ECLI:NL:RBLIM:2014:743

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
C/03/187008 / BZ RK 14/33
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van inbewaringstelling in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 januari 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De betrokkene was op 16 januari 2014 in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen na een last tot inbewaringstelling, gegeven door een wethouder namens de burgemeester van Heerlen. De officier van justitie verzocht de rechtbank om een machtiging tot voortzetting van deze inbewaringstelling, waarbij een geneeskundige verklaring van een arts in opleiding tot specialist (AIOS) was gevoegd. De rechtbank heeft het verzoek op 20 januari 2014 mondeling behandeld, waarbij de betrokkene werd bijgestaan door een advocaat en de AIOS.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum beschikking: 21 januari 2014
Zaaknummer: C/03/187008 / BZ RK 14/33
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven
in de zaak van:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats], op [1973],
wonend te [woonplaats], [adres],
verblijvend in de Mondriaan Maastricht.

1.Het procesverloop

Op 16 januari 2014 is door een wethouder namens de burgemeester van Heerlen ten aanzien van [betrokkene] (hierna: betrokkene) een last tot inbewaringstelling gegeven als bedoeld in artikel 20 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz). Betrokkene is dezelfde dag in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen.
Op 17 januari 2014 heeft de officier van justitie aan de rechtbank verzocht een machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling. Bij het verzoek was een afschrift gevoegd van de hiervoor genoemde last en van de door de AIOS drs. B. Klingenberg opgemaakte en ondertekende geneeskundige verklaring van 16 januari 2014. Bij de stukken bevindt zich tevens de aanvullende verklaring van de psychiater Vervoort, die betrokkene kort na binnenkomst in het psychiatrische ziekenhuis heeft gezien en onderzocht in het kader van de inbewaringstelling en die de geneeskundige verklaring onderschrijft.
De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld op 20 januari 2014, waar zijn
gehoord betrokkene, bijgestaan door mr. H.C. Ingelse, advocaat te Maastricht, en drs. C. Jansen, AIOS.

2.Beoordeling

De advocaat van betrokkene heeft als enig verweer aangevoerd dat de rechtbank niet een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling mag verlenen omdat in dit geval niet gebleken is dat ten tijde van de vrijheidsbeneming sprake was van een noodsituatie (een ‘emergency case’) die in verband met de door het EHRM gestelde eis van ‘objective medical expertise’ rechtvaardigt dat een persoonlijk aan de gedwongen opname voorafgaand onderzoek van betrokkene door een psychiater als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, Wet Bopz, achterwege blijft.
De arts in opleiding tot specialist (AIOS) Jansen heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het een vaste werkafspraak binnen het psychiatrisch ziekenhuis is dat de aldaar werkzame AIOS in het kader van een inbewaringstelling de betrokkene ziet en onderzoekt en naar aanleiding van die bevindingen de voor de opname noodzakelijke geneeskundige verklaring opmaakt.
De rechtbank stelt voorop dat een dergelijke werkwijze op zichzelf niet in strijd komt met artikel 21 van de Wet Bopz, dat immers de mogelijkheid openlaat dat de burgemeester een inbewaringstelling gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, en wel indien het niet mogelijk is dat een psychiater de verklaring verstrekt. Een gedwongen opname ter uitvoering van de door de burgemeester gegeven last is aldus beschouwd dus niet in strijd met de Nederlandse wet.
Het betoog van de advocaat van betrokkene komt erop neer dat de binnen het psychiatrisch ziekenhuis gehanteerde vaste werkwijze, die berust op een duidelijk omlijnde taakverdeling tussen de werkzaamheden van een psychiater en die van een AIOS, in strijd is met artikel 5 EVRM en de rechtspraak daarover van het EHRM (zie EHRM 24 oktober 1979 inzake Winterwerp zoals nader uitgewerkt en verfijnd in EHRM 5 oktober 2000 inzake Varbanov). De rechtbank verwerpt het betoog. In de onderhavige zaak is niet komen vast te staan dat sprake is van strijd met artikel 5, lid 1, aanhef en onder e, EVRM. Weliswaar is betrokkene voorafgaand aan de namens de burgemeester gegeven last tot inbewaringstelling en overeenkomstig de gebruikelijke en door betrokkene ter discussie gestelde werkwijze binnen het psychiatrisch ziekenhuis niet onderzocht door een psychiater als bedoeld in artikel 1 lid 1, aanhef en onder j, van de Wet Bopz, maar door een AIOS maar volgens de uitleg die de HR daaraan heeft gegeven in zijn beschikking van 26 september 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD437) brengt de bepaling van artikel 5, lid 1, aanhef en onder e, EVRM mee dat de rechter, onverminderd het bepaalde in artikel 29, lid 2, Wet Bopz, een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling slechts mag verlenen na te hebben kennisgenomen van een schriftelijke - dan wel ter zitting mondeling afgelegde en in het proces-verbaal van de zitting te vermelden - verklaring van een niet behandelend psychiater die persoonlijk de betrokkene na diens inbewaringstelling heeft onderzocht. In dat verband is van belang dat in het onderhavige geval uit de geneeskundige verklaring blijkt dat betrokkene op 16 januari 2014 om 15:35 uur door de AIOS B. Klingenberg is gezien en onderzocht en dat de AIOS daartoe de behandelend psychiater Van Dijk en de niet behandelende psychiater Leeuw heeft geraadpleegd. Vervolgens is betrokkene op
16 januari 2014 op grond van de namens de burgemeester gegeven last tot inbewaringstelling om 18:15 uur in het psychiatrisch ziekenhuis opgenomen. Nu uit de overgelegde stukken bovendien blijkt dat betrokkene betrekkelijk kort na diens inbewaringstelling op 17 januari 2014 om 10:00 uur alsnog is gezien én onderzocht door een niet bij de behandeling betrokken psychiater, die de inhoud van de geneeskundige verklaring onderschrijft, moet worden geoordeeld dat van een door de HR bedoelde situatie dat de rechtbank de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling niet mag verlenen, geen sprake is.
Het antwoord op de door betrokkene aan de orde gestelde meer principiële vraag of een vaste werkafspraak binnen het psychiatrisch ziekenhuis op grond waarvan de aldaar werkzame AIOS steeds - en zonder dat komt vast te staan dat sprake is van een noodsituatie waarin het gevaar zo manifest is dat het onderzoek van een psychiater niet kan worden afgewacht - verantwoordelijk is voor het in het kader van een inbewaringstelling te verrichten onderzoek en naar aanleiding van die bevindingen de voor de opname noodzakelijke geneeskundige verklaring opmaakt, kan in dit geval in het midden blijven.
Uit de overgelegde stukken en de door de AIOS Jansen in het kader van artikel 29, lid 2, Wet Bopz gegeven toelichting blijkt verder dat betrokkene gevaar veroorzaakt, dat het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene het gevaar doet veroorzaken en dat het gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat toepassing van paragraaf 1 (voorlopige machtiging) van de Wet Bopz niet kan worden afgewacht. De stukken en de toelichting bieden voorts voldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat het gevaar momenteel niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Er bestaat voorts geen grond aan te nemen dat betrokkene blijk geeft van de nodige bereidheid tot een vrijwillig verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. Daaruit volgt dat het verzoek machtiging te verlenen tot voortzetting van de inbewaringstelling voor toewijzing gereed ligt.
Gelet op de betreffende artikelen van de Wet Bopz wordt derhalve als volgt beslist.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, en uitgesproken op 21 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
FG
Tegen deze beschikking staat geen gewoon rechtsmiddel open..