ECLI:NL:RBLIM:2014:7373

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
03/700130-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en voorhanden hebben van munitie met volledige ontoerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak, behandeld door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Limburg op 12 augustus 2014, stond de verdachte terecht voor bedreiging van zijn moeder en het voorhanden hebben van munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 juli 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van munitie van categorie II. De rechtbank achtte beide feiten bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte van het slachtoffer, de aanhouding van de verdachte en het aantreffen van de munitie.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, specifiek schizofrenie van het paranoïde type, wat zijn gedragskeuzes ten tijde van de feiten aanzienlijk beïnvloedde. Deskundigen adviseerden om de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank volgde dit advies en verklaarde de verdachte niet strafbaar, waardoor hij werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie had een maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte al onder behandeling was in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) en dat verdere maatregelen niet noodzakelijk waren.

De rechtbank gelastte de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen munitie, aangezien deze in strijd waren met de wet. De beslissing berustte op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie. De uitspraak werd gedaan door de rechters in aanwezigheid van de griffier en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700130-14
vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 augustus 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw is mr. J.H.J. Köhlen, advocaat kantoorhoudende te Urmond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 juli 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:Zijn moeder met een misdrijf tegen het leven dan wel met zware
mishandeling heeft bedreigd;
Feit 2:Munitie van categorie II voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank beide feiten bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals deze werd afgelegd tegenover ambtenaren van de politie [1] ;
- de aangifte van [slachtoffer] [2] ;
- de aanhouding van de verdachte [3] en het aantreffen van de munitie onder de verdachte [4] ;
- het onderzoek aan de munitie [5] .
3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
op 1 maart 2014 te Elsloo, in de gemeente Stein, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers is de verdachte opzettelijk dreigend met gebalde vuisten op zeer korte afstand van die [slachtoffer] gaan staan en heeft hij [slachtoffer] daarbij opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jou kapot met handen en voeten, sterven zal je";
2.
op 1 maart 2014 te Elsloo, in de gemeente Stein, munitie van categorie II, te weten 7 patronen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Over de verdachte is gerapporteerd door de deskundigen D.H.J. van der Steen, psychiater [6] en A.H. Bouwman, psycholoog [7] . Beiden komen tot de conclusie dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis omschreven als schizofrenie van het paranoïde type en dat deze ziekelijke stoornis de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde in zeer grote mate dan wel volledig heeft beïnvloed. Beiden adviseren om de verdachte voor de tenlastegelegde feiten ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank neemt de conclusies, en de gronden waarop deze berusten, van de deskundigen over. De verdachte is naar het oordeel van de rechtbank volledig ontoerekeningsvatbaar voor de door hem begane feiten. De verdachte is daarmee niet strafbaar en hij zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.De maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert het verweer dat ambulante hulpverlening volstaat om het gevaar van recidive en het gevaar voor zichzelf in te perken.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zijn moeder bedreigd. Dat is een naar feit dat, zo blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring, grote impact heeft gehad en nog steeds heeft op het slachtoffer. Ten tijde van het plegen van dit feit was verdachte echter floride psychotisch en zijn gedragskeuzes werden volledig bepaald door de ziekelijke stoornis waarvan bij hem sprake is, te weten schizofrenie van het paranoïde type. Het feit, hoe naar ook, kan aan de verdachte dan ook niet toegerekend worden, hetgeen betekent dat verdachte geen straf opgelegd kan krijgen voor dit feit.
Verdachte kan ook geen straf opgelegd krijgen voor het voor handen hebben van 7 patronen nu hij ook ten tijde van het plegen van dat feit te kampen had met zijn ziekelijke stoornis en hem dit feit ook niet toegerekend kan worden.
Hoewel dus aan de verdachte geen straf opgelegd kan worden, kan wel een maatregel opgelegd worden en de officier van justitie heeft gevorderd de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar op te leggen. De officier van justitie grijpt bij zijn eis terug op de aanbevelingen tot het voorkomen van recidive, zoals deze gerapporteerd zijn door de deskundigen D.H.J. van der Steen, psychiater [8] en A.H. Bouwman, psycholoog [9] . Beiden adviseren om aan de verdachte een gedwongen behandeling op te leggen en middels een strafrechtelijke machtiging als bedoeld in artikel 37 Wetboek van Strafrecht op te laten nemen in een Forensische Psychiatrische Afdeling.
De rechtbank zal dat advies echter niet overnemen.
Het is de rechtbank gebleken dat de verdachte thans in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) begeleid wordt. In dat kader is er toezicht op hem en is hij ingesteld op medicatie. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is ook gebleken dat de verdachte aanspreekbaar is op zijn gedrag. Verdachte laat daarbij nog wel af en toe blijken van een gestoorde realiteitsbeleving, maar laat ook blijken te weten wat er moet gebeuren om feiten als deze niet meer te kunnen laten gebeuren; zo wil hij niet meer bij zijn moeder wonen en is hij bereid medicatie te nemen.
Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een maatregel ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht niet opportuun is, nu het gevaar dat de verdachte vormt voor zichzelf, anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen voldoende is ingekaderd door de begeleiding in het kader van de Wet bopz. De rechtbank zal de gevorderde maatregel daarom niet opleggen. De rechtbank betrekt daarbij ook de, in relatie tot andere delicten, betrekkelijke ernst van de bewezenverklaarde feiten. Weliswaar is de plaatsing van een veroordeelde in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar geen straf, maar een maatregel en is daarmee een notie als “hoe ernstiger het feit, hoe zwaarder de straf” niet van toepassing, toch mag de rechtbank de ogen niet sluiten voor de omstandigheid dat daar waar de gebruikelijke bestraffing voor deze feiten een geldboete en/of een korte taakstraf betreft, verdachte bij oplegging van de gevorderde maatregel voor langere tijd van zijn vrijheid beroofd zou zijn.
Dat is echter, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, niet noodzakelijk om de maatschappij (of verdachte zelf) te beschermen tegen de verdachte.

6.Het beslag

De in beslag genomen en munitie kunnen worden onttrokken aan het verkeer nu deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en moeten worden onttrokken aan het verkeer nu deze zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemene belang en deze bij de verdachte zijn aangetroffen in het onderzoek ten aanzien van de onderhavige feiten en deze voorwerpen bij soortgelijke feiten gebruikt kunnen worden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d, 57, 285 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1. en onder 2. ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.2 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
Beslag
- gelast de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen munitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, en mr. E.H.A.F.M. Krol en mr. F.M. van Maanen Winters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 maart 2014 te Elsloo, in de gemeente Stein, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met gebalde vuisten op zeer korte afstand van die [slachtoffer] gaan staan en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] (daarbij) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jou kapot met handen en voeten, sterven zal je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 1 maart 2014 te Elsloo, in de gemeente Stein, een of meer stuks munitie van categorie II, te weten 7 patronen, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 1 maart 2014, proces-verbaalnummer: PL2441-2014023751-4, pagina 1 en 2.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 1 maart 2014, proces-verbaalnummer: PL2441-2014023759-1.
3.Het proces-verbaal van aanhouding, d.d. 1 maart 2014, proces-verbaalnummer: PL2441-2014023751-2.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 maart 2014, proces-verbaalnummer; PL2441-2014023751-13.
5.Het proces-verbaal van onderzoek wapen / munitie, d.d. 2 maart 2014, proces-verbaalnummer: PL2440-2014023751-12.
6.Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia betreffende de heer [verdachte], d.d. 20 mei 2014, opgemaakt door D.H.J. van der Steen, psychiater.
7.Psychologisch onderzoek Pro Justitia betreffende de heer [verdachte], d.d. 11 mei 2014, opgemaakt door A.H. Bouwman, psycholoog.
8.Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia betreffende de heer [verdachte], d.d. 20 mei 2014, opgemaakt door D.H.J. van der Steen, psychiater.
9.Psychologisch onderzoek Pro Justitia betreffende de heer [verdachte], d.d. 11 mei 2014, opgemaakt door A.H. Bouwman, psycholoog.