4.3.2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feiten 1, 2, 3 en 5.
Bewezen kan worden dat verdachte vier vrouwen verbaal heeft bedreigd. De vrouwen hebben aangifte gedaan en verdachte heeft ter terechtzitting en/of bij de politie toegegeven dat hij de bedreigende berichten heeft verstuurd. Het betreft de volgende bedreigingen.
Feit 1
Aan [slachtoffer 1], woonachtig in Alphen aan de Rijn, heeft verdachte op 6 mei 2012 een sms gestuurd met de tekst: “Je gaat dood, want ik neem een vuurwapen mee en mijn zaag.”
Feit 2
Aan [slachtoffer 2], woonachtig in de gemeente Dalfsen, heeft verdachte op 23 mei 2012 Facebookberichten gestuurd met de tekst: “Ik ga je eerst verkrachten, dan bind ik je vast en dan verkracht ik je weer, dan trek ik een plastic zak over je kop goed aangetrokken en dan verbrand ik je.”
Evenals de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de zin “Ik zal je krijgen en ga je vastbinden aan een boom en dan verkrachten en ik ben onderweg naar de sporthal Nieuwleusen”. Daarvan zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Feit 3
Aan [slachtoffer 3], woonachtig in Kerkrade, heeft verdachte, respectievelijk op 18 mei 2012 en op 26 mei 2012, Facebookberichten gestuurd met de tekst: “Ik verkracht jou eerst en dan ruim ik je uit de weg, kankerhoer” en “Ik schop je kankerdood en verkracht je.”
Feit 5
Aan [slachtoffer 4], woonachtig in Capelle aan den IJssel, heeft verdachte op 30 oktober 2010 en op 1 november 2010 sms-berichten gestuurd met de tekst: “Doe gewoon wat ik je zeg, dan gebeurt je niks, anders word je door een paar van mijn vrienden in elkaar getoekt” en “Zo iemand hoort in een kist te liggen en ik denk dat dat ook gaat gebeuren, maar niet door mij, ik schop je alleen op de grond en ik schop je nog na ook.”
Ten aanzien van dit feit overweegt de rechtbank nog dat zij het vrijspraakverweer van de raadsman verwerpt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dergelijke berichten stuurde uit boosheid en dat hij de desbetreffende vrouwen/meisjes goed bang wilde maken. Met ”toeken” bedoelde hij slaan en verder zijn er aan [slachtoffer 4] meer dreigende sms-jes gestuurd waarin hij haar ook nog toevoegt: “dan ben je van mij, dan ga je echt heel veel pijn krijgen en niet alleen door mij, maar ook van die persoon die bij me is.”
Gelet op de samenhang tussen alle berichten en de verklaring van verdachte, kunnen de ten laste gelegde uitlatingen gekwalificeerd worden als bedreiging met zware mishandeling en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4
Het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft aanzienlijk meer berichten op Facebook van verdachte ontvangen dan hiervoor bij feit 3 is weergeven. Het gaat om een reeks van honderden berichten in diverse Facebookgesprekken gedurende een maand. Aan de uitwisselingen nemen niet alleen verdachte en [slachtoffer 3] deel, maar ook andere Facebookvrienden van [slachtoffer 3].
Verdachte heeft veelvuldig dreigende, beledigende en kwetsende taal geuit, niet alleen gericht aan [slachtoffer 3], maar ook aan andere deelnemers aan het gesprek. Bijvoorbeeld:
- op 18 mei 2012 vindt er een langdurige uitwisseling plaats (kennelijk via een privé-chat) tussen verdachte en [slachtoffer 3] waarin verdachte [slachtoffer 3] uitscheldt voor kankerhoer, dreigt met (onder andere) verkrachting en waarin verdachte de zwangere [slachtoffer 3] dreigt haar in haar buik te schoppen, opdat zij een miskraam krijgt;
- op de Facebookpagina van [slachtoffer 3] is er op diezelfde dag en op 19 mei 2012 een uitwisseling tussen verdachte, [slachtoffer 3] en andere personen. Verdachte dreigt wederom dat hij [slachtoffer 3] in de buik zal schoppen, scheldt (kankerjood, kankerhoer), dreigt [slachtoffer 6] en andere vrouwen met verkrachting en dreigt [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] een kogel door de kop te knallen;
- op 26 mei 2012 en volgende dagen vindt er een uitwisseling plaats op de Facebookpagina van [slachtoffer 3] tussen verdachte en Facebookvrienden van [slachtoffer 3]. Er wordt wederom gescholden en gedreigd door verdachte;
- op 4 juni 2012 is er een uitwisseling tussen verdachte en Facebookvrienden van [slachtoffer 3], waarin verdachte bericht dat hij [slachtoffer 3] pas met rust laat als hij dood is, [slachtoffer 3] in de buik dreigt te schoppen, scheldt en waarin de anderen verdachte uitschelden en uitdagen voor een ontmoeting.
Duidelijk is dat verdachte opzettelijk heeft gedreigd en beledigd/gekwetst. Daarmee heeft hij zich veelvuldig schuldig gemaakt aan strafbare gedragingen. Daarbij had hij het oogmerk betrokkenen vrees aan te jagen. Dat volgt uit zijn taalgebruik in de berichten en zijn verklaring ter terechtzitting. Verdachte zegt: “Het is uit boosheid. Dan heb ik zoiets van: Ik ga ze goed bang maken.”
Dat betekent echter niet automatisch dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking), d.w.z. aan een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3]. Daarvoor is meer vereist, ook al is het begrijpelijk te denken dat er alleen al vanwege het grote aantal berichten en het dreigende en kwetsende karakter daarvan sprake is van belaging. Juridisch moet namelijk beoordeeld worden of het
opzetvan verdachte gericht was
op het maken van die inbreuk. Daarvoor moet vastgesteld kunnen worden dat [slachtoffer 3] de berichten van verdachte niet wenste én dat dit verdachte helder moet zijn geweest.
In de onderhavige zaak zit juist hier het probleem voor de rechtbank. Zij volgt de officier van justitie wel in haar redenering dat [slachtoffer 3] de beledigingen en bedreigingen niet wenste, maar niet in de redenering dat dit ondubbelzinnig duidelijk moet zijn geweest voor verdachte. De officier van justitie leidt dat laatste af uit het feit dat verdachte de berichten kon lezen die [slachtoffer 3] aan andere Facebookvrienden stuurde. [slachtoffer 3] verzucht immers tegen vrienden dat zij gek of moe wordt van verdachte, dat hij haar irriteert en dat zij er strontziek van wordt.
[slachtoffer 3] verbreekt echter het contact met verdachte niet, ondanks dat zij hem alleen van Facebook kent en het blokkeren een eenvoudige handeling is. Zij richt zich ook niet rechtstreeks tot verdachte met de mededeling dat hij stoppen moet. Bovendien blijft zij met hem communiceren en laat zij de nare communicatie tussen verdachte en anderen toe.
Nadat zij in een eerder stadium, op 16 april 2012, een keer heeft gezegd dat verdachte haar met rust moet laten en een tijdje niet op verdachte heeft gereageerd, laat zij zich op 18 mei 2012 langdurig uit de tent lokken. Zij reageert op elk bericht van verdachte, daagt hem uit en geeft hem bij herhaling aan dat ze niet bang voor hem is en hem een mietje vindt. Ook op 22 en 26 mei 2012 en op 3 en 4 juni 2012 reageert [slachtoffer 3], waarbij zij zich beledigend over en tegen hem uitlaat.
Verder laten de Facebookvrienden van [slachtoffer 3] zich ook bepaald niet onbetuigd. Er wordt bij herhaling langdurig over en weer met verdachte gecommuniceerd, waarbij de deelnemers, al scheldend, niet voor elkaar onderdoen. [slachtoffer 3] laat dit alles toe. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat voldoende helder aan verdachte is gemaakt dat hij stoppen moest met het plaatsen van berichten op de Facebookpagina van [slachtoffer 3]. De enkele opmerking op 16 april 2012 en de verzuchtingen tegen anderen zijn onder die omstandigheden niet duidelijk genoeg. Dat leidt de rechtbank tot de conclusie dat het onderdeel opzettelijk inbreuk maken niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 4 vrijspreken.
Feit 6
Ook [slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van belaging. Zij heeft -zakelijk weergegeven- in haar aangifte verklaard dat zij verdachte heeft ontmoet in de bus en dat hij toenadering tot haar zocht, terwijl zij dit niet prettig vond. Ze vond het echter moeilijk om dat op een directe manier aan verdachte kenbaar te maken. Verdachte heeft zij - in een moment van onoplettendheid - op 23 oktober 2012 geaccepteerd als vriend op Facebook.
Vervolgens zocht verdachte toenadering tot [slachtoffer 5] door te reageren op de berichten en op een foto die zij op haar Facebookpagina plaatste. Deze berichten, waarvan verdachte erkend heeft dat ze door hem zijn gestuurd, zijn afgedrukt en toegevoegd aan het dossier.
Op 25 oktober 2012 werd het [slachtoffer 5] kennelijk teveel en heeft zij op de berichten van verdachte gereageerd met: “[verdachte], rot op!” Vervolgens maakte [slachtoffer 5] verdachte duidelijk dat zijn berichten en toenaderingen niet gewenst waren: [slachtoffer 5] bericht op 25 oktober 2012:
- “[verdachte], hou op om me te stalken! Word er echt gek van!” en
- “Volgens mij weet je niet, dat ik niks met je te maken wil hebben. Dat we in de bus zitten, betekent nog niet dat je met me moet praten.”
Daarna blijft verdachte haar berichten sturen, maar deze zijn dan duidelijk geheel anders van aard. Verdachte bericht [slachtoffer 5] (onder meer):
- “Je ken me toch niet ontwijken, weet nu waar je op school zit. Ik denk dat ik je vanaf nu ga stalken en overal ga volgen. Dan heb ik je adres zo te pakken en je nummer.”
- “Ik kan je ook via Facebook zwart maken, dus aan jou de keus of je doet normaal of ik ga je echt stalken en dan blijft het niet bij stalken, maar dan maak ik je het leven tering zuur.”
- “Hey, je mag blij zijn dat je nooit op de fiets naar de bushalte komt, anders had je 2 platte banden gehad.”
- op 26 oktober 2012: “Ik wil jou zo niet aantreffen in de bus. Je pakt maar een bus later of eerder. Ik hoop dat je binnenkort normaal doet tegen me, want ik heb je niks misdaan. Ik dacht dat je een lieve gezellige aardige meid was, maar daar heb ik me in vergist. Je bent een arrogant zielig levenloos lelijk wijf.”
Nadat verdachte wordt aangesproken op zijn gedrag door de moeder en zus van [slachtoffer 5], volgen nog drie berichten van verdachte op 26 oktober 2012. Deze berichten zijn eveneens dreigend en beledigend van aard.
De vraag is voor de rechtbank of de hiervoor beschreven dreigende, onacceptabele teksten van verdachte een belaging opleveren van [slachtoffer 5]. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, omdat zij het tijdsbestek waarin de berichten zijn verstuurd daarvoor te kort vindt. Het bericht van [slachtoffer 5] dat zij niets met verdachte te maken wilde hebben, is op 25 oktober 2012 om 9:57 uur verzonden. Het laatste bericht van verdachte dat in het dossier is weergegeven, is op 26 oktober 2012 om 15.28 uur binnengekomen bij [slachtoffer 5]. Dat tijdsbestek van nog geen 30 uur is in dit geval te kort om van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te kunnen spreken. Ook het aantal berichten (14) van verdachte, hoe angstaanjagend voor [slachtoffer 5] die berichten ook waren, legt te weinig gewicht in de schaal om het wederrechtelijke gedrag van verdachte stelselmatig te kunnen noemen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 6 primair ten laste gelegde.
Rest de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dwang, zoals hem subsidiair bij feit 6 ten laste is gelegd. Uit voornoemd bericht van verdachte van 26 oktober 2012 en andere berichten kan worden opgemaakt dat verdachte op een dreigende manier, door het uitoefenen van psychische druk, [slachtoffer 5] gedwongen heeft een andere bus te nemen, dan wel ander vervoer te regelen. Uit de verklaring van [slachtoffer 5] volgt dat zij op 26 oktober 2012 daadwerkelijk niet met de bus is gegaan uit angst voor verdachte.
Dat zou in beginsel tot een bewezenverklaring kunnen leiden, maar in de onderhavige tenlastelegging is deze feitelijke gang van zaken nu juist niet opgenomen. De tenlastelegging is door de opsteller namelijk aldus verfeitelijkt, dat met de woorden “iets doen” gedoeld wordt op de mededeling van verdachte dat [slachtoffer 5] normaal tegen hem moet doen. Dat laatste is nogal lastig nader te concretiseren en voor zover dat al kan, moet worden vastgesteld dat [slachtoffer 5] op 26 oktober geen contact meer met verdachte heeft gehad en dus niet in de gelegenheid is geweest “normaal” tegen verdachte te doen. Verdachte zal daarom ook van het onder 6 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.