ECLI:NL:RBLIM:2014:719
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van het telen van vanggewassen binnen teeltvrije zones in de landbouw
In deze zaak stond de toelaatbaarheid van het telen van bladrammenas binnen een teeltvrije zone van 5 meter centraal. De verdachte had bladrammenas geteeld in deze zone, met als argument dat dit diende ter verbetering van de bodem, terwijl de hoofdteelt prei was. De verdachte stelde dat het telen van een vanggewas, mits onbespoten en niet bemest, binnen de teeltvrije zone toegestaan was. Dit werd ondersteund door een mailwisseling met de inspecteur van het waterschap, die bevestigde dat het telen van een ander gewas dan op de rest van het perceel toegestaan was, mits er geen bestrijdingsmiddelen of meststoffen werden gebruikt.
De economische politierechter overwoog dat vanggewassen een positieve invloed kunnen hebben op de waterkwaliteit, omdat ze erosie beperken en de uitstroom van meststoffen en bestrijdingsmiddelen tegengaan. De rechter concludeerde dat, hoewel de verdachte in strijd met de letter van de wet had gehandeld door te telen binnen de teeltvrije zone, dit handelen in lijn was met de geest van de wet. De rechter oordeelde dat de materiële wederrechtelijkheid aan het handelen van de verdachte ontbrak, gezien de voordelen voor de waterkwaliteit. Daarom werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
De uitspraak vond plaats op 23 januari 2014 door de economische politierechter M.J.A.G. van Baal, die de zaak beoordeelde op basis van de feiten en de argumenten van de verdachte, evenals de relevante wetgeving en richtlijnen van het waterschap.