Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 juli 2014.
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding tussen een verhuurder en een huurder over een huurachterstand en de staat van de gehuurde woning. De verhuurder, aangeduid als [eiser in conventie, verweerder in reconventie], heeft de huurder, aangeduid als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], aangeklaagd voor ontruiming van de woning en betaling van de proceskosten. De huurder heeft in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat hij een opschortingsrecht heeft met betrekking tot de huurbetalingen, omdat er ernstige gebreken aan de woning zouden zijn.
De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 28 juli 2014. De huurovereenkomst tussen partijen liep van 1 juli 2013 tot 1 juli 2014 en is daarna voortgezet voor onbepaalde tijd. De huurprijs bedraagt € 525,00 per maand, inclusief kosten voor gas, water en licht. De huurder heeft betwist dat hij in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en heeft gesteld dat de huurachterstand lager is dan door de verhuurder is opgegeven.
De kantonrechter heeft overwogen dat het niet eenvoudig is om de huurachterstand vast te stellen, omdat de verhuurder nooit kwitanties heeft verstrekt voor de door de huurder betaalde bedragen. Ook is het niet eenvoudig vast te stellen of er gebreken aan de woning zijn die een opschortingsrecht rechtvaardigen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gevorderde ontruiming niet gerechtvaardigd is en heeft de vordering van de verhuurder afgewezen. Tevens is de huurder in de kosten van de procedure veroordeeld.
In reconventie heeft de kantonrechter ook de vordering van de huurder afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat er gebreken aan de woning zijn die een opschortingsrecht rechtvaardigen. De huurder is ook in de kosten van deze procedure veroordeeld. Het vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en openbaar uitgesproken op 31 juli 2014.