ECLI:NL:RBLIM:2014:7231
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing Officier van Justitie inzake proceskostenvergoeding WAHV
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de Officier van Justitie. Het beroep was ingesteld door [gemachtigde 1] namens de verzoeker, die niet akkoord ging met de afwijzing van een verzoek om proceskostenvergoeding na een eerdere beslissing van de Officier van Justitie op 22 mei 2013. De Officier had de initiële beschikking vernietigd en de sanctie op nihil gesteld, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2014 heeft [gemachtigde 1] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij diverse bescheiden heeft overgelegd. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, mevr. [gemachtigde 2], was ook aanwezig. De kantonrechter heeft, in tegenstelling tot het Openbaar Ministerie, geoordeeld dat [gemachtigde 1] beroepsmatig rechtsbijstand verleent en dat de kosten van deze rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen.
De kantonrechter heeft de proceshandelingen van [gemachtigde 1] beoordeeld en vastgesteld dat er recht op proceskostenvergoeding bestaat. De kosten zijn berekend op basis van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht, waarbij aan het indienen van een beroepschrift 1 punt wordt toegekend, met een waarde van € 487,00 per punt. De zaak werd als zeer licht gewaardeerd, wat resulteerde in een vergoeding van € 365,25. De Staat der Nederlanden is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [gemachtigde 1].
De beschikking is openbaar uitgesproken en de verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbijstand en de mogelijkheid tot vergoeding van proceskosten in administratieve procedures.