ECLI:NL:RBLIM:2014:7859

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
12 september 2014
Zaaknummer
03/720926-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en poging tot doodslag met mes in Swalmen: vrijspraak voor poging tot doodslag, veroordeling voor poging tot zware mishandeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 september 2014, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag en zware mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer 1]. De zaak kwam voort uit een steekincident op 1 juni 2013 in Swalmen, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in de buik stak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging. Echter, de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen, gezien de ernst van de verwondingen en de omstandigheden van het incident. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die het slachtoffer had geleden, met een totale schadevergoeding van €619,99, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vervolging voor de belediging, omdat er geen klacht was ingediend door het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het beoordelen van de bewijsvoering en de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/720926-13
Datum uitspraak : 12 september 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1],
wonende te [adresgegevens],
thans (uit anderen hoofde) gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530 Roermond.
Raadsman is mr. R.A van der Horst, advocaat te Amsterdam.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 29 augustus 2014.
De rechtbank heeft op 29 augustus 2014 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
feit 1
hij op of omstreeks 01 juni 2013 te Swalmen, in elk geval in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in de buik, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 01 juni 2013 te Swalmen, in elk geval in de gemeente Roermond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in de buik, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij op of omstreeks 04 juli 2013 te Swalmen, gemeente Roermond, opzettelijk beledigend
[slachtoffer 2], in diens/dier tegenwoordigheid in het gezicht heeft gespuugd, althans feiten van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde, te weten een belediging zoals vermeld in artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht, is slechts dan vervolging mogelijk indien een klacht is ingediend. Aangezien uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een klacht is ingediend, acht de rechtbank het openbaar ministerie niet ontvankelijk in haar vervolging ten aanzien van dit feit.
3.4
Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde zal worden bewezenverklaard. De officier van justitie heeft zich met betrekking tot feit 1 op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van een poging doodslag, nu uit de aanvullende medische verklaring van [naam chirurg], chirurg van het Laurentiusziekenhuis te Roermond, blijkt dat het zou kunnen dat indien de steekwond iets dieper was geweest, deze fataal voor het slachtoffer zou kunnen zijn geweest. De verdachte heeft dan ook door met een mes in de buik van het slachtoffer te steken bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer het leven zou verliezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat er verschillende verklaringen in het dossier zijn omtrent de diepte van de steekwond. Op basis van het dossier is dan ook niet vast te stellen of er een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer was, en of verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Hij heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op vrijdag 31 mei 2013 omstreeks 19.00 uur was ik samen met de buurjongen, [getuige 1], bij [naam strandtent] in Roermond. Bij [naam strandtent] zag [getuige 1] bekenden van hem staan. [getuige 1] stelde me voor aan [getuige 2]. Ik zag dat er nog 2 Turkse jongens bij [getuige 2] waren. [getuige 1] en ik reden naar huis. Omstreeks 24.00 uur ging de deurbel bij [getuige 1]. [getuige 1] zei tegen mij dat [getuige 2] aan de deur stond en dat die mij moest spreken. Buiten op de parkeerplaats zag ik dat [getuige 2] twee vrienden bij zich had. Dit waren twee vrienden van hem die eerder deze avond ook bij [naam strandtent] waren. [getuige 2] vroeg aan mij of ik zijn vrienden thuis wilde afzetten omdat hij geen benzine meer had. [getuige 2] zei dat ik naar Swalmen moest rijden. Tijdens het rijden vertelde de Turkse jongen hoe ik moest rijden naar zijn adres. Toen we bij de woning van die Turkse jongen aankwamen vroeg hij of ik met hem naar binnen ging om kennis te maken met zijn vrouw. Hij zie dat hij financiële problemen had met zijn vrouw en vroeg aan mij of ik een goed woordje voor hem wilde doen. Ik liep samen met hem naar zijn woning, waar hij aanbelde. Ik zag dat de deur werd geopend door een vrouw. Ik zag dat deze vrouw een baby in haar handen had van ongeveer een half jaar tot een jaar oud. Toen ik deze baby zag, knuffelde ik de baby en gaf hem een kusje. Hierop hoorde ik dat die Turkse jongen boos werd en tegen mij zei: “Je hebt mijn vrouw gekust.” Ik voelde dat die Turkse jongen mij stevig bij mijn T-shirt vastpakte en mij tegen de muur aanduwde. Hij zei nogmaals: “Jij kuste mijn vrouw.” Ik zei dat ik de baby knuffelde. Ik voelde dat die jongen mij opeens een klap gaf in mijn gezicht. Ik zag dat hij dit met de vlakke hand deed. Ik had geen zin om ruzie te maken dus besloot ik om terug te lopen naar mijn auto. Een aantal seconden later keek ik achterom en zag dat deze Turkse jongen achter mij aanliep. Ik zag dat deze Turkse jongen zijn rechterhand achter zijn rug hield. Ik liep door naar de auto. Die Turkse jongen bleef achter mij aanlopen tot aan mijn auto. Bij de auto voelde ik opeens iets scherps in mijn linkerzij. Ik voelde een hevige steek. Ik draaide mij om en zag dat die Turkse jongen mij gestoken had. Ik zag dat hij een groot slagersmes in zijn rechterhand vasthield. Nadat hij mij gestoken had rende hij naar zijn woning. [getuige 2] bleef in de auto zitten. Ik ben in mijn auto gestapt en ben direct naar de EHBO in Roermond gereden. Ik was ongeveer om 06.00 uur in het ziekenhuis. Ik moest hier blijven tot 18.00 uur. De dokter zei dat ik een diepe steekwond had.
De Turkse jongen is ongeveer 1.80/1.85 meter groot. Hij heeft lange kastanjebruine haren tot op de schouders. Bollig postuur (+/- 90 à 95 kg).
Opmerking verbalisant:
Ik zag dat aangever [slachtoffer 1] een snee had van ongeveer twee centimeter. Deze snee zit ongeveer tien centimeter boven de linker lies. In de jas van aangever zit ook een snee ter hoogte van de steekwond. Deze snee is +/- 2 centimeter. Aangever kon niet precies aangeven waar het steekincident had plaatsgevonden. Aangever gaf aan dat hij dacht dat het een woning op de [adres 1] was in Swalmen. Hij omschreef de woning als een woning met een trap. [2]
Aangever
[slachtoffer 1]heeft voorts – zakelijk weergegeven- het volgende verklaard:
De Turkse jongen woont in een appartementencomplex op de eerste etage. Het is een bovenwoning met maar een etage en een plat dak. Onderaan heb je een brievenbus. Het complex had een elektrische centrale deur. Het was in een klein straatje. Ik herinner me dat hij me ook een paspoort liet zien met daarop afgegeven door de gemeente Vught. De Turkse man gaf aan dat hij in een instelling had gezeten, of dit een gevangenis of psychiatrische instelling is weet ik niet. Bij de centrale deur belde die Turkse jongen aan en werd de centrale deur opengedaan. We zijn via de trap omhoog gegaan. Boven aangekomen zag ik dat er een vrouw van 21/22 jaar in de deuropening stond. Ik zag dat ze een baby in haar armen had. [3]
Uit
medische informatie [4] van de GGD Limburg-Noord betreffende [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Welk letsel heeft u waargenomen bij bovengenoemd persoon?
Messteekverwonding buik.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
1 juni 2013.
Uit
medische informatie [5] van de Spoedeisende hulp betreffende [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Lichamelijk onderzoek:
Abdomen: ins: 2 cm grote snijwond, diepte 1.5 cm, rijkend tot in de subcutis.
[naam chirurg], als
chirurgverbonden aan het Laurentiusziekenhuis te Roermond, heeft op 7 juni 2013 verklaard [6] , zakelijk weergegeven:
Er was geen sprake van buikklachten en patiënt bleef ook na observatie hemodynamisch stabiel. Ook na enkele uren observatie was er geen sprake van buikklachten. Toen patiënt met het opnemen van voedsel per os begonnen was bleven ook de buikklachten uit zodat er geen verdenking bestaat op intra-abdominaal letsel. Patiënt kon met ontslag. Het steekwondje blijft open.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
Ik toonde aan de getuige [slachtoffer 1] de foto’s van de personen sequentieel op een beeldscherm. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 12.
Terwijl de getuige naar de selectie keek, hoorde ik dat hij uit eigen beweging zei: “Ja, dat is hem. Zonder enige twijfel.” Vervolgens vroeg ik aan de getuige: “Bevond de door u bedoelde persoon zich in de selectie?” De aangever zei: “Ja.”
Opmerking verbalisant: aangever gaf aan de persoon op nummer 5 te herkennen. De aangever antwoordde: “De persoon die ik herkende is de persoon die mij heeft gestoken.”
Ik observeerde de getuige terwijl hij naar de selectie keek. Ik zag dat hij meteen reageerde op het moment dat hij foto 5 zag.
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mede dat in de getoonde selectie de foto van de verdachte [verdachte] op plaats 5 stond. [7]
Getuige [getuige 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op vrijdag 31 mei 2013 omstreeks 18.00/19.00 uur ben ik met de auto gaan rijden met [slachtoffer 1]. Vervolgens zijn we naar [naam strandtent] gegaan en daar zag ik een bekende van mij genaamd [getuige 2]. [getuige 2] was samen met twee Turkse jongens en een jongen met een donkere huidskleur. De jongens lieten hun paspoort zien. Die Turkse jongen met het lange haar liet geld zien en wilde naar de hoeren in Duitsland gaan. Wij hadden daar geen zin in. Rond 2.30 uur kwam [getuige 2] bij mij aan de deur. [slachtoffer 1] is vervolgens met [getuige 2] en die Turkse jongen vertrokken. De Turkse jongen kan ik als volgt omschrijven: lengte 1.78 meter, ongeveer 80 kilo dik, donker haar tot op de schouder, leeftijd 28/29 jaar, dik gezicht, ik denk groene of blauwe ogen. Ik heb hem wel eens zien lopen in Roermond. [8]
Ik ben na uitnodiging van u verschenen om te kijken of ik de man op de foto van 2004 herken als de Turkse man die [slachtoffer 1] gestoken zou hebben. Nu ik naar de foto kijk kan ik u het volgende zeggen: “Dit is 100% de Turkse man die met [slachtoffer 1] en [getuige 2] midden in de nacht weg is gegaan met de auto van [slachtoffer 1]. Ik herken hem aan heel zijn gezicht en met name aan de ogen. Op deze foto is deze man nog jong en ik herken hem meteen van zien. Zo heb ik deze man vroeger ook vaker gezien in Roermond. Nu is deze man dikker ook in gezicht en heeft deze man zijn haren laten groeien.” [9]
Getuige [getuige 2]heeft bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik ken [verdachte] van zien en ik kende hem onder de naam “[alias]”. Toen wij dit jaar op [naam strandtent] waren, had ik hem ongeveer vier jaar niet gezien. In Swalmen ben ik in de auto blijven zitten. Die auto was van de aangever. De andere twee zijn uitstapt: de aangever en de verdachte. Het duurde best wel lang voordat ze allebei terug kwamen, in een ruzieachtige sfeer. Ik zag dat de aangever onder het bloed zat. Voordat ze terugkwamen, had ik bij de aangever niet eerder bloed gezien. Ik zag het bloed bij de aangever op het moment dat hij met de verdachte bij de auto terug kwam. [10]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
Terwijl aangever [slachtoffer 1] vertelde over een bovenwoning met een centrale deur, welke was gelegen aan of in de nabijheid van de [adres 1] te Swalmen herinnerde ik me een aanhouding van een persoon met een signalement overeenkomstig met dat wat door aangever [slachtoffer 1] werd gegeven. Ik sloeg met name aan op de Turkse afkomst, het dikke postuur, halflang haar en wallen rondom de ogen. Ook is mij ambtshalve bekend dat hij in deze bovenwoning verbleef met een baby en vrouw.
Hierop werd de Basisvoorziening Handhaving Limburg-Noord geraadpleegd en werd de personalia van verdachte [verdachte] en het adres [adres 2] te Swalmen verkregen. De woning [adres 2] te Swalmen is een bovenwoning met een centrale ingangsdeur. Nabij deze centrale ingangsdeur zijn de brievenbussen van de bewoners. Uit de Gemeentelijke Basisadministratie bleek dat vanaf 19 april 2012 staat ingeschreven op het voornoemde adres: [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum 2] (vriendin van verdachte). Uit de Gemeentelijke Basisadministratie bleek dat vanaf [geboortedatum 3] staat ingeschreven op het voornoemde adres [betrokkene 2], geboren [geboortedatum 3] (zoon van verdachte). Verder zag ik in de Gemeentelijke Basisadministratie dat aan verdachte [verdachte] een nationaal paspoort was afgegeven op 3 augustus 2010 namens de Burgemeester van Vught. Na navraag bij het Bureau Regionale Informatie bleek dat verdachte [verdachte] op 3 augustus 2010 gedetineerd zat in de Penitentiaire Inrichting Vught. [11]
Verdachteheeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik ben nog steeds samen met mijn vriendin. Zij is de moeder van mijn zoon. Vorig jaar woonde ze in Swalmen, aan de [adres 2]. Mijn zoon is geboren op [geboortedatum 3]. Het is juist dat ik vast heb gezeten in de PI Vught en dat mijn paspoort is afgegeven door de burgemeester van Vught. Mijn vriendin en ik wonen niet samen, maar ik ben wel drie tot vier dagen in de week bij haar.
Ik ben niet bij het steekincident betrokken geweest.
Voor de rechtbank staat op grond van het vorenstaande vast dat verdachte de aangever [slachtoffer 1] eenmaal met een mes in de buik heeft gestoken.
4.3.2.
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
De vraag is aan de orde of verdachte door met een mes in de buik te steken opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1]. Aangezien verdachte heeft ontkend [slachtoffer 1] te hebben gestoken kan hieruit dat opzet niet worden afgeleid. Rest de vraag of het opzet op de dood van [slachtoffer 1] kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen. Uit de verklaring van aangever, het bij hem door de verbalisant geconstateerde letsel en de geneeskundige verklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte aangever [slachtoffer 1] eenmaal
– ongeveer 10 centimeter boven zijn linker lies – heeft gestoken. Hoewel de kans op dodelijk letsel ten gevolge van een steekbeweging op zichzelf aanwezig is, acht de rechtbank die kans in dit geval niet aanmerkelijk, nu uit het overdrachtsformulier Spoedeisende hulp 01-06-2013 blijkt dat bij [slachtoffer 1] sprake is van een snijwond met een diepte van 1,5 centimeter, rijkend tot in de subcutis. De subcutis betreft de onderhuidse bindweefsellaag waarin zich niet direct vitale organen bevinden, maar wel bloedvaten en zenuwen. De chirurg die [slachtoffer 1] behandelde heeft verklaard dat na enkele uren observatie de medische situatie van [slachtoffer 1] stabiel bleef en dat buikklachten uit bleven. Kennelijk is er dus geen schade toegebracht aan vitale organen in de buikholte. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat sprake is van een poging om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte door met een mes in de buik van [slachtoffer 1] te steken bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze door zijn handelen zou overlijden. Dat betekent dat de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden acht voor het onder 1 primair tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.3.3.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft aangever [slachtoffer 1] met een mes in zijn buik gestoken. [slachtoffer 1] heeft als gevolg daarvan een steekwondje opgelopen, waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. Hij is gedurende twaalf uren ter observatie opgenomen geweest in het ziekenhuis. Gelet hierop en op de diepte van de steekwond op een kwetsbare plek van het lichaam, de onderhuidse bindweefsellaag van de buik in relatie tot de nabijheid van de zich hierin bevindende zenuwen en bloedvaten, is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Deze kans moet door verdachte, gelet op diens feitelijk handelen, bewust zijn aanvaard. De rechtbank acht daarom de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
op 1 juni 2013 te Swalmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met een mes in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het volgende strafbare misdrijf:
ten aanzien van feit 1
poging tot zware mishandeling.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] met een mes in de buik gestoken en zich hierdoor schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook op diens geestelijke integriteit. In zijn toelichting bij de vordering tot schadevergoeding heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij nog steeds bang en onrustig is en zich onzeker voelt.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft de rechtbank mede gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 juli 2014, waaruit blijkt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld, ook voor (zware) geweldsdelicten. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage van de reclassering d.d. 29 augustus 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet bereid is zijn medewerking te verlenen aan enige vorm van reclasseringscontact.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. Bij de oplegging van de vrijheidsstraf is voorts overwogen dat de aard van de door verdachte geschonden normen en het door verdachte toegebrachte nadeel enerzijds en de persoonlijke belangen van verdachte anderzijds een vrijheidsstraf rechtvaardigen.
De op te leggen gevangenisstraf is korter dan geëist door de officier van justitie, onder meer omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 primair (poging doodslag) ten laste gelegde.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden. Zij zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [adres 3], heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de als gevolg van het hiervoor onder feit 1 ten laste gelegde geleden materiële en immateriële schade. Wegens materiële schade (schade aan kleding en schoenen) vordert hij € 419,94 en wegens immateriële schade € 1.060,00. Tevens heeft [slachtoffer 1] verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. Tenslotte heeft [slachtoffer 1] verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens vordering dient te worden verklaard, gelet op de verzochte vrijspraak. De raadsman heeft subsidiair gesteld dat uit de aangifte niet is gebleken dat de kleding nieuw moest worden gekocht en dat de jas geen eigendom was van aangever, maar van getuige [getuige 1]. [slachtoffer 1] heeft derhalve geen rechtstreekse schade geleden met betrekking tot de jas. De raadsman heeft voorts verzocht de immateriële schade te matigen, nu niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer 1] zelf heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal ter zake van dat feit een straf worden opgelegd. Door dat feit is aan de benadeelde rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
Voor zover door de benadeelde schade wordt gevorderd met betrekking tot de jas is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde niet degene is die rechtstreeks schade heeft geleden, nu deze jas aan een ander toebehoort. De rechtbank zal derhalve de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Met betrekking tot de hoogte van de overige schade overweegt de rechtbank als volgt.
Materiële schade
Nu de overige materiële schadeposten niet zijn betwist, acht de rechtbank deze overige door [slachtoffer 1] gevorderde materiële schade (een bedrag van € 119,99) volledig voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij een slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De rechtbank zal de gevorderde schade echter matigen en vaststellen op een bedrag van € 500,00, onder afwijzing van het overig gevorderde.
Totale schade en wettelijke rente
De rechtbank zal de hiervoor genoemde schade aldus vaststellen op een bedrag van
€ 619,99. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal hem veroordelen tot betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag van algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel en kosten
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de staat een bedrag van € 619,99 te betalen, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [adres 3], te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 1 juni 2013 tot aan de dag van algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 12 dagen, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank zal de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt thans begroten op nihil.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
- verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in haar vervolging ten aanzien van het bij dagvaarding onder feit 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van tien maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [adres 3]
, tot een bedrag van
€ 619,99 (zeshonderd negentien euro en negenennegentig cent), bestaande uit € 119,99 (eenhonderd negentien euro en negenennegentig cent) aan materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) aan immateriële schade;
  • verklaart de benadeelde partij in
  • wijst de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de overige immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde [slachtoffer 1] voornoemd te betalen
  • legt aan de verdachte de verplichting op ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
  • bepaalt dat indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag daarmede de verplichting van de verdachte om dit bedrag aan de benadeelde te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door de verdachte aan voornoemde benadeelde is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de staat komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachtetevens
    in de kosten door de benadeelde partij gemaakten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken en begroot deze kosten tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F.J. Aalderink, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. C.C.W.M. Aretz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 september 2014.
Buiten staat
Mr. A.K. Kleine is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Regio Limburg Noord, district Midden-Limburg, Basiseenheid Roermond opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300 2013068736 d.d. 7 augustus 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2013, pagina’s 28 tot en met 30.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 11 juni 2013, pagina’s 45 en 46.
4.Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 2], opgesteld door [naam chirurg], chirurg Laurentiusziekenhuis te Roermond, en ondertekend namens [naam arts], forensisch geneeskundige d.d. 10 juli 2013, pagina 70.
5.Geschrift met als opschrift “Overdrachtsformulier Spoedeisende hulp 01-06-2013” inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 1], als bijlage gevoegd bij het voegingsformulier van benadeelde partij [slachtoffer 1] d.d. 25 augustus 2014.
6.Geschrift betreffende [slachtoffer 1], opgesteld d.d. 7 juni 2013 door [naam chirurg], chirurg Laurentiusziekenhuis te Roermond, als bijlage gevoegd bij het voegingsformulier van benadeelde partij [slachtoffer 1] d.d. 25 augustus 2014
7.Proces-verbaal van tonen selectie bij sequentiële fotobewijsconfrontatie d.d. 15 juli 2013, pagina’s 67 tot en met 69.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 juni 2013, pagina’s 53 en 54.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 juni 2013, pagina’s 55 en 56.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 19 november 2013, pagina’s 2 en 3.
11.Proces-verbaal van bevindingen inzake aanmerken verdachte d.d. 13 juni 2013, pagina’s 47 en 48.