ECLI:NL:RBLIM:2014:7440

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
04 3329175 - CV EXPL 14-8815
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over schorsing van directeur van basisschool

In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 augustus 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres], de directeur van [School 1], en de stichting Stichting Samenwerkingsbestuur Primair Onderwijs Venray en Regio (SPOVenray). [Eiseres] was sinds 1 augustus 2008 in dienst bij SPOVenray en was werkzaam als directeur van [School 1]. Op 4 juli 2014 werd zij geschorst op grond van artikel 3.14 van de CAO PO, wat leidde tot deze rechtszaak. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld op basis van de feiten die door beide partijen zijn gepresenteerd, zonder nader onderzoek. De rechter oordeelde dat SPOVenray onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de schorsing van [eiseres] in het belang van de instelling noodzakelijk was. De motivering van het schorsingsbesluit was summier en gaf geen duidelijkheid over de concrete gedragingen die tot de schorsing hadden geleid. De kantonrechter verwierp de argumenten van SPOVenray en concludeerde dat het schorsingsbesluit geen stand kon houden. De vorderingen van [eiseres] werden toegewezen, waarbij SPOVenray werd veroordeeld tot toelating van [eiseres] tot haar werkzaamheden als directeur en tot het doen van een mededeling aan het team van [School 1] en [School 2]. De kantonrechter bepaalde dat de dwangsommen gemaximeerd werden tot € 50.000,00 en dat SPOVenray de proceskosten moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 3329175 \ CV EXPL 14-8815
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 22 augustus 2014
in de zaak van:
[eiseres],
wonend [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mr. J. van de Hel,
tegen:
de stichting Stichting Samenwerkingsbestuur Primair Onderwijs Venray en Regio,
gevestigd te Venray,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.W.A. Scholtes.
Partijen worden hierna [eiseres] en SPOVenray genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de zijdens [eiseres] ingekomen producties ten behoeve van de mondelinge behandeling
- de op 22 augustus 2014 gehouden mondelinge behandeling
- de overgelegde pleitnota zijdens [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 1 augustus 2008 in dienst getreden bij SPOVenray op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij was laatstelijk werkzaam in de functie van directeur en werkzaam op [School 1] (hierna: [School 1]), tegen een salaris van € 4.500,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en andere emolumenten.
2.2.
Op 26 juni 2014 heeft [naam] een concept rapport uitgebracht ‘Rapport Schoolanalyse [School 1]’ waartoe [eiseres] opdracht had gegeven.
2.3.
Op 4 juli 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de voorzitter van het College van Bestuur van SPOVenray, [naam vz. college van bestuur], en [eiseres] waarin is gesproken over een (mogelijke) schorsing van [eiseres]. Bij e-mail van 8 juli 2014 ontving [eiseres] het volgende besluit:
“Geachte mevrouw [eiseres],
Namens het bestuur van Stichting samenwerkingsbestuur primair Onderwijs Venray en Regio, gevestigd te Venray, bevestig ik hierbij het besluit om u met ingang van 4 juli 2014 te schorsen op grond van artikel 3.14 van de CAO PO voor de duur van vier weken. Dit besluit is op 4 juli 2014 door ondergetekende, voorzitter College van Bestuur, in een persoonlijk gesprek aan u meegedeeld. De overwegingen op tot dit schorsingsbesluit te komen, zijn de volgende:
Overwegingen
1.Dat met u, directeur aan '[School 1] vallend onder de Stichtingen SPOVenray de afgelopen periode gesprekken zijn geweest over uw functioneren de problemen binnen [School 1], laatstelijk afgelopen op vrijdag 4 juli. Tijdens dit gesprek is besproken dat het bestuur van mening is dat u uw functie als directeur moet neerleggen vanwege uw rol in relatie tot de problemen op [School 1];
2.Dat deze constatering voor het bestuur aanleiding is om met u een vervolgoverleg na de zomervakantie te plannen over hoe verder;
3.Dat het bestuur meent dat u uw werkzaamheden gedurende het overleg niet meer kan hervatten;
4. Dat het belang van instelling en het team de hervatting van uw werkzaamheden thans uitsluiten en dat u in dat kader wordt geschorst voor de duur van het overleg.
Namens het bestuur is tijdens het gesprek van 4 juli 2014 deze overwegingen met u gedeeld en bent u in kennis gesteld van het voornemen om u te schorsen in het belang van de instelling. Tijdens uw schorsing kunt u zich niet intern/extern als directeur van [School 1] profileren. Deze schorsing is overigens een ordemaatregel in het belang van de instelling zodat u met onmiddellijke ingang bent vrijgesteld van werkzaamheden in afwachting van een nader te bespreken oplossing. Hiertoe wenst ondergetekende in de week volgende op het einde van de zomervakantie met u een gesprek aan te gaan.
U bent vervolgens tijdens het gesprek van 4 juli 2014 in de gelegenheid gesteld - conform artikel 3.14 CAO - uw opvattingen over ons voornemen tot schorsing kenbaar te maken. U gaf aan zich niet in een schorsing te kunnen vinden maar er ook niet verder op in te willen gaan.
U daarover gehoord hebbende, handhaaft ondergetekende de noodzaak om u met onmiddellijke ingang te schorsen. Het bestuur heeft op dit moment onvoldoende vertrouwen in een vruchtbare samenwerking.
Besluit
Ondergetekende heeft daarop het besluit aan u kenbaar gemaakt u met ingang van 4 juli 2014 te schorsen op grond van artikel 3.14 CAO.
het bestuur zal de schorsingsperiode aanwenden om zich te beraden op de situatie en na afloop van de zomervakantie uit te nodigen voor een gesprek over de toekomst. U zult daartoe separaat een uitnodiging ontvangen voor een gesprek.
Tevens voorgenomen besluit schorsing er artikel 3.15 lid 3 CAO
Voorts maakt het bestuur door middel van deze brief het voornemen aan u kenbaar om u aansluitend aan deze schorsingsperiode te schorsen voor de duur van drie maanden op grond van artikel 3.15 lid 3 CAO PO. U kunt conform artikel 3.18 van de CAO PO uw zienswijze inzake ons voornemen u te schorsen voor de duur van drie maanden bekend maken. In verband met de zomervakantie zullen wij in afwijking van artikel 3.18 een periode van 6 weken hanteren voor het kenbaar maken van uw zienswijze. Dit betekent dat u uiterlijk tot 25 augustus 2014 schriftelijk dan wel mondeling uw zienswijze kan indienen. U kunt zich daarbij laten bijstaan door een raadsman of raadsvrouw.
Ik vertrouw erop u voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd.
Conform de bepalingen in de CAO zend ik u dit besluit zowel per gewone als per aangetekende post.
Hoogachtend,
Namens het bestuur,
Mw. [naam vz. college van bestuur]
Voorzitter College van Bestuur
Venray, 8 juli 2014 (..)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – SPOVenray te veroordelen:
  • tot toelating tot de bedongen arbeid welke [eiseres] voor 4 juli 2014 verrichtte als directeur van [School 1] onder verbeurte van een dwangsom;
  • het doen van een mededeling aan het team van [School 1] en aan het team van [School 2] dat [eiseres] haar werkzaamheden als directeur van [School 1] zal voortzetten, onder verbeurte van een dwangsom;
  • in de proceskosten.
3.2.
SPOVenray voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang bij het gevorderde heeft.
4.2.
In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
4.3.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat SPOVenray onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schorsing van [eiseres] in het belang van de instelling (dringend noodzakelijk) is en overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Het besluit waarbij de (eerste) schorsing is opgelegd is dermate summierlijk gemotiveerd dat daaruit niet valt op te maken welke concrete gedragingen ertoe hebben geleid dat SPOVenray thans de mening is toegedaan dat [eiseres] haar functie als directeur moet neerleggen. Er wordt slechts gerefereerd aan (niet schriftelijk vastgelegde) gesprekken waarvan de inhoud niet wordt weergegeven. Aan het rapport van [naam] wordt in het geheel niet gerefereerd zodat de kantonrechter de stelling van SPOVenray, dat de inhoud van het rapport mede de doorslag heeft gegeven bij het besluit tot schorsing, verwerpt. Uit een schorsingsbesluit moet immers voor de werknemer voldoende duidelijk zijn waartegen zij zich dient te verweren zodat niet in het besluit genoemde argumenten dat besluit niet kunnen dragen. Reeds om die reden is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het schorsingsbesluit geen stand kan houden.
4.5.
Voor zover SPOVenray het voorgenomen besluit om [eiseres] met ingang van 25 augustus 2014 aansluitend aan de eerste schorsingsperiode te schorsen op grond van artikel 3.15 lid 3 CAO PO overweegt de kantonrechter dat de gedragingen die SPOVenray [eiseres] verwijt veelal niet schriftelijk zijn vastgelegd noch met [eiseres] zijn besproken. Door dit gebrek aan dossiervorming is niet inzichtelijk gemaakt dat het belang van de instelling vordert dat [eiseres] haar werkzaamheden op [School 1] op 25 augustus 2014 niet hervat. Bovendien is [eiseres] niet in de gelegenheid gesteld haar functioneren te verbeteren aan de hand van concrete aandachtspunten anders dan een enkele kanttekening in de overwegend positieve functioneringsgesprekken. Tot slot leest de kantonrechter in het onderzoeksrapport van [naam] – waartoe [eiseres] nota bene zelf opdracht heeft gegeven – niet dat de beschreven sfeer van onveiligheid en intimidatie op enige wijze valt toe te rekenen aan [eiseres].
4.6.
Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] toewijzen nu zij voorshands van oordeel is dat de schorsing van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure geen stand zal houden. De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen met dien verstande dat deze worden gemaximeerd tot een bedrag van (in totaal) € 50.000,00.
4.7.
SPOVenray zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 93,80
  • griffierecht 77,00
  • gemachtigde salaris
totaal € 770,80
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
5.1.
veroordeelt SPOVenray tot toelating van [eiseres] tot de bedongen arbeid welke zij voor 4 juli 2014 verrichte als directeur van de [School 1] op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat SPOVenray na betekening van het vonnis in gebreke zal zijn te voldoen aan de veroordeling;
5.2.
veroordeelt SPOVenray tot het doen van een mededeling aan het team van de [School 1] en aan het team van [School 2] dat [eiseres] haar werkzaamheden als directeur van [School 1] zal voortzetten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat SPOVenray na betekening van het vonnis in gebreke zal zijn te voldoen aan de veroordeling;
5.3.
bepaalt dat het totaal van de te verbeuren dwangsommen wordt gemaximeerd op
€ 50.000,00;
5.4.
veroordeelt SPOVenray in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op € 770,80,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen, en in het openbaar uitgesproken.
typ: JSL
mlzr: