ECLI:NL:RBLIM:2014:7319
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ontheffing van ouderlijk gezag in een jeugdzorgzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 augustus 2014 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ouders van een minderjarige ontheffen van het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, waarbij zij heeft overwogen dat de ouders, ondanks hun persoonlijke problematiek, positieve ontwikkelingen hebben doorgemaakt. De Raad had op 9 mei 2014 een verzoekschrift ingediend, waarin werd gesteld dat de ouders ongeschikt en onmachtig waren om voor hun kind te zorgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige, die op 25 juli 2013 was ingegaan, op dat moment nog te kort was om tot ontheffing van het gezag over te gaan. De ouders hebben weliswaar hulp gezocht en stappen gezet in hun persoonlijke situatie, maar de rechtbank oordeelde dat de samenwerking met de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg onvoldoende was geweest. De rechtbank benadrukte dat het de taak van de stichting is om de ouders te begeleiden en dat er een goede samenwerking moet zijn om de doelen van de ondertoezichtstelling te realiseren. De rechtbank concludeerde dat het belang van de minderjarige, die zich goed ontwikkelt in het pleeggezin, niet in het geding is en dat de ouders de kans moeten krijgen om hun rol als verzorgers te vervullen. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming dan ook afgewezen, met de overweging dat de ouders de mogelijkheid moeten krijgen om hun situatie te verbeteren en dat de stichting hen daarbij moet ondersteunen.