ECLI:NL:RBLIM:2014:690
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.M. Schutte
- J.H. Klifman
- F.A.G.M. Vluggen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 10 januari 2014 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De officier van justitie had zijn vordering ingediend op 16 december 2013, terwijl de voorwaardelijke invrijheidstelling op 10 januari 2014 gepland stond. De rechtbank oordeelde dat de vordering te laat was ingediend, aangezien deze uiterlijk dertig dagen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling op de griffie van de rechtbank had moeten zijn ontvangen. De officier van justitie stelde dat de vordering op 11 december 2013 was ondertekend, maar de rechtbank concludeerde dat de vordering pas op 16 december 2013 ter griffie was ontvangen, wat niet voldeed aan de wettelijke termijn.
De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de vordering niet tijdig was ingediend. De rechtbank bevestigde dit standpunt en stelde vast dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was, aangezien de adviezen van de Penitentiaire Inrichting en de reclassering al voor de uiterste datum beschikbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat hij niet tijdig had gehandeld.
De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht in overweging genomen, met name artikel 15d, dat de termijn voor het indienen van een vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling regelt. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.