ECLI:NL:RBLIM:2014:7630

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
3 september 2014
Zaaknummer
03/661142-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking door stadsdeelmanager van gemeente Venlo

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een stadsdeelmanager van de gemeente Venlo, die beschuldigd werd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, die als uitvoerder en kasbeheerder van de Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven fungeerde, had de beschikking over een budget van € 25.000,-. Het onderzoek naar de verdachte begon na een aangifte van de teamleidster van de afdeling maatschappelijke ontwikkeling, die constateerde dat verdachte geld uit de voucherregeling voor persoonlijke doeleinden had gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal vier feiten van verduistering heeft gepleegd, waaronder de verduistering van een camera ter waarde van € 2.067,01 en twee bedragen van € 10.000,-, die hij voor privédoeleinden heeft aangewend. De verdachte heeft geprobeerd te verdedigen dat hij de camera voor een fotoclub had aangeschaft en dat de betalingen aan een fotograaf, [naam 1], legitiem waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig waren en dat hij het geld dat hem als budgethouder was toevertrouwd, wederrechtelijk voor eigen gewin heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met een vervangende hechtenis van 100 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de gemeente Venlo van € 12.719,81, ter compensatie van de verduisterde bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/661142-13
Datum uitspraak : 3 september 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman is mr. A.C.J. Lina, advocaat te Venlo.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 20 augustus 2014.
De rechtbank heeft op 20 augustus 2014 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman. Tevens is de ter terechtzitting verschenen gemachtigde van de benadeelde partij Gemeente Venlo, mr. F.E. Verkamman, in de gelegenheid gesteld de vordering nader toe te lichten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in dienstbetrekking geld dan wel een camera heeft verduisterd dan wel dat hij die camera heeft witgewassen;
feit 2:in dienstbetrekking geld dan wel een colbert heeft verduisterd dan wel dat hij dat colbert heeft witgewassen;
feit 3:in dienstbetrekking twee keer € 10.000,- heeft verduisterd dan wel dat hij dat geld heeft witgewassen;
feit 4:in dienstbetrekking € 7.000,- heeft verduisterd dan wel dat hij dat geld heeft witgewassen.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot alle vier de feiten het primair aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de officier van justitie verwezen naar jurisprudentie betreffende het voor verduistering vereiste “anders dan door misdrijf onder zich hebben”. Hij heeft betoogd dat sprake moet zijn van een rechtsverhouding op grond waarvan men het goed onder zich heeft en dat geen sprake mag zijn van het plegen van strafbare feiten voor het creëren van een bevoegdheid. Het is niet van belang of verdachte het geld fysiek onder zich heeft gehad. Hij had de functie van budgethouder en had derhalve op grond van zijn positie het geld onder zich. Verdachte had echter geen opdracht tot betaling mogen geven voor de onder de feiten beschreven goederen/gelden. De door verdachte afgelegde verklaringen met betrekking tot de feiten acht de officier van justitie, in het licht van onder meer de verklaringen van aangeefster en van getuigen, volstrekt ongeloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1:
De raadsman heeft met betrekking tot het primair tenlastegelegde betoogd dat verdachte in het kader van de “Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven Gemeente Venlo” een camera heeft gekocht voor een (nog op te richten) fotoclub. Deze camera is gekocht op rekening van de Gemeente Venlo en is aan een man genaamd [naam 1] in gebruik gegeven, maar de camera is ook door verdachte van die betreffende [naam 1] geleend en gebruikt. De camera is teruggevonden in een loods die in gebruik was bij de Stichting Roemenië van mevrouw [naam 2]. Verdachte heeft in die loods ook (een) fotoreportage(s) gemaakt, maar hij heeft de camera niet in de loods gelegd. Dat is kennelijk door [naam 1] gedaan. Verdachte betwist dan ook dat hij zich de camera wederrechtelijk heeft toegeëigend. Er is geen sprake van verduistering, hooguit is verdachte slordig met de camera omgesprongen.
Evenmin is sprake van het subsidiair tenlastegelegde witwassen, aangezien geen sprake is van enig opzet tot verbergen/verhullen. Bovendien was de camera niet van misdrijf afkomstig.
Een en ander moet leiden tot een vrijspraak van het eerste feit.
Feit 2:
De verdediging heeft betoogd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het colbertjasje heeft verduisterd. Het colbert is door verdachte privé gekocht, maar is via de gemeentelijke regeling door de Gemeente Venlo betaald. Verdachte is vergeten om het bedrag van € 166,12 aan de Gemeente terug te betalen. Hij heeft geen opzet gehad het colbertjasje te verduisteren.
Van het subsidiair tenlastegelegde witwassen is evenmin sprake, aangezien het colbertjasje niet afkomstig was uit enig misdrijf.
Feit 3:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, gezien alle feiten en omstandigheden, sprake is van witwassen omdat verdachte gebruik heeft gemaakt van het geldbedrag van € 20.000,- terwijl hij wist, althans moest weten, dat dit bedrag afkomstig was uit enig misdrijf, namelijk het plegen van valsheid in geschrift. Derhalve refereert de verdediging zich dienaangaande aan het oordeel van de rechtbank.
Van verduistering kan geen sprake zijn aangezien verdachte het bedrag van € 20.000,- onder zich had door het plegen van een misdrijf.
Feit 4:
Met betrekking tot het vierde feit heeft de raadsman van verdachte betoogd dat het geldbedrag van € 7.000,- overgeboekt is naar een verkeerd rekeningnummer, namelijk het rekeningnummer van verdachte. Verdachte heeft dit erkend en met de Gemeente een terugbetalingsregeling afgesproken. Verdachte heeft nooit de bedoeling gehad de Gemeente te benadelen.
Als uitgegaan wordt van kwaad opzet, dan kan geen sprake zijn van verduistering omdat verdachte het geld door misdrijf, oplichting of valsheid in geschrift, onder zich had.
De verdediging refereert zich met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot alle feiten
Op 7 april 2011 heeft [naam teamleidster], teamleidster van de afdeling maatschappelijke ontwikkeling bij de Gemeente Venlo aangifte gedaan van verduistering in dienstbetrekking, door verdachte gepleegd. Zij heeft verklaard dat verdachte sinds 1 januari 2009 als Stadsdeelmanager werkzaam is geweest bij de Gemeente Venlo en dat hij onder andere uitvoering heeft gegeven aan de zogenoemde “voucherregeling”. Dat is - kort samengevat - een regeling waarbij geld dat de Gemeente Venlo van de landelijke overheid krijgt via vouchers (waardebonnen) wordt toegekend aan bewonersinitiatieven die om een of andere onderbouwde reden aanspraak hierop willen maken. Verdachte had in het kader van die regeling een eigen beslissingsbevoegdheid tot een bedrag van € 25.000,-. In het najaar van 2010 is dit mandaat gewijzigd en is voorgeschreven dat ook het afdelingshoofd in kennis moest worden gesteld en voor akkoord moest tekenen voor de toekenning van vouchers. [2]
Naar aanleiding van het collegevoorstel van 25 juli 2009 is verdachte benoemd tot kasbeheerder van de Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven Venlo, door aangeefster kort benoemd als ”voucherregeling”, en is aan verdachte mandaat verleend tot het toekennen van vouchers. [3]
In de toelichting op de voucherregeling staat vermeld dat deze regeling bewoners van wijken die met problemen kampen de gelegenheid biedt met initiatieven te komen om de leefbaarheid in hun wijk te verbeteren en de sociale cohesie te versterken. Deze initiatieven zullen worden gefinancierd door de uitgifte van vouchers die bij de gemeente kunnen worden ingediend om de producten en diensten ter uitvoering van de initiatieven te bekostigen. [4]
In artikel 1, aanhef en onder h van de Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven staat als definitie van
kasbeheerder: degene die door het College is aangewezen en gemandateerd voor het beheer van de integratie-uitkering en voor de financiële handelingen die samenhangen met de verzilvering van de vouchers. [5]
De rechtbank begrijpt de regeling aldus, dat verdachte als uitvoerder van de voucherregeling tot een bedrag van € 25.000,- beschikkingsbevoegdheid had en dit bedrag als budgethouder onder zich had.
Ten aanzien van feiten 1 en 3
Aangeefster heeft verklaard dat tijdens de controle van de voucherregeling in januari 2011 is gebleken dat verdachte uit diens budget een fotocamera van het merk Canon, type EOS 7D, ter waarde van € 2.067,01 heeft aangeschaft. Aangezien de voucherregeling bedoeld is voor plannen in de wijken met betrekking tot zorg, fysieke inrichting en leefbaarheid, past deze aanschaf niet binnen de regeling en heeft verdachte het hiervoor genoemde bedrag volgens de gemeente oneigenlijk gebruikt. [6]
Aangeefster heeft voorts verklaard dat de Gemeente Venlo op 25 januari 2011 een nota ontvangen heeft waaruit bleek dat een fotoclub, genaamd [naam 3], in opdracht van verdachte voor een totaalbedrag van ruim € 26.000,- zo’n 40 foto’s zou hebben gemaakt. Verdachte zou deze foto’s hebben laten maken in verband met een brochure en hiervoor een bedrag van € 20.000,- aan een persoon genaamd [naam 1] contant hebben betaald. Verdachte heeft twee keer een schriftelijke opdracht verstrekt aan de afdeling financiën van de Gemeente Venlo om een bedrag van € 10.000,- naar zijn eigen bankrekeningnummer over te maken. Dit bedrag van in totaal € 20.000,- heeft verdachte voor privédoeleinden aangewend. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij in het kader van de voucherregeling de bewuste camera als gift/subsidie aan [naam 1] heeft gegeven, zodat hij deze camera voor een fotoclub kon gebruiken. Verdachte heeft de camera ook zelf gebruikt voor privé- en voor werkdoeleinden. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment niet meer wist waar de camera gebleven was. Een gedeelte van de loods waar de camera is teruggevonden was weliswaar bij verdachte in gebruik, maar hij heeft de camera niet in de loods gelegd. De doos waarin de camera is aangetroffen, is bij verdachte bezorgd en nadien door hem in het voorportaal van zijn woning gezet bij het oud papier. Verdachte heeft verklaard dat hij de camera niet in de doos heeft gedaan, maar dat kennelijk een derde de doos heeft meegenomen en de camera erin heeft gedaan. Ten aanzien van de kussensloop die bij de camera is aangetroffen heeft verdachte verklaard dat deze van hem is. De sloop lag in de loods en werd gebruikt als stofdoek.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op het moment dat de camera gevonden is nog wel in het bezit was van een sleutel van de loods, maar dat hij al ongeveer een half jaar niet meer in de loods geweest was.
Ten aanzien van [naam 1] heeft verdachte verklaard dat hij hem in 2009 heeft leren kennen via de fotografie. [naam 1] is begin 40 jaar oud, is iets groter dan verdachte en heeft slag in het haar. Hij is Nederlander en spreekt dialect. Hij heeft verdachte verteld dat hij in Duitsland werkt en dat hij veel moet reizen voor zijn werk. Verdachte had contact met [naam 1] via e-mailberichten. Verdachte heeft [naam 1] twee tot drie keer gezien. Hij weet niet waar [naam 1] woont.
Met betrekking tot de twee overboekingen van € 10.000,- heeft verdachte verklaard dat hij met [naam 1] heeft afgesproken dat deze foto’s zou maken voor de gemeente in verband met de vastlegging van alle fysieke projecten van de Gemeente Venlo. De daarmee gemoeide kosten vielen volgens verdachte onder de organisatiekosten en binnen de voucherregeling. Verdachte heeft verklaard dat hij zich door [naam 1] heeft laten overhalen om hem cash te betalen. Verdachte heeft vervolgens twee verzoeken tot betaling opgesteld op
15 april 2010 en 1 juli 2010 om - vanuit het budget van de voucherregeling - geldbedragen van elke keer € 10.000,- op zijn eigen bankrekeningnummer [XX.XX.XX.XXX 2] over te laten maken. Verdachte verklaarde zelf in juli 2010 € 20.000,- contant aan [naam 1] betaald te hebben, waarvan € 17.000,- afkomstig uit zijn eigen kluis en de resterende € 3.000,- afkomstig van gepinde bedragen.
De rechtbank acht de verklaringen van verdachte op essentiële onderdelen volstrekt ongeloofwaardig en wel om de navolgende redenen.
Naar aanleiding van de bij de Gemeente Venlo gerezen vragen over de aanschaf van de camera, heeft verdachte in het gesprek met [naam 4], [naam 5] en [naam 6] op 12 januari 2011 in eerste instantie verklaard dat hij de camera voor een project heeft aangeschaft, maar dat hij niet meer wist voor welk project de camera bedoeld was en op wiens verzoek hij de camera besteld heeft.
In dezelfde samenstelling is een aantal vervolggesprekken gevoerd zonder nader resultaat.
Op 26 januari 2011 - verdachte is in dit gesprek voorzien van rechtsbijstand - heeft verdachte weer verklaard dat hem nog steeds niet helder was, waar de camera mee te maken kon hebben. Vervolgens is hij geconfronteerd met het feit dat hij zelf foto’s heeft gemaakt voor het personeelsblad van de Gemeente Venlo met een Canon EOS 7D. Verdachte heeft toen [naam 1] te berde gebracht, omdat hij een tijdje van [naam 1] een camera te leen zou hebben gehad. Als verdachte vervolgens ermee geconfronteerd wordt dat ook op zijn Hyvespagina foto’s staan die gemaakt zijn met hetzelfde type camera, verklaart verdachte dat het heel goed zou kunnen dat [naam 1] een dergelijke camera heeft. Verdachte heeft toen eerst verklaard dat hij aan [naam 1] de opdracht heeft gegeven voor de fotovastlegging van uitgevoerde projecten in de voucherregeling voor een bedrag van € 20.000,- en dat deze [naam 1] een fotoclubje had voor minderbedeelden.
De rechtbank acht het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte kennelijk in eerste instantie heeft vergeten voor wie en in het kader van welk project de camera is aangeschaft, terwijl hij vervolgens met een zeer uitgebreid verhaal op de proppen komt dat past bij de constatering dat hij de betreffende camera zelf heeft gebruikt. Tevens is betaling uit een subsidieregeling van een bedrag van € 20.000,- ter vergoeding voor het maken van 35-40 foto’s van projecten in het kader van die regeling buiten alle proporties. Daar komt verder nog bij dat de betreffende fotograaf onvindbaar is en dat het betaalde bedrag op de rekening van verdachte is gestort en door verdachte is gebruikt, terwijl verdachte beweert dat hij uit eigen middelen € 20.000,- contant aan [naam 1] heeft betaald.
Dat de foto’s, die de Gemeente Venlo op 25 januari 2011 per post heeft ontvangen, door genoemde [naam 1] zouden zijn gemaakt vindt de rechtbank evenmin aannemelijk, nu de
opdracht tot het maken van die foto’s volgens verdachte in april en juli 2010 is gegeven, het geld volgens verdachte medio 2010 aan [naam 1] zou zijn overhandigd en de foto’s blijkens de daarbij behorende metagegevens alle zijn gemaakt in het weekend van 22 en 23 januari 2011, kort voor verdachte in een van de hiervoor genoemde gesprekken, te weten op 26 januari 2011, voor het eerst met de figuur van [naam 1] op de proppen kwam.
Aan de verklaring die verdachte heeft gegeven over de vindplaats van de camera hecht de rechtbank evenmin geloof. De camera die bij verdachte in gebruik is geweest, is gevonden in een loods die deels bij verdachte in gebruik is geweest, waarvoor hij over een sleutel beschikte, in een doos waarin verdachte zeer recent een bestelling had ontvangen en waarbij ook een sloop van verdachte is aangetroffen. Al die omstandigheden tezamen wijzen op een relatie tussen verdachte en de camera, terwijl voor een relatie van een derde met de camera geen concrete aanwijzingen zijn.
Ten aanzien van feit 1
Getuige [getuige 1], werkzaam bij [naam 7], heeft met betrekking tot de aanschaf van de camera verklaard, dat hij bij nota van 3 november 2009 de aanschaf van een Canon EOS 7D met toebehoren ter waarde van € 2.067,01 heeft gefactureerd aan de Gemeente Venlo, klantnummer 5905. Dat klantnummer moet zijn opgegeven door verdachte en is gekoppeld aan de afdeling Stadsbeleid en Stedelijke ontwikkeling. [9]
Uit de factuur van [naam 7], die deel uitmaakt van het door de politie opgemaakte proces-verbaal, blijkt dat inderdaad klantnummer 5905 vermeld staat en dat de factuur gericht is aan de afdeling BLSON (Stadsbeleid en stedelijke ontwikkeling). [10]
Dezelfde factuur is als bijlage bij het Rapport van Hoffmann Bedrijfsrecherche gevoegd. De afdeling is doorgestreept en is schriftelijk veranderd in MOONT. [11] Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat op de factuur niet de afdeling stond waar hij werkzaam was, maar dat MOONT de afkorting was van de afdeling waar hij toen zat.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en met inachtneming van hetgeen hiervoor is vermeld ten aanzien van de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als stadsdeelmanager het onder feit 1 tenlastegelegde bedrag van € 2.067,01 verduisterd heeft. Verdachte heeft gebruik gemaakt van het hem als budgethouder van de voucherregeling ter beschikking staande geld voor de aanschaf van een camera ten eigen nutte.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft op 15 april 2010 opdracht gegeven € 10.000,- over te maken op bankrekeningnummer [XX.XX.XX.XXX 2] ten name van [naam 3] onder vermelding van fotovastlegging vouchers 2009. [12]
Op 1 juli 2010 heeft verdachte een eensluidende opdracht gegeven voor de fotovastlegging vouchers 2010. [13]
Verbalisant [verbalisant] heeft naar aanleiding van onderzoek naar de afschriften van de ABN-AMRO privé-rekening [XX.XX.XX.XXX 1] uit het jaar 2009, nr. 13 en 2010, nrs. 5, 6 en 7 geconstateerd dat verdachte heeft verzwegen dat rekeningnummer [XX.XX.XX.XXX 2] van de Rabobank op naam van verdachte zelf gesteld is en dat de betalingen van twee keer
€ 10.000,- op 29 april 2010 en op 15 juli 2010 zijn geboekt. Verdachte heeft het eerste bedrag van € 10.000,- kennelijk deels gebruikt voor overboekingen naar rekeningen op eigen naam en deels voor een betaling aan de DSB-bank, vermoedelijk ter aflossing van een lening. Het tweede bedrag van € 10.000,- is verschoven van de ene rekening naar de andere en bijna voor de helft gebruikt voor een betaling aan de DSB-bank. Waar het resterende bedrag is gebleven is niet duidelijk. [14]
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en met inachtneming van hetgeen hiervoor is vermeld ten aanzien van de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking twee keer een bedrag van € 10.000,- verduisterd heeft. Hij heeft gebruik gemaakt van het hem als budgethouder van de voucherregeling ter beschikking staande geld ten eigen nutte. De rechtbank benadrukt - gelet op het verweer van de raadsman van verdachte - dat verdachte het geld niet door misdrijf heeft verkregen, maar dat hij dit reeds uit hoofde van zijn functie onder zich had. Hij was immers tot een bedrag van € 25.000,- beschikkingsbevoegd.
Ten aanzien van feit 2
Tevens is aangifte gedaan van het feit dat verdachte op 20 november 2009 bij [naam 8] in Venlo een colbert heeft gekocht ter waarde van € 166,12 op rekening van de Gemeente Venlo, terwijl dit colbert voor eigen gebruik bestemd was. Dit bedrag is niet aan de Gemeente Venlo terugbetaald. [15]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij verdachte kent in verband met de levering van bedrijfskleding voorzien van een logo aan de Gemeente Venlo. Getuige heeft verklaard dat verdachte op 18 november 2009 een colbert heeft besteld en afgehaald. Verdachte heeft in de winkel verteld dat hij een receptie van het werk had en dat hij er netjes uit moest zien. Hij had met spoed een colbert nodig. Met verdachte is afgesproken dat hij het jasje zou meenemen zonder logo en dat hij daarna ermee terug zou komen om het logo van de Gemeente Venlo erop te laten zetten. Dit is echter nooit meer gebeurd. De nota van € 166,12 is op verzoek van verdachte opgestuurd naar de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling van de Gemeente Venlo. [16]
[naam 8] heeft op 20 november 2009 een bedrag van € 166,12 aan de Gemeente Venlo gefactureerd. [17]
Verdachte heeft verklaard dat hij de factuur van de afdeling financiën heeft gekregen ter accordering en dat hij deze voorzien heeft van een werkordernummer en handtekening. Hij heeft verklaard dat het colbert voor hem privé bestemd was en dat hij de factuur zelf wilde betalen. De factuur kon echter niet meer uit het systeem van de gemeente gehaald worden. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens vergeten heeft het geld aan de gemeente terug te betalen.
Het verweer van de raadsman van verdachte dat verdachte geen opzet had op verduistering, kan niet slagen. De verklaring van verdachte dat hij het colbert van meet af aan privé heeft aangeschaft strookt niet met de verklaring van getuige [getuige 2] dat hij dit voor het werk heeft aanschaft. Voorts is het niet aannemelijk om een privéaankoop op rekening van de werkgever te doen. Als dit onbedoeld zou zijn gebeurd, is het niet aannemelijk dat verdachte de factuur zou vergeten te voldoen. Hij heeft de factuur immers gezien en afgetekend.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de onder 2. primair tenlastegelegde verduistering van ongeveer € 166,- wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Tot slot is aangifte gedaan van het feit dat verdachte op 30 november 2009 een bedrag van
€ 7.000,- heeft laten overmaken naar bankrekeningnummer [XX.XX.XX.XXX 1]., welk bankrekeningnummer in het crediteurenbestand van de Gemeente Venlo gekoppeld was aan Bewonersgroep Marianum. Uit onderzoek was echter al gebleken dat voornoemd nummer het bankrekeningnummer bij ABN-AMRO van verdachte betreft. [18]
Verdachte heeft op 30 november 2009 de opdracht gegeven het bedrag van € 7.000,- over te maken naar rekeningnummer [XX.XX.XX.XXX 1] ten name van bewonersgroep Marianum. [19]
Verbalisant [verbalisant] heeft naar aanleiding van voornoemd onderzoek naar de bankafschriften van verdachte verklaard dat op 24 december 2009 een bedrag van € 7.000,- op de bankrekening van verdachte is bijgeboekt en op dezelfde dag is overgeboekt naar rekening [XX.XX.XX.XXX 3] ten name van verdachte. [20]
Verdachte heeft verklaard dat hij in zijn budget geld over had en dat hij € 7.000,- van zijn budget wilde overmaken naar een rekening van het project Marianumpark. Hij heeft per ongeluk zijn eigen rekeningnummer ingevuld, omdat hij in die tijd druk doende was met het regelen van zijn eigen financiën ten gevolge van een relatiebreuk.
Verdachte heeft verklaard dat hij pas een paar maanden later in de gaten had dat het geld op zijn rekening was gestort. Hij dacht dat dit geldbedrag te maken had met de betaling van een door hem uitgevoerde tekenopdracht.
Het verweer van de verdediging dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad de gemeente te benadelen, wordt verworpen. De verklaring van verdachte dat hij pas maanden later in de gaten had dat dit geldbedrag naar zijn bankrekening was overgemaakt is aantoonbaar onjuist, aangezien hij het geldbedrag op dezelfde dag naar een ander rekeningnummer op zijn naam heeft overgemaakt. Ook in dit geval heeft verdachte het hem als budgethouder van de voucherregeling te beschikking staande geld ten eigen bate gebruikt. Het onder het vierde feit primair tenlastegelegde acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
omstreeks het tijdvak van 01 november 2010 tot en met 30 november 2013 te Venlo opzettelijk een geldbedrag van ongeveer 2.067 euro, dat toebehoorde aan de gemeente Venlo, en welk geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als stadsdeelmanager onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
op of omstreeks 20 november 2009 te Venlo opzettelijk een geldbedrag te weten ongeveer 166 euro, dat toebehoorde aan de gemeente Venlo, en welk geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als stadsdeelmanager onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
tweemaal in het tijdvak van 1 april 2010 tot en met 31 juli 2010 te Venlo opzettelijk telkens een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van 10.000 euro, dat toebehoorde aan de gemeente Venlo, en welk geld verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als stadsdeelmanager onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
in het tijdvak van 14 december 2009 tot en met 31 december 2009 te Venlo opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van 7.000 euro, in elk geval enig goed, dat toebehoorde aan de gemeente Venlo, en welk geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als stadsdeelmanager onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft
T.a.v. feit 2 primair:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft
T.a.v. feit 3 primair:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, tweemaal gepleegd
T.a.v. feit 4 primair:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft

5.De strafbaarheid van verdachte

De psychiater J.M.J.F. Offermans heeft in het kader van de ontslagprocedure van de Gemeente Venlo tegen verdachte op 8 augustus 2011 rapportage uitgebracht omtrent de geestvermogens van verdachte. De deskundige heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van ADD. Ten tijde van de door verdachte gepleegde feiten was sprake van een aanpassingsstoornis met stoornis in emoties en gedrag.
De deskundige heeft geconcludeerd dat betrokkenes functioneren bij de Gemeente Venlo in enige mate negatief is beïnvloed door die stoornissen. In een aanvullende e-mail van 13 september 2011 heeft de psychiater op een vraag van verdachte geantwoord dat hij, zoals in strafzaken gebruikelijk, in verdachtes geval op enigszins verminderd tot verminderd toerekeningsvatbaar uitkwam.
Het rapport en het e-mailbericht zijn aan onderhavig strafdossier toegevoegd. De rechtbank zal beide documenten bij haar oordeel over de strafbaarheid van verdachte betrekken. Zij zal verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar achten. Dat brengt mee dat de verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid geheel opheft. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafoplegging rekening houden met de conclusie van de deskundige.

6.De oplegging van straf en/of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte een taakstraf van 200 uren op te leggen, subsidiar 100 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren. De reden voor het vorderen van een gevangenisstraf is hierin gelegen dat verdachte het bewezenverklaarde meermalen heeft gepleegd. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient echter – gezien de omstandigheid dat de feiten dateren van 2009 en 2010 – geen doel meer.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn vordering rekening gehouden met het gegeven dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is geacht en dat verdachte lang op de behandeling van zijn zaak heeft moeten wachten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is geacht en met het gegeven dat verdachte te lijden heeft onder de gevolgen van negatieve publiciteit ten aanzien van zijn persoon.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft meermalen geld verduisterd dat hem uit hoofde van zijn taak als budgethouder van de voucherregeling was toevertrouwd. Hij heeft het geld dat hij onder zich had om te besteden aan bewonersinitiatieven ten behoeve van verbetering van de leefbaarheid in de wijk, voor eigen baten gebruikt. Het feit dat de Gemeente Venlo het verdachte kennelijk erg gemakkelijk heeft gemaakt deze strafbare feiten te plegen door verdachte te laten zwemmen en weinig controle uit te oefenen, ontslaat hem geenszins van zijn eigen verantwoordelijkheid in deze.
Verdachte heeft het door de Gemeente Venlo in hem gestelde vertrouwen ernstig beschaamd door misbruik te maken van zijn bevoegdheid. Het gegeven dat het daarbij ging om verduistering van gemeenschapsgeld dat bedoeld was voor de verbetering van probleemwijken, maakt het verwijt nog groter.
Ter terechtzitting heeft verdachte geen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze en heeft hij volgehouden ongeloofwaardig te verklaren.
Anderzijds acht de rechtbank verdachte naar aanleiding van hetgeen psychiater Offermans in een ander kader heeft gerapporteerd enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte heeft ook moeite gedaan de door hem veroorzaakte schade gedeeltelijk te vergoeden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.19 augustus 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
In het reclasseringsadvies van 30 april 2014 adviseert W. Peeters, reclasseringswerker, verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. Tevens acht de reclasseringswerker het mogelijk een onvoorwaardelijke straf in de vorm van een taakstraf aan verdachte op te leggen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met het verstrijken van een lange tijdsspanne tussen het plegen van de feiten en de behandeling ter terechtzitting.
Ondanks het feit dat in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden geïndiceerd staat voor een fraudedelict waarbij het benadelingsbedrag ligt tussen de € 10.000,00 en € 70.000,00 en de rechtbank een dergelijke straf in de onderhavige zaak in beginsel gerechtvaardigd vindt, is de rechtbank - met de officier van justitie - vanwege de ouderdom van de feiten van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans geen enkel doel meer dient.
Oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf brengt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking en maakt anderzijds de strafoplegging dienstbaar aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de volgende straf. Zij acht een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis passend en geboden. Daarnaast komt de de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, gepast voor, met het oog op het voorkomen van herhaling.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij Gemeente Venlo vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 32.656,12, waarvan verdachte reeds een bedrag van € 15.953,32 heeft betaald. Derhalve resteert een bedrag van € 16.702,80.
De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de navolgende posten:
1. overboeking geld € 7.000,-;
2. overboeking geld € 10.000,-;
3. overboeking geld € 10.000,-;
4. aanschaf camera € 2.067,01;
5. aanschaf colbert € 166,12;
6. aanschaf caravan € 1.550,00;
7. aanschaf trekhaak € 402,99;
8. kasopnames € 400,-;
9. aanschaf laptop € 1.070,-
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de posten 1 tot en met 5 toewijsbaar. De posten 6 tot en met 9 zijn niet toewijsbaar nu verdachte hiervoor niet werd vervolgd.
De officier van justitie merkt voorts op dat hij op post 4 een korting van € 1.000,- zou willen toepassen, omdat de gemeente weliswaar in het bezit is gekomen van een camera, doch niet om aanschaf van deze dure camera heeft gevraagd.
De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de Gemeente Venlo niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat niet duidelijk is hoe het bedrag dat in mindering is gebracht, samengesteld is. Derhalve is de vordering van de benadeelde partij te ingewikkeld voor afdoening in het kader van deze strafzaak.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de posten die niet aan de tenlastelegging kunnen worden gerelateerd, moeten worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de posten 1 tot en met 5 toewijsbaar, met dien verstande dat op post 4 een bedrag van € 500,- in mindering wordt gebracht gelet op de waarde die de camera, die weer in het bezit is van de gemeente, vertegenwoordigt.
De posten 6 tot en met 9 zijn, bij gebrek aan enig verband met het tenlastegelegde, niet toewijsbaar.
Posten 1 tot en met 5 opgeteld bedragen € 28.673,13. Hierop wordt het door verdachte reeds betaalde bedrag van € 15.953,32 in mindering gebracht. Een en ander resulteert in een toe te wijzen bedrag van € 12.719,81.
Het verweer van de verdediging dat het in mindering gebrachte bedrag onvoldoende gespecificeerd is, wordt bij gebrek aan voldoende onderbouwing verworpen. Het had op de weg van verdachte gelegen om loonstroken over te leggen, nu door hem verrichte betalingen kennelijk op zijn loon zijn ingehouden.
Tevens zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 321, 322 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag;
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Gemeente Venlo, Garnizoenweg 3, 5928 NA Venlo, van een bedrag van € 12.719,81 (twaalfduizendzevenhonderdnegentien euro en eenentachtig cent);
  • wijst de vordering van de benadeelde partij Gemeente Venlo voor het overige af;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij Gemeente Venlo tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij Gemeente Venlo, voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 98 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij Gemeente Venlo vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. E.H.A.F.M. Krol en
mr. N.H.W. Montulet-van der Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 september 2014.
Buiten staat
Mrs. Krol en Montulet-van der Meer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks het tijdvak van 01 november 2010 tot en met 30 november
2013 te Venlo, in elk geval in het arrondissement Roermond,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een geldbedrag van ongeveer 2.067 euro en/of een camera, in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de gemeente
Venlo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn
persoonlijke dienstbetrekking van/als stadsmanager, in elk geval anders dan
door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 03 november 2010 tot en met 1 januari 2011
te Venlo, althans in het arrondissement Roermond,
van een voorwerp, te weten een camera, de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat
voorwerp was, of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had,
terwijl hij/zij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk
of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2009 te Venlo, in elk geval in het
arrondissement Roermond,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een geldbedrag te weten ongeveer 166 euro en/of een colbert, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de gemeente
Venlo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking van/als stadsmanager, in elk geval anders dan door misdrijf
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 20 november 2009 tot en met 1 januari 2011
te Venlo, althans in het arrondissement Roermond,
van een voorwerp, te weten een colbert, de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat
voorwerp was, of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had, terwijl hij/zij
redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 april 2010 tot en met
31 juli 2010 te Venlo, in elk geval in het arrondissement Roermond,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van 10.000
euro en/of 10.000 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
toebehoorde(n) aan de gemeente Venlo, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk(e) goed(eren) verdachte
(telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als
stadsmanager, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 1 april 2010 tot en met 1 januari 2011, te
Venlo, althans in het arrondissement Roermond,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.000 euro, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een
voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.000 euro gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij in of omstreeks het tijdvak van 14 december 2009 tot en met 31 december
2009 te Venlo, in elk geval het arrondissement Maastricht,
opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten een geldbedrag van ongeveer 7.000
euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de
gemeente Venlo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en
welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking
van/als stadsmanager, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 14 december 2009 tot en met 1 januari 2011
te Venlo, althans in het arrondissement Roermond,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 7000 euro, heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een
voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 7000 euro, gebruik heeft
gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering (1 tot en met 283) in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2324 2011008403 d.d. 1 februari 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte van 26 april 2011, pag. 37.
3.Collegevoorstel d.d. 25 juli 2009, pag. 63.
4.Toelichting op de Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven, pag. 53.
5.Art. 1, aanhef en onder h van de Subsidieverordening vouchers bewonersinitiatieven, pag. 50.
6.Idem 2, pag. 37 en 38.
7.Idem 2, pag. 39 en 40.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juli 2011, pag. 196.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 22 juli 2011, pag. 190.
10.Factuur [naam 7], pag. 193.
11.Rapport Hoffmann Bedrijfsrecherche, bijlage 6.
12.Opdracht tot betaling, pag. 223.
13.Opdracht tot betaling, pag. 224.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 7 juli 2011, pag. 225 en 226.
15.Idem 2, pag. 39.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 22 juli 2011, pag. 207.
17.Factuur [naam 8] d.d. 20 november 2009, pag. 203.
18.Idem 2, pag. 40.
19.Opdracht tot betaling d.d. 30 november 2009, pag. 260.
20.Idem 16.