dat hij dacht dat het een woning op de [adres 1] was in Swalmen. Hij omschreef de woning als een woning met een trap.
Aangever
[slachtoffer 1]heeft voorts – zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
De Turkse jongen woont in een appartementencomplex op de eerste etage. Het is een bovenwoning met maar een etage en een plat dak. Onderaan heb je een brievenbus. Het complex had een elektrische centrale deur. Het was in een klein straatje. Ik herinner me dat hij me ook een paspoort liet zien met daarop afgegeven door de gemeente Vught. De Turkse man gaf aan dat hij in een instelling had gezeten, of dit een gevangenis of psychiatrische instelling is weet ik niet. Bij de centrale deur belde die Turkse jongen aan en werd de centrale deur opengedaan. We zijn via de trap omhoog gegaan. Boven aangekomen zag ik dat er een vrouw van 21/22 jaar in de deuropening stond. Ik zag dat ze een baby in haar armen had.
Uit
medische informatievan de GGD Limburg-Noord betreffende [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Welk letsel heeft u waargenomen bij bovengenoemd persoon?
Messteekverwonding buik.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
1 juni 2013.
Uit
medische informatievan de Spoedeisende hulp betreffende [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Lichamelijk onderzoek:
Abdomen: ins: 2 cm grote snijwond, diepte 1.5 cm, rijkend tot in de subcutis.
[naam chirurg], als
chirurgverbonden aan het Laurentiusziekenhuis te Roermond, heeft op 7 juni 2013 verklaard, zakelijk weergegeven:
Er was geen sprake van buikklachten en patiënt bleef ook na observatie hemodynamisch stabiel. Ook na enkele uren observatie was er geen sprake van buikklachten. Toen patiënt met het opnemen van voedsel per os begonnen was bleven ook de buikklachten uit zodat er geen verdenking bestaat op intra-abdominaal letsel. Patiënt kon met ontslag. Het steekwondje blijft open.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
Ik toonde aan de getuige [slachtoffer 1] de foto’s van de personen sequentieel op een beeldscherm. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 12.
Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat hij uit eigen beweging zei: “Ja, dat is hem. Zonder enige twijfel.” Vervolgens vroeg ik aan de getuige: “Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?” De aangever zei: “Ja.”
Opmerking verbalisant: aangever gaf aan de persoon op nummer 5 te herkennen. De aangever antwoordde: “De persoon die ik herkende is de persoon die mij heeft gestoken.”
Ik observeerde de getuige terwijl hij naar de selectie keek. Ik zag dat hij meteen reageerde op het moment dat hij foto 5 zag.
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mede dat in de getoonde selectie de foto van de verdachte [verdachte] op plaats 5 stond.
Getuige [getuige 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op vrijdag 31 mei 2013 omstreeks 18.00/19.00 uur ben ik met de auto gaan rijden met [slachtoffer 1]. Vervolgens zijn we naar [naam strandtent] gegaan en daar zag ik een bekende van mij genaamd [getuige 2]. [getuige 2] was samen met twee Turkse jongens en een jongen met een donkere huidskleur. De jongens lieten hun paspoort zien. Die Turkse jongen met het lange haar liet geld zien en wilde naar de hoeren in Duitsland gaan. Wij hadden daar geen zin in. Rond 2.30 uur kwam [getuige 2] bij mij aan de deur. [slachtoffer 1] is vervolgens met [getuige 2] en die Turkse jongen vertrokken. De Turkse jongen kan ik als volgt omschrijven: lengte 1.78 meter, ongeveer 80 kilo dik, donker haar tot op de schouder, leeftijd 28/29 jaar, dik gezicht, ik denk groene of blauwe ogen. Ik heb hem wel eens zien lopen in Roermond.
Ik ben na uitnodiging van u verschenen om te kijken of ik de man op de foto van 2004 herken als de Turkse man die [slachtoffer 1] gestoken zou hebben. Nu ik naar de foto kijk kan ik u het volgende zeggen: “Dit is 100% de Turkse man die met [slachtoffer 1] en [getuige 2] midden in de nacht weg is gegaan met de auto van [slachtoffer 1]. Ik herken hem aan heel zijn gezicht en met name aan de ogen. Op deze foto is deze man nog jong en ik herken hem meteen van zien. Zo heb ik deze man vroeger ook vaker gezien in Roermond. Nu is deze man dikker ook in gezicht en heeft deze man zijn haren laten groeien.”
Getuige [getuige 2]heeft bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik ken [verdachte] van zien en ik kende hem onder de naam “[alias]”. Toen wij dit jaar op [naam strandtent] waren, had ik hem ongeveer vier jaar niet gezien. In Swalmen ben ik in de auto blijven zitten. Die auto was van de aangever. De andere twee zijn uitstapt: de aangever en de verdachte. Het duurde best wel lang voordat ze allebei terug kwamen, in een ruzieachtige sfeer. Ik zag dat de aangever onder het bloed zat. Voordat ze terugkwamen, had ik bij de aangever niet eerder bloed gezien. Ik zag het bloed bij de aangever op het moment dat hij met de verdachte bij de auto terug kwam.
Verbalisant [verbalisant 2]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
Terwijl aangever [slachtoffer 1] vertelde over een bovenwoning met een centrale deur, welke was gelegen aan of in de nabijheid van de [adres 1] te Swalmen herinnerde ik me een aanhouding van een persoon met een signalement overeenkomstig met dat wat door aangever [slachtoffer 1] werd gegeven. Ik sloeg met name aan op de Turkse afkomst, het dikke postuur, halflang haar en wallen rondom de ogen. Ook is mij ambtshalve bekend dat hij in deze bovenwoning verbleef met een baby en vrouw.
Hierop werd de Basisvoorziening Handhaving Limburg-Noord geraadpleegd en werd de personalia van verdachte [verdachte] en het adres [adres 2] te Swalmen verkregen. De woning [adres 2] te Swalmen is een bovenwoning met een centrale ingangsdeur. Nabij deze centrale ingangsdeur zijn de brievenbussen van de bewoners. Uit de Gemeentelijke Basisadministratie bleek dat vanaf 19 april 2012 staat ingeschreven op het voornoemde adres: [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum 2] (vriendin van verdachte). Uit de Gemeentelijke Basisadministratie bleek dat vanaf [geboortedatum 3] staat ingeschreven op het voornoemde adres [betrokkene 2], geboren [geboortedatum 3] (zoon van verdachte). Verder zag ik in de Gemeentelijke Basisadministratie dat aan verdachte [verdachte] een nationaal paspoort was afgegeven op 3 augustus 2010 namens de Burgemeester van Vught. Na navraag bij het Bureau Regionale Informatie bleek dat verdachte [verdachte] op 3 augustus 2010 gedetineerd zat in de Penitentiaire Inrichting Vught.
Verdachteheeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik ben nog steeds samen met mijn vriendin. Zij is de moeder van mijn zoon. Vorig jaar woonde ze in Swalmen, aan de [adres 2]. Mijn zoon is geboren op [geboortedatum 3]. Het is juist dat ik vast heb gezeten in de PI Vught en dat mijn paspoort is afgegeven door de burgemeester van Vught. Mijn vriendin en ik wonen niet samen, maar ik ben wel drie tot vier dagen in de week bij haar.
Ik ben niet bij het steekincident betrokken geweest.
Voor de rechtbank staat op grond van het vorenstaande vast dat verdachte de aangever [slachtoffer 1] eenmaal met een mes in de buik heeft gestoken.
4.3.3.Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft aangever [slachtoffer 1] met een mes in zijn buik gestoken. [slachtoffer 1] heeft als gevolg daarvan een steekwondje opgelopen, waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. Hij is gedurende twaalf uren ter observatie opgenomen geweest in het ziekenhuis. Gelet hierop en op de diepte van de steekwond op een kwetsbare plek van het lichaam, de onderhuidse bindweefsellaag van de buik in relatie tot de nabijheid van de zich hierin bevindende zenuwen en bloedvaten, is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Deze kans moet door verdachte, gelet op diens feitelijk handelen, bewust zijn aanvaard. De rechtbank acht daarom de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.