ECLI:NL:RBLIM:2014:7751

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
8 september 2014
Zaaknummer
03/659464-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen goederen en personen bij woningstichting Woonwenz in Venlo

Op 12 november 2013 vond er een gewelddadig incident plaats bij de woningstichting Woonwenz in Blerick, gemeente Venlo. Een groep van ongeveer 20 personen, waaronder de verdachte, verzamelde zich voor de toegangspoort van de woningstichting. Na een eerder gesprek dat niet tot een oplossing leidde, keerden zij terug met de intentie om een oplossing af te dwingen voor de standplaatsproblematiek van een familielid. De toegangspoort was gesloten en beveiligers gaven aan dat er geen gesprekken meer konden plaatsvinden. Ondanks deze waarschuwingen, duwde de groep tegen de poort, die uiteindelijk werd geforceerd. Eenmaal binnen op het terrein werd er geweld gepleegd tegen zowel goederen als beveiligers. De verdachte speelde een leidende rol in deze openlijke geweldpleging, waarbij hij niet alleen de poort forceerde, maar ook geweld gebruikte tegen beveiligers, waaronder [naam benadeelde partij 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een significante bijdrage hebben geleverd aan het geweld, wat resulteerde in letsel bij meerdere slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/659464-13
Datum uitspraak : 8 september 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 augustus 2014. De rechtbank heeft op deze zitting gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.
De zaak is op maandag 25 augustus 2014 gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen [maan medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 5] en
[naam medevedachte 6].
Op dinsdag 26 augustus 2014 zijn behandeld de zaken tegen de overige medeverdachten, te weten: [naam medeverdachte 7], [naam medeverdachte 8] - geboren in 1959 (hierna ook: [naam medeverdachte 8]), [naam medeverdachte 9] - geboren in 1978 (hierna ook: [naam medeverdachte 9]), [naam medeverdachte 10], [naam medeverdachte 11] en [naam medeverdachte 12].

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen goederen, te weten:
een elektrische poort en/of een aantal verlichtingspaaltjes en/of een folderrek en/of een ruit
en tegen personen, te weten:
[naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] en/of [naam benadeelde partij 5].
Ten aanzien van feit 2:
samen met (een) ander(en) [naam benadeelde partij 1] heeft mishandeld.
Ten aanzien van feit 3:
politieagenten [naam politie agent 1], [naam politie agent 2] en [naam politie agent 3] heeft bedreigd.
Ten aanzien van feit 4:
politieagenten [naam politie agent 1], [naam politie agent 2] en [naam politie agent 3] heeft beledigd.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
De officier van justitie acht de onder feit 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen goederen en personen en de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van [naam benadeelde partij 1] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar de aangiften van [naam benadeelde partij 6], [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en de processen-verbaal van bevindingen van diverse aanwezige politieagenten. Ook heeft de officier van justitie verwezen naar het proces-verbaal bevindingen beeldanalyse, het proces-verbaal van bevindingen analyse individuele handelingen en de zich in het dossier bevindende camerabeelden.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4:
Eveneens acht de officier van justitie de ten laste gelegde bedreiging en belediging van de verbalisanten [naam politie agent 1], [naam politie agent 2] en [naam politie agent 3] wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft hij verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen dat door deze verbalisanten is opgemaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot de onder feit 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen goederen en personen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat er sprake is van een onvoldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het tegen goederen of personen gepleegde geweld.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van [naam benadeelde partij 1]. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat [naam benadeelde partij 1] verdachte ten onrechte heeft herkend als degene die hem door de toegangspoort heeft geslagen toen deze nog gesloten was. Uit de beelden die met de beveiligingscamera’s van de woningstichting zijn gemaakt, blijkt immers dat verdachte op dat moment niet in de buurt van de toegangspoort stond en [naam benadeelde partij 1] dus niet geslagen kan hebben. Er is sprake geweest van een foutieve herkenning. Bovendien kan uit de camerabeelden hooguit worden afgeleid dat verdachte slaande bewegingen in de richting van [naam benadeelde partij 1] maakte, niet dat hij hem ook geraakt heeft. Er is dus geen sprake van mishandeling.
Ten aanzien van feit 3 en feit 4:
Volgens de raadsman kunnen de onder feit 3 en 4 ten laste gelegde bedreiging en belediging van de verbalisanten [naam politie agent 1], [naam politie agent 2] en [naam politie agent 3] evenmin bewezen worden verklaard. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat deze verbalisanten de man die hen bedreigde en beledigde zelf niet hebben herkend. Later hoorden de verbalisanten dat de sectiecommandant de man als [naam verdachte] herkende. Door de sectiecommandant wordt echter niet gerelateerd op basis van welke waarnemingen, bevindingen, of specifieke onderscheidende persoonskenmerken hij concludeert dat de onbekende man verdachte is, zodat er geen sprake is van een bewijsrechtelijk bruikbare herkenning.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft er in verband met de leesbaarheid van dit vonnis voor gekozen om haar beoordeling weer te geven in één doorlopend verhaal. Om die reden kan het voorkomen dat verweren die in de zaken van de medeverdachten, maar niet in de onderhavige zaak, gevoerd zijn desalniettemin besproken worden.
4.3.1
Inleiding
Op 12 november 2013 vond in Blerick, gemeente Venlo, een incident plaats waarbij een groep personen zich de toegang tot het terrein van Woningstichting [naam woningstichting] (hierna: “(de) woningstichting”) heeft verschaft door de toegangspoort te forceren. Toen deze groep zich op het terrein bevond, werd door leden van de groep geweld gebruikt tegen de zich op het terrein bevindende goederen en personen.
4.3.2
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2
1) Beschrijving van de gebeurtenissen in de vroege ochtend van 12 november 2013: de ontruiming.
Bij vonnis in kort geding van 16 oktober 2013 is [naam medeverdachte 2] (hierna: “[naam medeverdachte 2]”) veroordeeld
om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het perceel aan de [adres]
te Venlo te ontruimen. [2] [naam medeverdachte 2] heeft geen gehoor gegeven aan deze
beslissing, waarna zijn caravan, die op voormelde woonwagenstandplaats (eigendom van de
gemeente Venlo en beheerd en verhuurd voor de gemeente door Woningstichting
[naam woningstichting]), stond gestald, op 12 november 2013 omstreeks 08.00 uur is ontruimd. [3] Bij
deze ontruiming waren politieagenten en een groep van de mobiele eenheid aanwezig om -
waar nodig - te assisteren. [4]
Het pand van de woningstichting aan de [adres] 618 in Blerick, gemeente Venlo, werd, in verband met dit conflict rondom de standplaats van [naam medeverdachte 2] , vanaf 27 augustus 2013 dagelijks beveiligd door personeel van een particulier beveiligingsbedrijf. In aanvulling daarop werd op 12 november 2013, de dag van de ontruiming, gedurende de gehele dag een groep van de mobiele eenheid in het pand gestationeerd. Ook werd besloten die dag de metalen toegangspoort de hele dag gesloten te houden. Bij deze toegangspoort stonden twee beveiligers die belast waren met het uitvoeren van toegangscontrole. [5]
2) 12 november 2013: het gesprek met de woningstichting.
[naam medeverdachte 9], geboren op 9 juni 1978 (hierna: “[naam medeverdachte 9]”) heeft verklaard dat hij op 12 november 2013 omstreeks 09:30 /10:00 uur van [naam medeverdachte 13] hoorde dat de caravan van zijn vader [naam medeverdachte 2] werd ontruimd. Hij is vervolgens naar het woonwagenkamp gegaan. Daar werd naar de woningstichting gebeld, waarna [naam medeverdachte 9] met een groep woonwagenbewoners naar de woningstichting is gegaan. [6]
Verbalisant [naam politie agent 4] heeft verklaard dat omstreeks 12.00 uur een groep van ongeveer 10 personen voor de toegangspoort van het terrein van de woningstichting stond. Na contact met beveiligingspersoneel dat bij de poort stond, werden [naam medeverdachte 2] en een broer toegelaten tot het terrein van de woningstichting. Hierop heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [medewerker woningstichting], zijnde een medewerker van de woningstichting en een beveiligingsmedewerker enerzijds en [naam medeverdachte 2] en zijn broer [broer medeverdachte 2] anderzijds. [7] [naam medeverdachte 2] heeft tijdens het gesprek om een nieuwe standplaats gevraagd, waarop [medewerker woningstichting] antwoordde dat er geen standplaatsen waren. [8] [broer medeverdachte 2] gaf daarna aan dat ze iedereen zouden verzamelen en later zouden terugkomen. Daarop heeft de bij het gesprek aanwezige beveiligingsmedewerker [naam benadeelde partij 1], die deze woorden bedreigend vond, het gesprek beëindigd en heeft hij [naam medeverdachte 2] en [broer medeverdachte 2] naar de parkeerplaats begeleid en vervolgens de toegangspoort weer gesloten. [9]
Beveiliger [naam benadeelde partij 2], die zich op dat moment eveneens bij de toegangspoort bevond, hoorde dat toen [naam medeverdachte 2] en een groep van ongeveer 10 personen vervolgens vertrokken, er onder meer geroepen werd: “Ze konden de president van Amerika ook niet beveiligen, ga jij een kogel koppen voor je baas, als we hier aankomen en naar binnen willen dan lukt ons dit, als je in de weg staat dan slaan we je dood”. [10]
Beveiliger [naam benadeelde partij 5] verklaarde dat hij hoorde dat er bedreigingen werden geuit door de aanwezige personen. Hij hoorde dat er gezegd werd dat zij de groep niet tegen konden houden en dat, wanneer ze echt naar binnen wilden, hen dat ook zou lukken. Ook hoorde hij zeggen: ”al staan er 300 agenten, dan komen wij toch naar binnen” en ”wij komen overal binnen, niemand kan ons tegenhouden, anders bellen we de andere wel en die regelen dat wel”. [11]
Tussenconclusie:
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat:
  • de toegangspoort die toegang gaf tot het terrein van woningstichting [naam woningstichting] te Venlo op 12 november 2013 gesloten was en dat door twee beveiligers toegangscontroles werden uitgevoerd;
  • na een telefoongesprek een groep van ongeveer 10 personen naar de woningstichting is gegaan;
  • omstreeks 12.00 uur in het gebouw van de woningstichting een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [naam medeverdachte 2] en [broer medeverdachte 2] enerzijds en [naam benadeelde partij 1] en [medewerker woningstichting] anderzijds;
  • [naam medeverdachte 2] in dit gesprek heeft verzocht om toekenning van een nieuwe standplaats en [medewerker woningstichting] in dit gesprek heeft aangegeven dat er geen standplaatsen waren;
  • [broer medeverdachte 2], toen [medewerker woningstichting] aangaf dat er geen standplaatsen waren, zei dat ze iedereen zouden verzamelen en later zouden terugkomen;
  • de groep vervolgens is vertrokken, waarbij er vanuit de groep bedreigingen zijn geuit aan het adres van de zich bij de poort bevindende beveiligers.
3) De poort van de woningstichting op 12 november 2013 omstreeks 14.00 uur.
A.
Het verzamelen voor de toegangspoort
Nadat [naam benadeelde partij 1] de toegangspoort weer had gesloten, zijn alle personen die voor de poort stonden naar het woonwagenkamp aan de [adres] in Venlo gereden. Daar werd onder meer met familieleden over de situatie gesproken en heeft [broer medeverdachte 2] gezegd dat er een oplossing moest komen. [12] Volgens [naam medeverdachte 9] werd daarna een tweede keer naar de woningstichting gebeld en ging het er in dat gesprek wat harder aan toe; er werd gevraagd of zij allemaal een gesprek bij de woningstichting konden hebben. [13] Na dit gesprek werd als groep besloten om terug te gaan naar de woningstichting. [14]
Omstreeks 13.50 uur hoorde [naam benadeelde partij 1] van de sectiecommandant van de mobiele eenheid dat een groep woonwagenbewoners onderweg was naar het terrein van de woningstichting. [naam benadeelde partij 1] had op dat moment met de woningstichting de afspraak gemaakt dat medewerkers van zijn beveiligingsbedrijf bij de poort zouden staan en de groep te woord zouden staan. Tevens werd met de woningstichting afgesproken dat niet meer in gesprek zou worden gegaan met de woonwagenbewoners. [15]
De beelden die met de beveiligingscamera’s van de woningstichting zijn gemaakt bevinden zich in het dossier. De politie heeft een analyse van die beelden gemaakt. Op deze beelden is te zien dat omstreeks 13.58 uur twee beveiligers aan de binnenzijde van het terrein van de woningstichting bij de op dat moment gesloten toegangspoort staan. Vanaf 13.59 uur wordt een aantal personenauto’s op de parkeerplaats van de woningstichting geparkeerd en lopen de inzittenden daarvan naar de toegangspoort. De politie heeft een aantal van deze inzittenden herkend en in de analyse van de beelden nummers gegeven. Op de beelden is te zien dat [naam medeverdachte 4] (hierna: “[naam medeverdachte 4]”) en [naam medeverdachte 9], in de richting van de toegangspoort lopen. Vervolgens is te zien dat [naam medeverdachte 13] en [naam medeverdachte 2] naar de toegangspoort lopen en dat door alle hiervoor genoemde personen iets tegen de beveiligers wordt gezegd. [maan medeverdachte 1] (hierna: “[maan medeverdachte 1]”), [naam medeverdachte 5] (hierna: “[naam medeverdachte 5]”), [naam medeverdachte 12] (hierna: “[naam medeverdachte 12]”) en [naam medeverdachte 8], geboren op 22 juli 1959 (hierna: “[naam medeverdachte 8]”) lopen - net als
[naam medeverdachte 11] (hierna: “[naam medeverdachte 11]”) ook vanuit hun geparkeerde auto’s in de richting van de toegangspoort. Zij worden gevolgd door [naam medevedachte 6] (hierna: “[naam medevedachte 6]”), een persoon die als persoon 13 wordt aangeduid en later wordt herkend als [naam medeverdachte 3] (hierna: “[naam medeverdachte 3]”) en [broer medeverdachte 2]. Tot slot lopen [naam medeverdachte 7] (hierna: “[naam medeverdachte 7]”) en [naam medeverdachte 10] (hierna: “[naam medeverdachte 10]”) naar de toegangspoort. In totaal staan omstreeks 14.03 uur 16 personen in de buurt van de toegangspoort. [16] [broer medeverdachte 2] (en de anderen) heeft (hebben) ter terechtzitting verklaard dat hij (zij) op dat moment voor de poort stond(en). [17] Volgens [naam benadeelde partij 1] schreeuwden de personen toen ze voor de poort stonden onder andere dat ze een afspraak hadden en naar binnen wilden. Ook hoorde hij dat deze personen meermaals zeiden “Je laat je toch niet voor je baas in elkaar slaan?” [18] Beveiliger [naam benadeelde partij 2] heeft verklaard dat [naam benadeelde partij 1], op het moment dat de groep zich voor de toegangspoort verzameld had, de groep te woord heeft gestaan en heeft aangegeven dat de woningstichting gesloten was en dat er geen gesprekken konden plaatsvinden. [19] [broer medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij hoorde dat de voor de poort verzamelde groep niet naar binnen mocht. [20] Op de beelden is te zien dat [naam medeverdachte 5] in een daarop volgend moment iets tegen beveiliger [naam benadeelde partij 2] zegt en dat deze daarop antwoordde, waarna de mensen in de groep zich allemaal naar de beveiliger toe keren. De sfeer lijkt volgens de politie vanaf dat moment te veranderen. [naam medeverdachte 5] en [maan medeverdachte 1] lopen vervolgens naar de toegangspoort en zeggen iets tegen [naam benadeelde partij 2]. [naam medevedachte 6], [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 8], [naam medeverdachte 11], [broer medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 9] lopen daarop ook naar de toegangspoort. [21] Daarna bukken [naam medeverdachte 5] en [maan medeverdachte 1] zich ter hoogte van het middenstuk van de toegangspoort. Op dat moment komt beveiliger [naam benadeelde partij 1] aanlopen en gaat ook bij de toegangspoort staan. [22] [naam benadeelde partij 1] hoorde toen dat [broer medeverdachte 2] tegen de groep “Gaan we erdoor? Gaan we erdoor?” riep. [23] [naam benadeelde partij 2] heeft verklaard, dat hij hoorde dat er vanuit de groep geroepen werd dat als zij niet aan de kant zouden gaan, zij hen kapot zouden maken. [24] Vervolgens beginnen [maan medeverdachte 1], [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 3] aan de toegangspoort te trekken en te duwen. [naam medeverdachte 11], [naam medeverdachte 8], [naam medeverdachte 9] en [naam medevedachte 6] duwden toen ook mee. [25]
Tussenconclusie:
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat:
  • de omstreeks 12.00 uur verzamelde groep personen na het gesprek tussen [naam medeverdachte 2] en [broer medeverdachte 2] enerzijds en [medewerker woningstichting] en [naam benadeelde partij 1] anderzijds naar het woonwagenkamp is teruggereden;
  • vervolgens op het woonwagenkamp is overlegd en besloten werd dat de woningstichting met een oplossing voor de standplaatsproblematiek van [naam medeverdachte 2] moest komen;
  • vervolgens naar de woningstichting werd gebeld;
  • het er in dit telefoongesprek harder aan toe ging en dat er werd verzocht om een gesprek waarbij iedereen aanwezig kon zijn;
  • vervolgens door een groep woonwagenbewoners naar de woningstichting is gegaan;
  • zich omstreeks 14.00 uur een groep van 16 personen voor de toegangspoort verzamelde en dat verdachte onderdeel uitmaakte van deze groep;
  • de toegangspoort op dat moment gesloten was, er tegen de verzamelde groep werd gezegd dat de woningstichting gesloten was, dat er geen gesprekken meer zouden plaatsvinden en de groep niet naar binnen mocht;
  • meerdere personen uit de groep zich op enig moment lijken te keren tegen beveiliger [naam benadeelde partij 2] en vervolgens door meerdere personen uit de groep werd geduwd en getrokken aan de op dat moment gesloten toegangspoort.
De rechtbank acht het, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, aannemelijk dat het kennelijk de bedoeling van de verdachten is geweest om een tweede gesprek af te dwingen met de woningstichting. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk dat het oogmerk van de verdachten was om “haat en verderf te zaaien” bij de woningstichting en dat het oogmerk van de verdachten reeds op het moment dat zij zich vervoegden bij de toegangspoort van de woningstichting gericht was op het openlijk in vereniging plegen van geweld.
Over de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden zijn door enkele raadslieden verweren gevoerd, die de rechtbank hier zal bespreken.
De herkenning van [broer medeverdachte 2] door [naam benadeelde partij 1]
Door de raadsman van [broer medeverdachte 2] is aangevoerd dat [broer medeverdachte 2] door [naam benadeelde partij 1] ten onrechte is herkend als degene die de groep aan het opruien was bij de toegangspoort door “Gaan we erdoor? Gaan we erdoor?” te roepen.
Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. [naam benadeelde partij 1] heeft in zijn aangifte aanvankelijk verklaard dat hij samen met [medewerker woningstichting] omstreeks 12:00 uur een gesprek had gevoerd met [naam medeverdachte 2], die toen in gezelschap was van een man genaamd “[maan medeverdachte 1]” en dat deze [maan medeverdachte 1] degene was die de groep bij de toegangspoort opruide met de woorden: “Gaan we erdoor? Gaan we erdoor?”. Toen [naam benadeelde partij 1] aanvullend werd gehoord en verbalisanten [naam benadeelde partij 1] een foto toonden van zowel [broer medeverdachte 2] (getoonde foto 4) als [maan medeverdachte 1] (getoonde foto 5), beiden broers van [naam medeverdachte 2], verklaarde [naam benadeelde partij 1] dat hij de persoon op foto 4 meteen herkende als de persoon die hij in zijn aangifte [maan medeverdachte 1] noemde. Voorts heeft [broer medeverdachte 2] bij de politie verklaard dat hij ’s ochtends samen met [naam medeverdachte 2] een gesprek heeft gehad bij de woningstichting en dat de rest van de groep die met hen mee was gegaan naar de woningstichting buiten bij de toegangspoort moest wachten. De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - van oordeel dat geen sprake is van een foutieve herkenning van [broer medeverdachte 2] door [naam benadeelde partij 1] en dat [broer medeverdachte 2] dus degene is geweest die bij de toegangspoort de groep heeft opgeruid door “Gaan we erdoor? Gaan we erdoor?” te roepen.
Zijn de verdachten uitgenodigd om op gesprek te komen bij de woningstichting?
Door [naam medeverdachte 4] is ter terechtzitting verklaard dat zij die bewuste dag een aantal keren telefonisch contact heeft gehad met [medewerker woningstichting] en dat zij, kort na het eerdere gesprek die ochtend van 12:00 uur, telefonisch door [medewerker woningstichting] is uitgenodigd om met iedereen op gesprek te komen bij de woningstichting om over de standplaats van [naam medeverdachte 2] te spreken.
Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Uit het door de raadsman van [naam medeverdachte 4] overgelegde overzicht met telefoongesprekken blijkt dat zij die dag een aantal keren met de woningstichting heeft gebeld. De rechtbank acht het echter onaannemelijk dat [medewerker woningstichting] of iemand anders van de woningstichting [naam medeverdachte 4] en de rest van de verdachten heeft uitgenodigd om bij de woningstichting een tweede gesprek te komen voeren. Hiertoe overweegt de rechtbank dat [naam benadeelde partij 1] heeft verklaard dat de toegangspoort van de woningstichting al de gehele dag gesloten was in verband met de geplande ontruiming van de caravan van [naam medeverdachte 2] en de, voorafgaand aan het incident op 12 november 2013, ontvangen bedreigingen aan het adres van de woningstichting. Vervolgens heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam medeverdachte 2] en [broer medeverdachte 2] enerzijds en [naam benadeelde partij 1] en [medewerker woningstichting] anderzijds. Dit gesprek werd volgens [naam benadeelde partij 1] vanwege de dreigende toon beëindigd. Toen [naam medeverdachte 2] en de groep van 10 personen na het gesprek die dag weggingen, werden allerlei bedreigingen geuit aan het adres van de zich op het terrein van de woningstichting bevindende beveiligingsmedewerkers. Volgens [naam benadeelde partij 1] is de poort vervolgens (wederom) gesloten en werd met de woningstichting afgesproken dat niet meer in gesprek zou worden gegaan met de woonwagenbewoners.
De verklaring van [naam medeverdachte 4], dat [medewerker woningstichting], kort na het gesprek om 12:00 uur, dat werd beëindigd vanwege bedreigende uitlatingen en de daaropvolgende bedreigende uitlatingen bij de toegangspoort, de groep zou hebben uitgenodigd om met een nog grotere groep terug te komen, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk.
Dat de woningstichting op 12 november 2013 niet meer in gesprek wilde, was naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval duidelijk toen verdachten zich omstreeks 14.00 uur verzamelden voor de toegangspoort van de woningstichting. Immers, de toegangspoort was nog steeds, zoals al de hele dag, afgesloten. Voorts werd door [naam benadeelde partij 1] op dat moment medegedeeld dat de woningstichting gesloten was en dat er geen gesprekken konden plaatsvinden. Een mededeling, die kennelijk ook de groep heeft bereikt, immers [broer medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij omstreeks 14.00 uur hoorde dat niemand naar binnen mocht. De verklaring van [naam medeverdachte 4] rijmt op dit punt dus geenszins met de situatie die de verdachten omstreeks 14.00 uur aantroffen.
Was op het moment dat door de verdachten aan de toegangspoort werd geduwd en getrokken, sprake van een noodweersituatie?
Door de raadsman van verdachte en de raadslieden van de medeverdachten [naam medevedachte 6], [naam medeverdachte 5] en [maan medeverdachte 1] is aangevoerd dat er, op het moment dat door de verdachten aan de toegangspoort werd geduwd en getrokken, sprake was van een noodweersituatie. Aan de verdachten zou daarom een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomen, hetgeen tot ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten leiden. Volgens de raadslieden zou sprake zijn van noodweer(exces) op grond van een tweetal genoemde omstandigheden.
Aangevoerd is dat door beveiliger [naam benadeelde partij 2] een aan de Holocaust gerelateerde opmerking werd gemaakt en dat dit de reden was dat de sfeer omsloeg en meerdere verdachten zich in zijn richting keerden, zoals ook zichtbaar op de camerabeelden. De groep wilde [naam benadeelde partij 2] vervolgens aanspreken op dit gedrag.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit het proces-verbaal van bevindingen, waarin de camerabeelden van de woningstichting zijn beschreven, leidt de rechtbank af dat [naam medeverdachte 5] iets tegen beveiliger [naam benadeelde partij 2] zegt, waarna deze iets terug zegt. Op de beelden is te zien dat vervolgens meerdere personen uit de groep verdachten zich naar [naam benadeelde partij 2] omdraaien. [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 5] en [maan medeverdachte 1] lopen naar de toegangspoort en zeggen iets tegen [naam benadeelde partij 2], waarbij hun houding de indruk wekt dat ze kwaad zijn. Op dat moment voegen zich eveneens bij de toegangspoort: [naam medevedachte 6], [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 8], [naam medeverdachte 11], [broer medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 9]. [naam medeverdachte 7] heeft bij de politie verklaard dat zij - toen zij bij de toegangspoort stond - hoorde dat er zowel door de groep als door de beveiliger werd gescholden.
De rechtbank is van oordeel dat niet vast staat wat [naam benadeelde partij 2] op het moment voordat meerdere personen zich naar hem omdraaien, heeft gezegd. Evenwel acht zij het onaannemelijk dat [naam benadeelde partij 2] een aan de Holocaust gerelateerde opmerking heeft gemaakt. Hiertoe overweegt de rechtbank dat eerst ter terechtzitting is aangevoerd dat [naam benadeelde partij 2] een Holocaust gerelateerde opmerking zou hebben gemaakt. Bij de politie heeft geen van de 13 verdachten - hoewel de vermeende opmerking de verdachten kennelijk emotioneel zeer heeft aangegrepen - over deze opmerking verklaard. Evenmin is [naam benadeelde partij 2], die in de zaak tegen [naam medeverdachte 9], [broer medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 4] als getuige bij de rechter-commissaris is gehoord, op dit punt tijdens dat verhoor door de verdediging bevraagd. Dit had, gelet op het voorgaande, wel in de rede gelegen.
Overigens merkt de rechtbank nog op dat zelfs áls een dergelijke uitlating gedaan zou zijn, dit nog geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding oplevert zoals bedoeld is in artikel 41 Sr. Tot een geslaagd beroep op noodweer(exces) zou dit hoe dan ook niet kunnen leiden.
Voorts was volgens de raadsman van verdachte sprake van een noodweersituatie ten tijde van het duwen en trekken aan de toegangspoort, omdat door de bij de rechter-commissaris in een aantal zaken gehoorde getuige [naam getuige 1] is verklaard dat [naam benadeelde partij 2] met zijn arm een beweging door de spijlen van de toegangspoort maakte toen [maan medeverdachte 1] gebukt zat bij deze poort.
De rechtbank zal dit verweer verwerpen. Hiertoe overweegt zij als volgt. Naar aanleiding van voormelde verklaring van [naam getuige 1] is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Hieruit blijkt dat door de verbalisant bij het bekijken van de beelden die met de beveiligingscamera’s van de woningstichting zijn gemaakt, niet is gezien dat een van de beveiligers een beweging door de spijlen van de toegangspoort heeft gemaakt. Wel is op de beelden te zien dat beide beveiligers op een gegeven moment met de handen de (spijlen van de) poort vastpakken om de toegangspoort tegen te houden.
Nu de rechtbank onaannemelijk acht dat door [naam benadeelde partij 2] een aan de Holocaust gerelateerde opmerking in de richting van de verdachten is gemaakt en evenmin aannemelijk acht dat door [naam benadeelde partij 2] een beweging met zijn arm door de spijlen van de toegangspoort is gemaakt, is naar het oordeel van de rechtbank op het moment dat door de verdachten aan de poort werd geduwd en getrokken geen sprake van een noodweersituatie. Aan geen van de verdachten komt derhalve een geslaagd beroep op noodweer(exces) toe. De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer.
B.
Het forceren van de toegangspoort
Op de camerabeelden van de woningstichting is - zoals hierboven is vermeld - te zien dat [maan medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] zich ter hoogte van het middenstuk van de toegangspoort bukken. Op dat moment komt ook [naam benadeelde partij 1] weer aanlopen en gaat vervolgens bij de poort staan. Door [maan medeverdachte 1], [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 3] wordt vervolgens tegen de poort geduwd en aan de poort getrokken. [naam medeverdachte 11], [naam medeverdachte 8], [naam medeverdachte 9] en [naam medevedachte 6] duwen ook mee en het lijkt erop alsof de groep de poort wil forceren. [naam medeverdachte 7] heeft volgens haar eigen verklaring mogelijk wat geroepen tegen de beveiliger bij de poort, op het moment dat er over en weer gebekvecht werd. [26] [naam medeverdachte 10] loopt vervolgens ook richting de toegangspoort en [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 12] en [broer medeverdachte 2] voegen zich ook bij de groep. [naam medeverdachte 11] trekt zich op een gegeven moment terug en loopt weg uit de richting van de toegangspoort. Te zien is dat de twee beveiligers vervolgens met kracht tegendruk moeten geven om te voorkomen dat de toegangspoort wordt opengeduwd. Door de duwkracht van de groep komt er speling in het midden van het hek en vormt zich een opening. Terwijl de groep duwt, grijpt [naam medeverdachte 3] naar het hoofd van [naam benadeelde partij 2]. [naam medeverdachte 5] slaat op dat moment diverse keren met zijn gebalde vuist op het gezicht van [naam benadeelde partij 1]. [27] Dit deed volgens [naam benadeelde partij 1] pijn. [28] Direct daarna breekt de elektrische toegangspoort open. De motoren en de cilinder van de poort zijn daardoor vernield. [29] Op de beelden is te zien dat [naam medeverdachte 5] vervolgens als eerste persoon door de toegangspoort het terrein van de woningstichting betreedt. Hoewel de beveiligers proberen hem en de groep tegen te houden, lukt dat niet en stormt de groep het terrein van de woningstichting op [30] in de richting van de toegangsdeur van het kantoor van de woningstichting. [31]
Tussenconclusie:
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat:
  • [maan medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 5] zich hebben gebukt ter hoogte van de toegangspoort, waarna zij en [naam medeverdachte 3] als eersten zijn begonnen met het duwen en trekken aan de toegangspoort;
  • [naam medeverdachte 11], [naam medeverdachte 8], [naam medeverdachte 9], [naam medevedachte 6], [naam medeverdachte 10] en [naam medeverdachte 4] daarna ook mee duwen tegen de poort;
  • [broer medeverdachte 2], [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 7] en [naam medeverdachte 12] niet duwen tegen de toegangspoort.
C.
De openlijke geweldpleging tegen goederen en [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] op het
terrein van de woningstichting
Op de camerabeelden is te zien dat, zodra de poort geforceerd is [naam medeverdachte 5] het terrein op stormt en in de richting van het hoofd van beveiligingsmedewerker [naam benadeelde partij 2] slaat. De rest van de groep gaat ook het terrein op. [32] [naam benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij, nadat de toegangspoort was geforceerd, door de groep werd meegesleurd en diverse malen werd geslagen en getrapt. Net voor de ingang van het kantoor van de woningstichting voelde hij dat hij van de achterzijde in zijn nek werd geslagen met een paal. Dit deed pijn. Toen [naam benadeelde partij 2] zich omdraaide, zag hij dat de persoon die hem had geslagen, hem nogmaals met de paal wilde slaan. Hoewel [naam benadeelde partij 2] deze klap kon ontwijken, raakte de persoon die hem probeerde te slaan de ruit van de toegangshal met deze paal, waardoor deze ruit werd vernield. [33] Voorts verklaarde [naam benadeelde partij 2] dat - toen hij de beelden die vanuit de bovenverdieping van het kantoor van de woningstichting door een medewerker zijn gemaakt bekeek - hij de persoon die met een grijze paal over zijn schouder wegliep, herkende als de persoon die hem met de paal heeft geslagen. [34] [naam benadeelde partij 3] omschreef de man die [naam benadeelde partij 2] met een paal sloeg als een man die een zwarte trainingsbroek met een witte streep, witte sportschoenen en een zwarte halflange jas droeg. [35]
Op de camerabeelden is te zien dat [naam medeverdachte 5] vanuit de richting van de entree naar de parkeerplaats loopt terwijl hij een voorwerp dat op een ijzeren paal of buis lijkt over zijn rechterschouder draagt. [36] Deze ijzeren paal of buis lijkt op een van de verlichtingspalen die op het terrein van de woningstichting uit de grond zijn getrokken. [37] Op deze beelden is tevens te zien dat [naam medeverdachte 5] een zwarte broek met witte biezen op de linker broekspijp en hoge witte gymschoenen draagt. Op [naam medeverdachte 5] na droeg niemand van de groep dit soort kleding. [38] [naam benadeelde partij 2] heeft ten gevolge van het schoppen en slaan letsel opgelopen en bij hem werd op 12 november 2013 door de forensisch geneeskundige een schaafverwonding aan de buitenzijde van de rechterenkel geconstateerd. [39]
Tussenconclusie:
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat:
  • [naam medeverdachte 5] op het moment dat door de groep tegen de toegangspoort wordt geduwd met zijn tot vuist gebalde hand in de richting van het hoofd van [naam benadeelde partij 1] slaat en hem daarbij ook raakt, waardoor [naam benadeelde partij 1] pijn heeft ondervonden;
  • alle verdachten zich na het forceren van de toegangspoort het terrein van de woningstichting op verplaatsen in de richting van de toegangshal van het kantoor van de woningstichting.
  • [naam medeverdachte 5] beveiliger [naam benadeelde partij 2] voor de ingang van het kantoor van de woningstichting met een paal heeft geslagen, waardoor [naam benadeelde partij 2] letsel heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden;
  • [naam medeverdachte 5] met een paal tegen de ruit van de toegangshal van de woningstichting heeft geslagen, waardoor deze ruit werd vernield.
[naam benadeelde partij 1] heeft verklaard dat toen de groep de toegangspoort had geforceerd, hij door enkele personen tegen een houten bank die op het terrein van de woningstichting stond, werd gedrukt. [40] Uit de beelden die met de beveiligingscamera’s van de woningstichting zijn gemaakt, blijkt dat [naam medeverdachte 10] en [maan medeverdachte 1] zich direct tegen [naam benadeelde partij 1] richten en dat [maan medeverdachte 1] de hals van [naam benadeelde partij 1] vastpakt en hem een bankje op trekt en duwt. [broer medeverdachte 2] voegt zich al trappend bij dit groepje, terwijl [naam benadeelde partij 1] dan op het bankje wordt gedrukt. Daar wordt [naam benadeelde partij 1] - terwijl [maan medeverdachte 1] hem op de bank blijft drukken - meerdere malen door [naam medeverdachte 10] en [broer medeverdachte 2] met kracht in zijn gezicht geschopt en geslagen. Na een korte aarzeling, gaat ook [naam medeverdachte 7] het terrein op en loopt langs het bankje waar [naam benadeelde partij 1] ligt. Terwijl [naam benadeelde partij 1] door meerdere personen uit de groep wordt geslagen op het bankje, staan [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 9] op korte afstand toe te kijken. [41] [naam benadeelde partij 1] probeert zich tegen deze aanval te weren door zijn handen voor zijn gezicht te brengen en door schoppende bewegingen te maken in de richting van zijn aanvallers. [42] Als de personen [naam benadeelde partij 1] los laten, op [maan medeverdachte 1] na, en richting de toegangsdeur van de sluis rennen, rent ook [naam medeverdachte 2] richting de toegangsdeur van de sluis. [43] [naam medeverdachte 10] rent daarop weg in de richting van de ingang van het kantoor van de woningstichting, [broer medeverdachte 2] rent ook in deze richting, waarna alleen [maan medeverdachte 1] nog in gevecht is met [naam benadeelde partij 1]. [maan medeverdachte 1] houdt op dat moment de benen vast van [naam benadeelde partij 1]. [naam benadeelde partij 1] weet zich uit de greep te onttrekken, waarna [maan medeverdachte 1] zich bukt, een voorwerp van de grond opraapt en in de richting van de toegangshal van de woningstichting rent. [44] [naam benadeelde partij 1] heeft ten gevolge van het schoppen en slaan in zijn gezicht letsel opgelopen en bij hem werd op 25 november 2013 door de forensisch geneeskundige een bloeduitstorting op zijn hoofd en een scheefstaande neus geconstateerd. [45]
Tussenconclusie:
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat:
  • nadat de toegangspoort is geforceerd: [maan medeverdachte 1] de hals van [naam benadeelde partij 1] vastgrijpt en hem op de op het terrein van de woningstichting bevindende bank duwt;
  • [naam medeverdachte 10] en [broer medeverdachte 2] meerdere malen [naam benadeelde partij 1] met kracht in het gezicht slaan en schoppen, terwijl [naam benadeelde partij 1] door [maan medeverdachte 1] op de bank wordt gedrukt;
  • [naam medeverdachte 9], [naam medeverdachte 7] en [naam medeverdachte 2] voorbij lopen terwijl [naam benadeelde partij 1] op de bank door [naam medeverdachte 10] en [broer medeverdachte 2] wordt geslagen en door [maan medeverdachte 1] op de bank wordt geduwd;
  • [maan medeverdachte 1] als laatste bij [naam benadeelde partij 1] wegloopt en met een voorwerp in de richting van de toegangshal van de woningstichting rent;
  • [naam benadeelde partij 1] letsel heeft opgelopen ten gevolge van het gepleegde geweld.
D.
De openlijke geweldpleging tegen goederen op het terrein van de woningstichting en tegen [naam benadeelde partij 3], [naam benadeelde partij 4] en [naam benadeelde partij 5] in de toegangshal van het kantoor van de woningstichting
Beveiliger [naam benadeelde partij 3] heeft verklaard dat hij, toen de groep de toegangspoort forceerde, in de richting van de ingang van het kantoor van de woningstichting liep. In de glazen toegangshal werd hij diverse keren tegen zijn hoofd, zijn borst en zijn benen geslagen en getrapt. Na het gevecht voelde hij direct dat zijn rechterarm uit de kom was. Ook voelde hij pijn aan zijn gezicht en op zijn borst en pijn aan zijn rechterhand die wat gezwollen was. Ook hoorde [naam benadeelde partij 3] dat twee vrouwen, te weten: een vrouw met kort rood haar en een bruine jas en een vrouw met lang rood haar, die groter was dan de andere vrouw, de hele tijd tierden en schreeuwden. [46]
[naam medeverdachte 4] heeft bij de politie verklaard dat zij zichzelf op de camerabeelden herkende als de vrouw met kort rood haar en een bruine jas, [47] terwijl [naam medeverdachte 7] heeft verklaard dat zij zichzelf op de camerabeelden herkende als de langere vrouw met lang rood haar. [48]
Tussenconclusie:
De rechtbank is op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat:
  • [naam benadeelde partij 3] in de glazen toegangshal werd geslagen en getrapt door meerdere zich daar bevindende personen;
  • [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 7] op het terrein van de woningstichting tierden en schreeuwden.
[naam benadeelde partij 4] heeft verklaard dat hij als lid van de mobiele eenheid in het kantoor van de woningstichting aanwezig was. Omstreeks 14.00 uur riep de sectiecommandant dat de aanwezige leden van de mobiele eenheid in actie moesten komen, waarna zij naar de entreehal van de woningstichting liepen. [naam benadeelde partij 4] zag vervolgens dat een van de beveiligers die voor het kantoor had gestaan, het gebouw in kwam gerend. Ook zag hij dat ongeveer 6 personen in de glazen toegangssluis van het gebouw stonden. Deze mannen schreeuwden van alles, hetgeen er op neer kwam dat ze alles kapot zouden slaan en dat ze hen kapot zouden slaan, en daagden de ME-leden uit om met hen te vechten. Al deze mannen hadden voorwerpen, zoals ijzeren pijpen of metalen lantaarnpaaltjes, in hun handen die als slagwapen te gebruiken waren. Hij zag dat deze mannen op alles en iedereen sloegen. Daarop riep de sectiecommandant “actie nu”, waarna [naam benadeelde partij 4] en de andere ME-leden probeerden deze mannen in de glazen toegangssluis tegen te houden. Toen de ME-leden hen echter naderden, sloegen deze mannen in hun richting met deze metalen pijpen. Ook voelde [naam benadeelde partij 4] dat hij meermalen werd getrapt. [naam benadeelde partij 4] heeft de personen die te dicht bij kwamen, met zijn wapenstok geslagen. [naam benadeelde partij 4] zag dat de mannen als groep optraden en allen en gelijktijdig geweld gebruikten tegen hemzelf en zijn collega’s. In het tumult is [naam benadeelde partij 4] ten val gekomen. Hij zag en voelde dat zijn hals werd vastgepakt met een arm en dat deze man met zijn andere hand/arm uithaalde en hem met een tot vuist gebalde hand meerdere slagen op de rechter bovenzijde van zijn hoofd gaf. Verbalisant constateert later een lichte zwelling en een bloeduitstorting aan de rechterzijde van het voorhoofd van [naam benadeelde partij 4]. [naam benadeelde partij 4] beschreef de man die hem had geslagen als een man met een kalend hoofd, die in een lichtblauwe spijkerbroek en een donkerkleurig kort jack was gekleed. Deze man stapte later in een zilvergrijze Ford bestelbus. Het kenteken van deze bus werd aan de politie doorgegeven en [naam benadeelde partij 4] heeft kort daarop vernomen dat de bestelbus in de omgeving werd aangetroffen en dat de bestuurder is aangehouden. [49] Dit bleek later [naam medeverdachte 10] Netten te zijn. [50]
Beveiliger [naam benadeelde partij 5] heeft verklaard dat hij - toen de groep zich voor de toegangspoort verzamelde - in het kantoor van de woningstichting stond. Daar kreeg hij van [naam benadeelde partij 3] de opdracht om naar voren te gaan, waarna hij door de gang naar voren rende. Hij zag toen dat de leden van de mobiele eenheid ook naar voren renden. [naam benadeelde partij 5] zag dat een gevecht gaande was tussen de woonwagenbewoners en zijn collega’s bij de toegangsdeur van het kantoor. Vervolgens is hij samen met de ME-leden naar de toegangsdeur gelopen. Daar probeerde de mobiele eenheid de woonwagenbewoners naar buiten te krijgen. Op het moment dat [naam benadeelde partij 5] in de toegangshal stond zag hij dat een rookpaal die normaal gesproken voor het kantoor van de woningstichting staat in de richting van zijn hoofd werd gegooid. Ook zag [naam benadeelde partij 5] dat meerdere palen naar binnen werden gegooid. [51]
[ME lid] bevond zich op het moment dat de groep vanaf de toegangspoort in de richting van de entreehal renden, als groepslid van de mobiele eenheid in het kantoor van de woningstichting. Hij zag vanuit het kantineraam dat een groep mensen vanaf de toegangspoort in de richting van de entreehal renden en hoorde dat de sectiecommandant om assistentie vroeg. Daarop is hij samen met een aantal groepsleden naar de entreehal van de woningstichting gerend. Toen hij daar aankwam, zag [ME lid] dat een groep voor hem onbekende personen grof geweld gebruikten om zich de toegang tot het pand te verschaffen. Vanuit de groep werden slaande bewegingen in de richting van de mobiele eenheid, die op dat moment in de entreehal stonden, gemaakt. Daarbij werd gebruik gemaakt van slagvoorwerpen. Op een gegeven moment zag [ME lid] een man voor hem staan die met een ijzeren staaf een slaande beweging in zijn richting maakte. Deze man probeerde om zich op deze manier verdere toegang tot het kantoor te verschaffen. [ME lid] heeft vervolgens pepperspray gebruikt om de man die voor hem stond uit te schakelen en hij zag dat de man - nadat [ME lid] hem met pepperspray in het gezicht had gespoten - met de handen voor zijn ogen in de richting van de parkeerplaats liep. [52]
Sectiecommandant [naam commandant] van de mobiele eenheid heeft gelijkluidend verklaard: ook hij zag dat de personen die zich in de entreehal van de woningstichting bevonden allen zwaar geweld in de richting van de politiemensen gebruikten. Dat geweld bestond uit het slaan en schoppen in de richting van de politiemensen. Ook zag hij dat een man aanstalten maakte om met een ijzeren paal die hij in zijn handen had, te slaan. Volgens [naam commandant] hebben alle personen die zich toegang tot het kantoor van de woningstichting hebben verschaft, in vereniging geweld gebruikt in de richting van het beveiligingspersoneel en de politie; niemand probeerde het geweld te stoppen. De man die tijdens het plegen van het geweld gebruik maakte van een ijzeren paal, werd volgens [naam commandant] uitgeschakeld door pepperspray in zijn ogen te spuiten. Deze man liep met zijn handen voor zijn ogen terug richting een auto. [53]
Op de beelden die met de beveiligingscamera’s van de woningstichting zijn gemaakt is te zien dat [maan medeverdachte 1], terwijl hij het terrein afliep in de richting van de parkeerplaats, de hele tijd door zijn ogen wreef. [54]
[ME lid 2] bevond zich ook als groepslid van de mobiele eenheid in de kantine van de woningstichting. Hij verklaarde dat hij zag dat - nadat de toegangspoort was geforceerd - een groep personen naar de ingang van het kantoor van de woningstichting stormde. Daarop verschafte de hele groep zich toegang tot het voorportaal van het kantoor. Toen hij in het voorportaal was, zag [ME lid 2] dat de mensen uit de groep ook slaande bewegingen in zijn richting maakten. Ook zag hij dat enkele mannen ijzeren verlichtingspaaltjes die op het terrein in de grond waren bevestigd, afbraken en lostrokken en daarmee met kracht op hem en andere leden van de mobiele eenheid insloegen. Nadat het de mobiele eenheid was gelukt de groep van de ingang te verwijderen, zag [ME lid 2] dat een kleine vrouw met donker kort haar en een nors gezicht een ijzeren verlichtingspaaltje pakte en dit in de richting van de mobiele eenheid gooide. Dit paaltje raakte de benen van [ME lid 2]. [55]
Op de camerabeelden is te zien dat [naam medeverdachte 4] op enig moment door de toegangspoort naar buiten liep in de richting van het parkeerterrein en dat [naam medeverdachte 11] en [naam medeverdachte 7] achter haar aan liepen. Daar trok [naam medeverdachte 4] op het hoekje van de parkeerplaats een op een paal gelijkend voorwerp, inclusief kabel uit de grond, waarna zij samen met [naam medeverdachte 7] terugliep in de richting van de ingang van het kantoor van de woningstichting. Terwijl [naam medeverdachte 4] in de richting van de toegangshal liep, nam zij met de paal in haar handen een dreigende houding aan, waarna zij de paal voor zich uitgooide in de richting van de ingang. In de tussentijd heeft [naam medeverdachte 8] op de binnenplaats een van de bankjes vastgepakt, opgetild en weer tegen de grond gegooid. [56]
[naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 12] hebben elk in hun eigen zaak ter terechtzitting verklaard dat zij door leden van de mobiele eenheid zijn geslagen.
Op de camerabeelden genomen vanuit het kantoor van de woningstichting tussen de lamellen door is voorts te zien dat op het moment dat de eerste leden van de groep het terrein verlaten, de mobiele eenheid nog niet op de beelden te zien is. De rechtbank leidt daaruit af dat de ME op dat moment nog in de glazen sluis is. De mobiele eenheid komt pas in beeld op de camera (en verlaat dus de glazen sluis) als vrijwel iedereen van het terrein af is. [57]
In de toegangssluis stond een folderrek dat is vernield. [58]
Tussenconclusie:
De rechtbank is op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat:
  • alle personen die zich op enig moment in de glazen toegangssluis bevonden, als groep hebben opgetreden en gelijktijdig geweld hebben gebruikt tegen de aldaar aanwezige beveiligers en leden van de mobiele eenheid;
  • [naam medeverdachte 10] zich op enig moment in de glazen toegangssluis bevond en aldaar [naam benadeelde partij 4] meerdere malen met een tot vuist gebalde hand sloeg;
  • [maan medeverdachte 1] zich op enig moment in de glazen toegangshal van de woningstichting bevond en daar met een paal in de richting van [ME lid] heeft geslagen;
  • [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 12] zich op enig moment in de glazen toegangshal van de woningstichting moeten hebben bevonden, omdat zij naar eigen zeggen zijn geslagen door leden van de mobiele eenheid en de mobiele eenheid slechts geweld kan hebben gebruikt tegen personen die zich in de glazen toegangssluis van de woningstichting bevonden;
  • [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 12] zelf aldus - gelet op de eerder genoemde vaststellingen - een fysieke bijdrage hebben geleverd aan het geweld tegen de zich in de glazen toegangssluis bevindende beveiligers en leden van de mobiele eenheid;
  • in de toegangssluis een folderrek stond dat is vernield;
  • [naam medeverdachte 4] een verlichtingspaaltje uit de grond heeft getrokken en daarmee in de richting van de toegangssluis heeft gegooid en dat ME’er [ME lid 2] door deze paal werd geraakt;
  • [naam medeverdachte 8] geweld heeft gebruikt tegen de zich op het terrein van de woningstichting bevindende tuinbank.
E.
De openlijke geweldpleging tegen goederen tijdens de terugtocht naar de parkeerplaats
Op de camerabeelden van de woningstichting is te zien, dat terwijl iedereen terug door het hek het terrein van de woningstichting af loopt, [naam medeverdachte 4] met haar rechterbeen een paal of lamp omver trapt, die naast het bankje op de binnenplaats staat. Zodra [naam medeverdachte 4] het hek voorbij loopt, schopt zij wederom tegen een onbekend voorwerp. [59]
Tussenconclusie:
De rechtbank is op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat [naam medeverdachte 4] geweld heeft gebruikt tegen de lamp of paal die naast de tuinbank op het terrein van de woningstichting stond.
4.3.3
De vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
De rechtbank stelt, gelet op alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen en tussenconclusies - in onderling verband bezien, per verdachte het volgende vast.
[broer medeverdachte 2]:
  • heeft de omstreeks 14.00 uur bij de toegangspoort van de woningstichting verzamelde groep opgeruid door “Gaan we erdoor? Gaan we erdoor?” tegen de groep te roepen;
  • is vervolgens, nadat door andere leden van de groep de toegangspoort werd opengeduwd, samen met de rest van de groep het terrein van de woningstichting opgelopen;
  • heeft [naam benadeelde partij 1] vervolgens meermalen geslagen en schoppende bewegingen gemaakt terwijl deze door [maan medeverdachte 1] op de tuinbank die zich op het terrein van de woningstichting bevond, werd geduwd;
  • beweegt zich vervolgens in de richting van de ingang van de toegangshal van de woningstichting, terwijl voor hem zichtbaar moet zijn geweest dat aldaar meerdere personen uit de groep de confrontatie met leden van de beveiliging en de mobiele eenheid aangingen.
[maan medeverdachte 1]:
  • is samen met [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 3] begonnen met het duwen tegen en trekken aan de toegangspoort en heeft samen met andere leden van de groep de toegangspoort open geduwd;
  • heeft beveiliger [naam benadeelde partij 1] vervolgens bij zijn nek vastgegrepen en hem tegen de zich op het terrein van de woningstichting bevindende tuinbank geduwd en geduwd gehouden, terwijl [naam benadeelde partij 1] vervolgens door meerdere personen uit de groep werd geslagen en geschopt;
  • heeft in de glazen toegangshal met een ijzeren staaf in de richting van ME’er [ME lid] geslagen.
[naam medeverdachte 2]:
  • is samen met de rest van de groep het terrein opgegaan, nadat door andere leden van de groep de toegangspoort werd opengeduwd;
  • terwijl [naam benadeelde partij 1] door meerdere personen uit de groep wordt geslagen op het bankje, staat [naam medeverdachte 2] op korte afstand toe te kijken;
  • als de personen [naam benadeelde partij 1] los laten, op [maan medeverdachte 1] na, en richting de toegangsdeur van de sluis rennen, rent ook [naam medeverdachte 2] richting toegangsdeur van de sluis, terwijl op dat moment voor hem reeds zichtbaar moet zijn geweest dat aldaar meerdere personen uit de groep verwikkeld waren in een gewelddadige confrontatie met leden van de mobiele eenheid en van de beveiliging.
[naam medeverdachte 3]:
  • is samen met [naam medeverdachte 5] en [maan medeverdachte 1] begonnen met het duwen tegen en trekken aan de toegangspoort en heeft samen met andere leden van de groep de toegangspoort open geduwd, terwijl hij daarbij grijpt naar het hoofd van beveiligingsmedewerker [naam benadeelde partij 2];
  • is samen met de rest van de groep het terrein opgegaan in de richting van de toegangshal van de woningstichting, terwijl hij op dat moment moet hebben waargenomen dat de mobiele eenheid zich daar bevond en hij is dus welbewust een bijna zekere confrontatie aangegaan met de zich daar bevindende mobiele eenheid;
  • bevond zich in de toegangshal en heeft daar een fysieke bijdrage geleverd aan het geweld dat tegen de zich daar aanwezig beveiligers en ME’ers werd gebruikt.
[naam medeverdachte 4]:
  • heeft samen met andere leden van de groep tegen de toegangspoort geduwd, waardoor deze werd vernield en open werd geduwd;
  • heeft vervolgens het terrein van de woningstichting betreden;
  • tierde en schreeuwde toen zij zich op het terrein van de woningstichting bevond;
  • heeft geweld gebruikt tegen een verlichtingspaaltje door dit paaltje uit de grond te trekken en heeft daarmee in de richting van de toegangssluis gegooid, waardoor ME’er [ME lid 2] werd geraakt;
  • heeft geweld gebruikt door tegen de zich naast de tuinbank bevindende paal of lamp en tegen het onbekende voorwerp aan de voorzijde van de toegangspoort te schoppen.
[naam medeverdachte 5]:
  • is samen met [naam medeverdachte 3] en [maan medeverdachte 1] begonnen met het duwen tegen en trekken aan de toegangspoort en heeft samen met andere leden van de groep de toegangspoort open geduwd, terwijl hij daarbij meermaals met een vuist slaat in het gezicht van beveiligingsmedewerker [naam benadeelde partij 1];
  • is vervolgens het terrein opgerend, waarbij hij slaat in de richting van het hoofd van beveiligingsmedewerker [naam benadeelde partij 2];
  • beweegt vervolgens in de richting van de toegangshal van de woningstichting;
  • heeft beveiliger [naam benadeelde partij 2] in de glazen toegangshal van de woningstichting met een (verlichtings)paal die op het terrein van de woningstichting uit de grond was getrokken, geslagen;
  • heeft met diezelfde paal tegen de ruit van de toegangshal van de woningstichting geslagen, waardoor deze ruit werd vernield.
[naam medevedachte 6]:
  • heeft samen met andere leden van de groep tegen de toegangspoort geduwd, waardoor deze werd vernield en open werd geduwd;
  • is samen met de rest van de groep het terrein opgegaan in de richting van de toegangshal van de woningstichting, terwijl voor hem zichtbaar moet zijn geweest dat zich aldaar op dat moment de mobiele eenheid bevond.
[naam medeverdachte 7]:
  • heeft volgens haar eigen verklaring mogelijk wat geroepen tegen de beveiliger bij de poort, op het moment dat er over en weer gebekvecht werd;
  • is samen met de rest van de groep, na een aarzeling van enkele seconden, het terrein opgegaan, nadat door andere leden van de groep de toegangspoort werd opengeduwd, terwijl op dat moment de gewelddadigheden gepleegd tegen [naam benadeelde partij 1] voor haar duidelijk zichtbaar moeten zijn geweest;
  • verlaat vervolgens kort daarop het terrein en loopt vervolgens het terrein weer op achter [naam medeverdachte 4] aan, die zich dan bewapend heeft met een door haar uit de grond getrokken verlichtingspaaltje;
  • tierde en schreeuwde toen zij zich op het terrein van de woningstichting bevond.
[naam medeverdachte 8]:
  • heeft samen met andere leden van de groep tegen de toegangspoort geduwd, waardoor deze werd vernield en open werd geduwd;
  • is samen met de rest van de groep het terrein opgegaan in de richting van de toegangshal van de woningstichting, terwijl voor hem zichtbaar moet zijn geweest dat zich aldaar op dat moment de mobiele eenheid bevond;
- heeft geweld gebruikt tegen de zich op het terrein van de woningstichting bevindende tuinbank.
[naam medeverdachte 9]:
  • heeft samen met andere leden van de groep tegen de toegangspoort geduwd, waardoor deze werd vernield en open werd geduwd;
  • is samen met de rest van de groep het terrein opgegaan;
  • beweegt vervolgens in de richting van [naam benadeelde partij 1] en staat erbij te kijken terwijl [naam benadeelde partij 1] door meerdere personen uit de groep wordt belaagd;
  • beweegt vervolgens verder naar voren in de richting van de toegangshal van de woningstichting, terwijl voor hem zichtbaar moet zijn geweest dat zich aldaar op dat moment de mobiele eenheid bevond.
[naam medeverdachte 10]:
  • heeft samen met andere leden van de groep tegen de toegangspoort geduwd, waardoor deze werd vernield en open werd geduwd;
  • betreedt het terrein en richt zich meteen in de richting van [naam benadeelde partij 1];
  • heeft [naam benadeelde partij 1] geslagen terwijl deze door [maan medeverdachte 1] op de tuinbank die zich op het terrein van de woningstichting bevond, werd geduwd;
  • heeft ME’er [naam benadeelde partij 4] in de glazen toegangshal van de woningstichting meerdere malen geslagen.
[naam medeverdachte 11]
- heeft samen met andere leden van de groep tegen de toegangspoort geduwd, waarna deze werd vernield en open werd geduwd;
[naam medeverdachte 12]:
  • heeft het perceel betreden nadat door andere leden van de groep de toegangspoort werd vernield door daar tegen te duwen;
  • bevond zich op enig moment in de toegangshal en heeft daar een fysieke bijdrage geleverd aan het geweld dat tegen de zich aldaar bevindende beveiligers en ME’ers werd gebruikt.
4.3.4
De juridische kwalificatie van de betrokkenheid van de verdachten
Is er in juridische zin sprake van openlijke geweldpleging tegen goederen en/of personen?
De rechtbank overweegt dat om tot een bewezenverklaring van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en personen te komen, er sprake dient te zijn van het leveren van een significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen die goederen en/of personen. Van de dader mag, maar hoeft zelf geen gewelddadige handeling te zijn uitgegaan. Ook vocale bijdragen of het welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in een aanvalsgolf kunnen voldoende zijn om van een significante bijdrage te spreken.
Op basis van het hiervoor vastgestelde, komt de rechtbank tot het oordeel dat alle verdachten een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen de ten laste gelegde goederen. Voorts komt de rechtbank tot het oordeel dat alle verdachten - met uitzondering van [naam medeverdachte 11] - een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen de ten laste gelegde personen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat [naam medeverdachte 11] de enige is die, nadat zij heel even tegen de toegangspoort duwde, weliswaar heel kort het terrein heeft betreden, maar vervolgens ook luttele seconden later het terrein heeft verlaten. Zij rent dan in de richting van de parkeerplaats en komt niet meer terug. Zij heeft zich op dat moment dus kennelijk gedistantieerd van het geweld dat zich voor haar ogen aan het voltrekken was tegen beveiliger [naam benadeelde partij 1] en heeft zich gedistantieerd van een bijna zekere confrontatie met de zich in de toegangshal bevindende beveiliging en mobiele eenheid, door niet in de aanvalsgolf van de groep mee te gaan.
De aan [broer medeverdachte 2], [maan medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 10] ten laste gelegde mishandeling van [naam benadeelde partij 1] acht de rechtbank, gelet op het hierboven vastgestelde, eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.3.5
Ten aanzien van feit 3 en feit 4
De rechtbank zal [broer medeverdachte 2] vrijspreken van de onder 3 ten laste gelegde bedreiging van de verbalisanten [naam politie agent 1], [naam politie agent 2] en [naam politie agent 3]. Eveneens zal zij [broer medeverdachte 2] vrijspreken van de onder 4 ten laste gelegde belediging van deze verbalisanten. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen dat door de verbalisanten [naam politie agent 1], [naam politie agent 2] en [naam politie agent 3] is opgemaakt, blijkt dat zij zich op 12 november 2013 op het woonwagenkamp aan de [adres] te Venlo bevonden en daar door een hen onbekende man werden bedreigd en beledigd. De verbalisanten beschrijven deze man als een blanke, kalende man die ongeveer 1.70-1.75 meter lang was en een iets steviger postuur had. Deze man droeg volgens de verbalisanten een zwart vest met een capuchon met aan de voorzijde een opdruk en een grijze joggingsbroek. Voorts relateren de verbalisanten dat zij later van de sectiecommandant van de mobiele eenheid hoorden dat hij deze man als de hem ambtshalve bekende [naam verdachte] herkende. De rechtbank is van oordeel dat niet buiten twijfel vastgesteld kan worden dat [broer medeverdachte 2] inderdaad degene is geweest die de verbalisanten heeft bedreigd en beledigd. Hiertoe overweegt zij dat [broer medeverdachte 2] stellig heeft ontkend dat hij de verbalisanten heeft bedreigd en beledigd met de ten laste gelegde woorden, terwijl de verbalisanten hebben gerelateerd dat zij de man die hen bedreigde en beledigde niet kenden. Daarnaast is de beschrijving die de verbalisanten van deze man geven niet zodanig specifiek dat het verdachte wel moet zijn geweest die hen heeft bedreigd en beledigd. Evenmin valt uit het dossier af te leiden op basis van welke waarnemingen of bevindingen of op basis van welke specifieke onderscheidende persoonskenmerken de sectiecommandant heeft kunnen concluderen dat [broer medeverdachte 2] degene is geweest die de verbalisanten heeft bedreigd en beledigd. Nu deze conclusie van de sectiecommandant niet voor de rechtbank is te controleren, zal zij deze niet voor het bewijs bezigen. De rechtbank zal verdachte, gelet daarop, vrijspreken van het onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 12 november 2013 te Blerick met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in en nabij het kantoor van Stichting [naam woningstichting], gelegen aan de [adres]
openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een elektrische poort, een aantal verlichtingspaaltjes, een folderrek en een ruit, welk geweld bestond uit het met kracht duwen tegen die poort en het uit de grond trekken van die verlichtingspaaltjes en het afbreken van die verlichtingspaaltjes en het gooien met die verlichtingspaaltjes en het omver gooien van dat folderrek en het met
een voorwerp gooien tegen die ruit
en
openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten
[naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 3] en [naam benadeelde partij 4] en
[naam benadeelde partij 5], welk geweld bestond uit het al dan niet met (verlichtings)palen en buizen, in elk geval harde voorwerpen, slaan van die [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 3] en [naam benadeelde partij 4] en [naam benadeelde partij 5] en het gooien met harde voorwerpen in de richting van die [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 3] en [naam benadeelde partij 4] en [naam benadeelde partij 5] en het trappen en schoppen tegen die [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 3] en [naam benadeelde partij 4] en [naam benadeelde partij 5].
Ten aanzien van feit 2:
op 12 november 2013 te Blerick tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend [naam benadeelde partij 1] tegen een bank heeft gedrukt en vervolgens heeft getrapt en geschopt en geslagen, waardoor voornoemde [naam benadeelde partij 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen
in eendaadse samenloop gepleegd met:
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van mishandeling.
6.
De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit. Mocht het tot een bewezenverklaring van een of meer ten laste gelegde feiten komen, heeft de raadsman verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De vrouw van verdachte lijdt aan een longziekte en is er ernstig aan toe. Het opleggen van een gevangenisstraf acht de raadsman, gelet daarop, niet passend.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is betrokken geweest bij de openlijke geweldpleging tegen goederen en personen bij en in het kantoor van woningstichting [naam woningstichting] op 12 november 2013. Eerder die dag werd de standplaats van [naam medeverdachte 2], de broer van verdachte, op het woonwagenkamp aan de [adres] in Venlo ontruimd. Een aantal familieleden en bekenden van [naam medeverdachte 2] is die dag op twee momenten - omstreeks 12.00 uur en omstreeks 14.00 uur - naar het kantoor van de woningstichting gegaan, kennelijk met de bedoeling om ”een oplossing voor [naam medeverdachte 2]” af te dwingen.
Om 14.00 uur bestond de groep uit zo’n 20 personen. De sfeer in de groep die zich bij de (gesloten) toegangspoort van de woningstichting had verzameld was aanvankelijk redelijk rustig. Op een gegeven moment sloeg de sfeer om. Daarna werd er door de groep tegen de gesloten toegangspoort geduwd, waardoor de poort geforceerd werd. Eenmaal op het terrein werd geweld gebruikt tegen diverse goederen, zoals verlichtingspaaltjes, een folderrek en een ruit. Ook werd geweld gebruikt tegen beveiligers en leden van de mobiele eenheid (ME), die bij het kantoor van [naam woningstichting] aanwezig waren omdat er eerder bedreigingen geuit zouden zijn. Een van de beveiligers, [naam benadeelde partij 1], werd zelfs na het forceren van de toegangspoort op een tuinbank geduwd en werd daar door meerdere personen geslagen en getrapt. Verschillende personen hebben hierbij letsel opgelopen, variërend van schaafwonden en blauwe plekken tot een gebroken neus.
De gebeurtenissen op 12 november 2013 hebben op diegenen die daarvan rechtstreeks slachtoffer of getuige waren, zoals het kantoorpersoneel van de woningstichting, de beveiligers en de leden van de mobiele eenheid, diepe indruk gemaakt. Uit de verschillende verklaringen in het dossier blijkt dat het een beangstigende situatie moet zijn geweest. Ook in de (regionale) media hebben de beelden van de bestorming van de woningstichting het nodige stof doen opwaaien. In brede kring is terecht schande gesproken van deze wijze van conflictoplossing.
Tijdens de zitting is van de zijde van de verdachten uitvoerig stil gestaan bij de achtergrond waartegen het hiervoor omschreven geweld zou hebben plaatsgevonden; de al jaren spelende problematiek over de standplaats van [naam medeverdachte 2]. Kort samengevat is de standplaats van [naam medeverdachte 2] bestuursrechtelijk ontruimd, nadat in zijn caravan verdovende middelen werden aangetroffen. Inmiddels is [naam medeverdachte 2] in hoger beroep definitief vrijgesproken voor het voorhanden hebben van die verdovende middelen, maar desondanks heeft hij zijn eerder ontruimde standplaats niet teruggekregen. Tot op de dag van vandaag heeft [naam medeverdachte 2] geen vaste verblijfplaats. De rechtbank acht het invoelbaar dat de al jaren spelende problematiek tussen [naam medeverdachte 2] enerzijds en de woningstichting en de gemeente Venlo anderzijds, frustraties en gevoelens van onrechtvaardigheid heeft opgeleverd bij [naam medeverdachte 2] en zijn familieleden. Niet invoelbaar acht de rechtbank het echter dat die emoties als rechtvaardiging voor het gebruikte geweld worden aangevoerd. Nog los van het feit dat dit soort gevoelens en emoties onder geen enkele omstandigheid geweld kunnen rechtvaardigen, was het geweld ook nog eens gericht tegen personen die met het onderliggende conflict niets van doen hadden. De beveiligers en leden van de mobiele eenheid waren slechts op het terrein van de woningstichting aanwezig waren om hun werk te doen: het kantoor te beveiligen. Geen van deze mensen kon op wat voor een wijze dan ook invloed uitoefenen op het beleid van de woningstichting of de gemeente. Evenmin invoelbaar acht de rechtbank het dat vrijwel geen enkele verdachte ter terechtzitting heeft laten blijken inzicht te hebben in het verkeerde van zijn of haar handelen. Vrijwel alle verdachten lijken hun handelen te rechtvaardigen door te verwijzen naar het onrecht dat [naam medeverdachte 2] is aangedaan. Gevraagd naar hun eigen verantwoordelijkheid, hebben zij daar slechts tegenover gesteld dat er “nog altijd geen oplossing is voor [naam medeverdachte 2]”. Een aantal verdachten heeft zelfs nadrukkelijk aangegeven dat dat - een oplossing voor [naam medeverdachte 2] - voor de familie vele malen belangrijker is dan deze strafzaak.
Ook hiervoor geldt dat - het zij herhaald - hoe invoelbaar de emoties rondom de gang van zaken met de standplaats van [naam medeverdachte 2] misschien ook zijn, dit niet iets is dat de rechtbank in het kader van deze strafzaak kan oplossen. De reden daarvan is deze strafzaak enkel gaat over de tenlastegelegde openlijke geweldpleging tegen de woningstichting en de verantwoordelijkheid van verdachten daarvoor.
Openlijk in vereniging geweld plegen is een ernstig strafbaar feit, zeker wanneer dit letsel voor personen tot gevolg heeft. Voor het bestraffen van dit feit is door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een oriëntatiepunt vastgesteld, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden indien de openlijke geweldpleging tegen personen enig lichamelijk letsel ten gevolge. Indien sprake is van zwaar lichamelijk letsel betreft het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank vervolgens rekening met het feit dat het openlijk geweld niet alleen tegen personen, maar ook tegen goederen is gericht en dat de personen tegen wie het geweld werd gebruikt beroepsbeoefenaren betroffen die niets te maken hadden met het onderliggende conflict.
De rechtbank zal, gelet hierop, bij de straftoemeting als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden aanhouden. Gelet op wijze waarop de groep gehandeld heeft en de aard en ernst van het toegepaste geweld acht de rechtbank het bovendien in beginsel niet passend om deze gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Uitgaande van een gevangenisstraf van 4 maanden, is vervolgens rekening gehouden met de rol die de verdachten bij de openlijke geweldpleging hadden en met de vraag of zij zelf geweld hebben gebruikt tegen personen of goederen.
[broer medeverdachte 2] heeft een leidende rol gespeeld bij de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging. Hij was degene die samen met [naam medeverdachte 2] om 12.00 uur op gesprek was bij [naam woningstichting]. Nadat dit gesprek niet tot een oplossing heeft geleid, is hij met [naam medeverdachte 2] (en enkele anderen die zich inmiddels ook bij [naam woningstichting] verzameld hadden) teruggegaan naar het woonwagenkamp. Volgens diverse getuigen heeft [broer medeverdachte 2] na het eerste gesprek bedreigende teksten geuit in de trant van “dan komen we wel terug met de anderen”. Eenmaal terug bij [naam woningstichting] heeft hij blijkens het dossier een opruiende rol gehad. Zo heeft hij bij de toegangspoort geroepen “Gaan we erdoor? Gaan we erdoor?” . Toen de groep eenmaal door de poort gekomen was, heeft [broer medeverdachte 2] beveiliger [naam benadeelde partij 1], toen deze weerloos op de tuinbank lag, geslagen en geschopt. Van de zijde van [broer medeverdachte 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd die zo bijzonder zijn dat zij een omzetting van een gevangenisstraf in een taakstraf zouden rechtvaardigen. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, nu nog steeds geen oplossing voor de problematiek rond de standplaats van [naam medeverdachte 2] is gevonden. De rechtbank wil met oplegging van een deels voorwaardelijke straf voorkomen dat [broer medeverdachte 2] opnieuw door middel van geweld zal proberen het lopende conflict op te lossen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden aan [broer medeverdachte 2] op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

8.De benadeelde partijen

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De vordering van de benadeelde partij woningstichting [naam woningstichting]:
De benadeelde partij woningstichting [naam woningstichting] vordert een schadevergoeding van - in totaal - € 403.564,83. Het gaat om geleden materiële schade.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2]:
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van - in totaal -
€ 2.250,00. Het gaat om geleden materiële schade.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1]:
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van - in totaal -
€ 1.863,50. Het gaat om geleden materiële en immateriële schade.
De vordering van een anonieme benadeelde partij:
De anonieme benadeelde partij vordert een schadevergoeding van - in totaal - € 2.005,65. Het gaat om materiële en immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 4]:
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 4] vordert een schadevergoeding van € 450,00 ter zake van feit 3 en 4. Dit betreft geleden immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 1]:
De benadeelde partij [naam politie agent 1] vordert een schadevergoeding van € 200,00 ter zake van feit 3 en 4. Dit betreft geleden immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 2]:
De benadeelde partij [naam politie agent 2] vordert een schadevergoeding van € 200,00 ter zake van feit 3 en 4. Dit betreft geleden immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 3]:
De benadeelde partij [naam politie agent 3] vordert een schadevergoeding van € 200,00 ter zake van feit 3 en 4. Dit betreft geleden immateriële schade.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij woningstichting [naam woningstichting]:
De vordering van de benadeelde partij woningstichting [naam woningstichting] is als volgt opgebouwd:
a. a) herstellen toegangspoort € 884,51
b) herstellen buitenverlichting € 1.910,82
c) herstellen toegangsdeur € 248,64
d) herstellen ruitschade € 1.404,53
e) aanhelen plafond voorportaal € 910,23
f) extra schoonmaakkosten € 408,10
g) vervanging folderstandaard inclusief 3 houders € 556,81
h) vervanging peukenzuil € 246,57
i. i) vervanging tuinbank € 478,80
j) verblijfkosten medewerker als gevolg van bedreiging € 1.153,32
k) reiskosten medewerker als gevolg van bedreiging (768 km á 0,40) € 307,20
l) eigen bijdrage psycholoog medewerker als gevolg van bedreiging € 64,00
m) afwezigheid (ziekmelding) bedreigde medewerker (20 uur á 36,00) € 720,00
n) 90 medewerkers 3 uur niet kunnen werken na voorval d.d. 12-11-14 € 9.720,00
o) nazorg d.d. 13-11-13 90 medewerkers € 3.240,00
p) extra uren (22) diverse medewerkers € 792,00
q) beveiliging kantoor tot 12-11-13 € 178.810,78
r) beveiliging kantoor na 12-11-13 € 201.708,52
Totaal € 403.564,83
De rechtbank is ten aanzien van de posten e) en i) tot en met r) van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd waarom er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde feit. Zij zal het verzoek om deze kosten - ten bedrage van € 398.684,16 - te vergoeden dan ook afwijzen.
De rechtbank acht de overige gevorderde schade van - in totaal - € 5.660,01 het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 1 en acht verdachte ook aansprakelijk voor deze schade. Uit de facturen die bij het voegingsformulier zijn gevoegd blijkt dat de gevorderde posten inclusief respectievelijk 6% en 21% BTW zijn. In aanmerking genomen dat de benadeelde partij een rechtspersoon betreft die, naar de rechtbank aanneemt, de omzetbelasting kan verrekenen, zal de rechtbank de posten toewijzen tot het bedrag exclusief BTW.
Dat betekent dat de vordering van de benadeelde partij voor de volgende bedragen wordt toegewezen:
a. a) herstellen toegangspoort € 731,00
b) herstellen buitenverlichting € 1.656,94
c) herstellen toegangsdeur € 221,62
d) herstellen ruitschade € 1.221,33
f) extra schoonmaakkosten € 385,00
g) vervanging folderstandaard inclusief 3 houders € 461,00
h) vervanging peukenzuil € 203,78
Totaal € 4.880,67
De overige onder de posten a) tot en met d) en f) tot en met h) gevorderde materiële schade - ten bedrage van € 779,34 - wordt afgewezen.
Nu is komen vast te staan dat verdachte het onder feit 1 bewezenverklaarde samen met zijn medeverdachten heeft begaan en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk worden toegewezen. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2]:
De rechtbank is van oordeel dat gevorderde kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Zij zal de vordering van de benadeelde partij daarom afwijzen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1]:
De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] is als volgt opgebouwd:
  • tandartskosten € 13,50
  • eigen risico zorgverzekering € 350,00
  • immateriële schade € 1.500,00
Totaal € 1.863,50
Nu het bedrag dat aan materiële schade is gevorderd, niet door de verdediging is betwist, zal de rechtbank het verzoek om deze schade te vergoeden toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het recht daarop slechts bestaat voor zover de artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hierop een aanspraak geeft.
Gelet op het bovenstaande en de feiten en omstandigheden zoals die uit het strafdossier naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer [naam benadeelde partij 1] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het uitgeoefende geweld tegen hem. De rechtbank stelt het bedrag van die schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 1.000,00. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2013 tot de dag der algehele voldoening. Ten aanzien van de overige gevorderde vergoeding voor immateriële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Nu is komen vast te staan dat verdachte het onder feit 1 bewezenverklaarde samen met zijn medeverdachten heeft begaan en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk worden toegewezen. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de vordering van de anonieme medewerker:
De rechtbank wijst af de vordering van de anonieme medewerker, nu deze vordering door de verdediging gemotiveerd is betwist en de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen van wie deze vordering afkomstig is.
Ten aanzien van de vordering van [naam benadeelde partij 4]:
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 4] vordert een bedrag van € 450,00 aan immateriële schadevergoeding.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat het recht daarop slechts bestaat voor zover de artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hierop een aanspraak geeft.
Gelet op het bovenstaande en de feiten en omstandigheden zoals die uit het strafdossier naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer [naam benadeelde partij 4] immateriële schade heeft geleden als gevolg van het uitgeoefende geweld tegen hem. De rechtbank stelt het bedrag van die schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 250,00. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2013 tot de dag der algehele voldoening. Ten aanzien van de overige gevorderde vergoeding voor immateriële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Nu is komen vast te staan dat verdachte het onder feit 1 bewezenverklaarde samen met zijn medeverdachten heeft begaan en hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit strafbare feit is toegebracht, zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk worden toegewezen. Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 1]:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [naam politie agent 1] niet-ontvankelijk in haar vordering, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde. De rechtbank zal tevens bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 2]:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [naam politie agent 2] niet-ontvankelijk in haar vordering, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde. De rechtbank zal tevens bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 3]:
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [naam politie agent 3] niet-ontvankelijk in haar vordering, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde. De rechtbank zal tevens bepalen dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 55, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar.
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een
  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij woningstichting [naam woningstichting]:
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij woningstichting [naam woningstichting] gedeeltelijk toe tot het bedrag van € 4.880,67 ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij [naam woningstichting];
  • wijst af de overige gevorderde materiële schade ten bedrage van € 398.684,16;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer woningstichting [naam woningstichting], aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.880,67 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 58 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
  • bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.880,67 ten behoeve van de benadeelde partij, daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (één van) zijn mededaders aan de benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2]:
- wijst af de vordering van de benadeelde partij;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van de verdediging tegen de vordering, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1]:
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het bedrag van € 363,50 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1];
  • bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij af ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voor zover deze meer beloopt dan € 1.000,00;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[naam benadeelde partij 1], aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.363,50 als vergoeding voor materiële en immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
  • bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.363,50 ten behoeve van de benadeelde partij, daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (één van) zijn mededader(s) aan de benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de anonieme benadeelde partij:
- wijst af de vordering van de benadeelde partij
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt ten behoeve van de verdediging tegen de vordering, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 4]:
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot het bedrag van € 250,00 ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij 4];
  • bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij af ten aanzien van de gevorderde immateriële schade voor zover deze meer beloopt dan € 250,00;
  • legt aan de verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer
[naam benadeelde partij 4], aan de Staat te betalen een bedrag van € 250,00 als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
  • bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien verdachte en/of (één van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,00 ten behoeve van de benadeelde partij, daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (één van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 1]:
- verklaart de benadeelde partij [naam politie agent 1] niet-ontvankelijk in haar vordering, met bepaling dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 2]:
- verklaart de benadeelde partij [naam politie agent 2] niet-ontvankelijk in haar vordering, met bepaling dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam politie agent 3]:
- verklaart de benadeelde partij [naam politie agent 3] niet-ontvankelijk in haar vordering, met bepaling dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.J. Reuvers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 september 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2013 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in en/of nabij het kantoor van Stichting [naam woningstichting], gelegen aan de [adres]
openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten een elektrische poort en/of een aantal verlichtingspaaltjes en/of een folderrek en/of een ruit, welk geweld bestond uit het met kracht duwen tegen die poort en/of het uit de grond trekken van die verlichtingspaaltjes en/of het afbreken van die verlichtingspaaltjes en/of het gooien met die verlichtingspaaltjes en/of het omver gooien van dat folderrek en/of het met
een voorwerp gooien tegen die ruit
en/althans
openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten
[naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] en/of [naam benadeelde partij 5], welk geweld bestond uit het al dan niet met (verlichtings)palen en/of stokken en/of buizen, in elk geval harde voorwerpen, slaan van die [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] en/of [naam benadeelde partij 5] en/of het gooien met (harde) voorwerpen in de richting van die [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] en/of [naam benadeelde partij 5] en/of het trappen en/of schoppen tegen die [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] en/of [naam benadeelde partij 5];
2.
hij op of omstreeks 12 november 2013 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [naam benadeelde partij 1] tegen een bank heeft/hebben gedrukt en (vervolgens) hebben/heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen, waardoor voornoemde [naam benadeelde partij 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 12 november 2013 in de gemeente Venlo, [naam politie agent 1], brigadier van politie en/of [naam politie agent 2], hoofdagent van politie en/of [naam politie agent 3], hoofdagent van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam politie agent 1] en/of [naam politie agent 2] en/of [naam politie agent 3] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik rijg jullie allemaal aan een mes” en/of “Ik snij jullie allemaal de keel door” en/of “Ik pak een karabijn en ik schiet jullie allemaal kapot”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 12 november 2013 in de gemeente Venlo opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam politie agent 1], brigadier van politie en/of
[naam politie agent 2], hoofdagent van politie en/of [naam politie agent 3], hoofdagent van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “Stelletje nazi’s” en/of “Vuile SS’ers” en/of “Of daar dat politiesletje, die moeten we door een stel Roemenen in de kont laten neuken”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659464-13
Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 8 september 2014 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. B.G.L. van der Aa , voorzitter,
mr. J.S. Holthuis en mr. C.G.A. Wouters , rechters,
mr. M.J.H.T. Peters , officier van justitie,
mr. C.K. Spronk , griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de voorzitter en de griffier.
Raadsman is mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2013102278 d.d. 3 december 2013, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 482 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond d.d. 16 oktober 2013, onder zaaknummer/rolnummer C/04/125475/KG ZA 13-216.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 30 van de doornummering en proces-verbaal d.d. 3 december 2013, als weergegeven op pagina 7 van de doornummering.
4.Proces-verbaal d.d. 3 december 2013, als weergegeven op pagina 7 van de doornummering.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 30 van de doornummering en proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 75 van de doornummering.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 301 en 302 van de doornummering.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2013, als weergegeven op de pagina 30 van de doornummering.
8.Proces-verbaal van verhoor d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 270 van de doornummering.
9.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 75 van de doornummering.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 86 en 87 van de doornummering.
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 99 van de doornummering.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina 328 van de doornummering.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 november 2013, als weergegeven op pagina 302 van de doornummering.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina 329 van de doornummering.
15.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 75 van de doornummering.
16.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 142 tot en met 146 van de doornummering en proces-verbaal bevindingen d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 130 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013 als weergegeven op pagina’s 131 en 132 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013 als weergegeven op pagina’s 133 tot en met 135 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2013, als weergegeven op pagina 161 van de doornummering.
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 augustus 2014 (verklaringen van verdachte van verdachten ter terechtzitting afgelegd, worden alleen in hun eigen zaak als bewijs gebruikt).
18.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 75 van de doornummering.
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 87 van de doornummering.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 329 van de doornummering.
21.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 146 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen. Analyse individuele handelingen d.d. 21 november 2013, als weergegeven op pagina 164 van de doornummering.
22.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 146 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen. Analyse individuele handelingen d.d. 21 november 2013, als weergegeven op pagina 164 van de doornummering
23.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 75 van de doornummering en proces-verbaal verhoor aangever d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 82 van de doornummering.
24.Proces-verbaal aangifte [naam benadeelde partij 2] d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 87 van de doornummering.
25.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 146 en 147 van de doornummering.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 236 van de doornummering.
27.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 146 tot en met 148 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen. Analyse individuele handelingen, als weergegeven op pagina 164 van de doornummering.
28.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 76 van de doornummering.
29.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina 149 van de doornummering en proces-verbaal aangifte [naam benadeelde partij 6] d.d. 20 november 2013, als weergegeven op pagina 72 van de doornummering.
30.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 146 tot en met 149 van de doornummering.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 31 van de doornummering.
32.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 148 en 149 van de doornummering.
33.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 88 van de doornummering.
34.Proces-verbaal verhoor aangever d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 93 van de doornummering.
35.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 107 en 108 van de doornummering.
36.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 158 van de doornummering.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 37, 38 en 66 van de doornummering.
38.Proces-verbaal van bevindingen. Analyse individuele handelingen d.d. 21 november 2013, als weergegeven op pagina 165 van de doornummering.
39.Medische informatie betreffende [naam benadeelde partij 2] van de GGD Limburg-Noord d.d. 3 december 2013, ongenummerd.
40.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 76 van de doornummering.
41.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 151 en 152 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2013, als weergegeven op pagina 161 van de doornummering en proces-verbaal aangifte [naam benadeelde partij 1] d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 76 van de doornummering en proces-verbaal aangifte [naam benadeelde partij 5] d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 101 van de doornummering.
42.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 76 van de doornummering.
43.Camerabeelden - camera 5, waarneming rechtbank ter terechtzitting d.d. 25 augustus 2014
44.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 152 van de doornummering
45.Medische informatie betreffende [naam benadeelde partij 1] van de GGD Limburg-Noord d.d. 23 december 2013, ongenummerd.
46.Proces-verbaal aangifte d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 107 en 108 van de doornummering.
47.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 459 en 461 van de doornummering.
48.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 243 en 252 van de doornummering.
49.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 113 en 114 van de doornummering.
50.Proces-verbaal aanhouding d.d. 12 november 2013, als weergegeven op pagina 198 van de doornummering en proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 november 2013, als weergegeven op pagina 123 van de doornummering.
51.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 november 2013, als weergegeven op pagina 101 van de doornummering.
52.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 125 en 126 van de doornummering.
53.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 127 van de doornummering.
54.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergeven op pagina 158 van de doornummering.
55.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 128 en 129 van de doornummering.
56.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013, als weergegeven op de pagina’s 155 en 156 van de doornummering.
57.Camerabeelden genomen vanuit het kantoor van de woningstichting, waarneming rechtbank ter terechtzitting d.d. 25 augustus 2014.
58.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2013, als weergegeven op pagina 38 van de doornummering.
59.Proces-verbaal van bevindingen. Beeldanalyse d.d. 14 november 2013, als weergeven op pagina 159 van de doornummering.