Op 22 augustus 2014 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een kort gedingvonnis gewezen in een zaak tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd waren en gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen over hun kinderen. De man had de vrouw gedagvaard omdat zij de bij echtscheidingsbeschikking vastgestelde verblijfsregeling voor de kinderen niet naleefde. De vrouw had de verblijfsregeling stopgezet na beschuldigingen van geweld door de man. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd en dat de man zijn vorderingen gemotiveerd heeft betwist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw de verblijfsregeling moest naleven en dat er geen zwaarwegende redenen waren om deze te schorsen. De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de verblijfsregeling, op verbeurte van een dwangsom. De vrouw volhardde echter in haar weigering om de regeling na te leven, wat leidde tot de primaire vordering van de man om het vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de kinderen en het contact met de man zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw en heeft de vordering tot lijfsdwang toegewezen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.