Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.mr. R.M.M. Kleijkers, rechter in de rechtbank Limburg,
mr. M.J.A.G. van Baal, rechter in de rechtbank Limburg.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft verzoekster op 27 maart 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.I.J. Hegeman, kinderrechter bij de rechtbank Limburg, die belast was met de behandeling van een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar minderjarige zoon. Verzoekster was van mening dat mr. Hegeman niet onpartijdig kon oordelen, en heeft daarom om wraking verzocht. De wrakingskamer, bestaande uit mr. R.M.M. Kleijkers, mr. W.E. Elzinga en mr. M.J.A.G. van Baal, heeft een zitting gepland op 4 april 2014 om het wrakingsverzoek te behandelen. Echter, verzoekster heeft op 3 april 2014 ook mr. Kleijkers en mr. Van Baal gewraakt, omdat zij eerder betrokken waren bij de behandeling van een wrakingsverzoek van verzoekster zelf, dat op 22 november 2013 was afgewezen. Verzoekster stelde dat deze rechters een bepaalde indruk van haar hadden gekregen, wat hun objectiviteit zou kunnen beïnvloeden.
Tijdens de zitting op 9 april 2014 heeft verzoekster haar gronden voor de wraking toegelicht. De gewraakte rechters, mr. Kleijkers en mr. Van Baal, hebben in hun schriftelijke reacties aangegeven dat hun eerdere betrokkenheid bij een wrakingsverzoek van verzoekster geen reden is om aan hun onpartijdigheid te twijfelen. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren. Het enkele feit dat zij eerder betrokken waren bij een wrakingsverzoek van verzoekster was op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van mr. Kleijkers en mr. Van Baal afgewezen en bepaald dat de procedure ter behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Hegeman voortgezet zal worden. Deze beslissing is genomen op 9 april 2014 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.