ECLI:NL:RBLIM:2014:6808

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
30 juli 2014
Zaaknummer
03/700632-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belediging, belaging en dwang, strafbare bedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen, belaging en belediging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van belaging en belediging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan bedreiging. De zaak kwam voort uit een reeks van bedreigende berichten die de verdachte had verstuurd naar verschillende slachtoffers via sms en Facebook. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen, die onder andere betrekking hadden op geweld en verkrachting, wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die als verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank legde in plaats daarvan een taakstraf van 80 uren op, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte hulp en begeleiding nodig had om recidive te voorkomen. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers, terwijl de vordering van een ander slachtoffer werd afgewezen omdat de verdachte van dat feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

inRECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/700632-12
Datum uitspraak : 23 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende aan de [adres].
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 9 juli 2014. De rechtbank heeft op 9 juli 2014 de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat -kort samengevat- terecht ter zake van bedreiging, belaging, dan wel dwang in één geval, en belediging. De volledige tenlastelegging luidt dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 8 april 2012 tot en met 10 mei 2012 in de gemeente(n) Eijsden en/of Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] heeft bedreigd (telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] (telkens) opzettelijk dreigend (onder andere) de woorden toegevoegd: "je gaat dood want ik neem een vuurwapen mee en mijn zaag", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2012 tot en met 23 mei 2012 in de gemeente(n) Eijsden en/of Dalfsen, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal, [slachtoffer 2] heeft bedreigd (telkens) met verkrachting, althans met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] (telkens) opzettelijk dreigend (onder andere) de woorden toegevoegd: "ik ga je eerst verkrachten dan bind ik je vast en dan verkracht ik je weer dan trek ik een plastic zak over je kop goed aangetrokken en dan verbrand ik je. Ik zal je krijgen en ga je vastbinden aan een boom en dan verkrachten en ik ben onderweg naar de sporthal Nieuwleusen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2012 tot en met 19 juni 2012 in de gemeente(n) Eijsden en/of Kerkrade, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 3] heeft bedreigd (telkens) met verkrachting, althans met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [slachtoffer 3] (telkens) opzettelijk dreigend (onder andere) de
woorden toegevoegd: "Ik verkracht jou eerst en dan ruim ik je uit de weg, kankerhoer" en/of "Ik schop je kankerdood en verkracht je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2012 tot en met 19 juni 2012 in de gemeente(n) Eijsden en/of Kerkrade, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 3], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in voornoemde periode veelvuldig via internet (Facebook) berichten verstuurd aan die [slachtoffer 3], terwijl die
[slachtoffer 3] aan verdachte te kennen had gegeven hier niet van gediend te zijn;
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 in de gemeente(n) Eijsden en/of Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] (telkens) dreigend de woorden toegevoegd:
- " Doe gewoon wat ik je zeg dan gebeurt je niks anders wordt je door een paar van mijn vrienden in elkaar getoekt" en/of
- " Zo iemand hoort in een kist te liggen en ik denk dat dat ook gaat gebeuren, maar niet door mij, ik schop je alleen op de grond en ik schop je nog na ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 6
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2012 tot en met 29 oktober 2012 te Nederweert, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 5], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 5], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, met dat oogmerk, veelvuldig, tegen de wil van die [slachtoffer 5], via Facebook berichten verzonden aan [slachtoffer 5] (waarin
hij, verdachte, - zakelijk weergegeven - aangeeft dat die [slachtoffer 5] normaal tegen hem moet doen en dat hij haar anders het leven zuur zal maken);
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode 23 oktober 2012 tot en met 29 oktober 2012 te Nederweert, [slachtoffer 5], door geweld door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 5], die [slachtoffer 5] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft hij, verdachte, met dat oogmerk, meermalen tegen de wil van die [slachtoffer 5], via Facebook berichten verzonden aan [slachtoffer 5] (waarin hij, verdachte,
- zakelijk weergegeven - aangeeft dat die [slachtoffer 5] normaal tegen hem moet doen en dat hij
haar anders het leven zuur zal maken);
Feit 7
hij op of omstreeks 30 oktober 2012 te Nederweert opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant] (brigadier), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, die [verbalisant] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerwout", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
In de tenlastelegging komen enkele kennelijke schrijffouten of misslagen voor. Deze zijn in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie is ter terechtzitting aan de orde gekomen in hoeverre verdachte vervolgd kan worden voor feit 5. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie medegedeeld dat dit feit op 26 augustus 2011 voorwaardelijk is geseponeerd, maar dat zij daarvan niet op de hoogte is geweest voor de zitting van 9 juli 2014. Verdachte is met de onderhavige dagvaarding volgens de officier van justitie vervolgd, omdat hij zich binnen de aan het sepot verbonden proeftijd wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, nu zich in het dossier geen afschrift bevindt van de aan verdachte verzonden sepotbrief en niet zeker is welke voorwaarden aan het sepot waren verbonden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op een zitting is geweest met betrekking tot dit feit en bij die gelegenheid een proeftijd van twee jaar heeft gekregen, met de voorwaarde dat hij “zich gedragen moest”.
Duidelijk is voor de rechtbank dat in elk geval aan verdachte als voorwaarde is meegegeven zich niet schuldig te maken aan vergelijkbare strafbare gedragingen (derhalve aan bedreiging). Uitgaande van de data die de officier van justitie ontleent aan het programma Compas en de tenlastegelegde pleegperiode van de overige feiten op de dagvaarding, mag worden aangenomen dat verdachte binnen de proeftijd in de visie van de officier van justitie opnieuw vergelijkbare strafbare feiten heeft gepleegd. Er zijn dan ook geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 6 en 7. Van feit 4 (de belaging van [slachtoffer 3]) en feit 5 (de bedreiging van [slachtoffer 4]) moet verdachte worden vrijgesproken.
Volgens de raadsman is het voor verdachte niet duidelijk geweest dat aangeefster [slachtoffer 3] niet gediend was van de berichten die hij haar op Facebook stuurde. Zij reageerde immers bij herhaling op zijn berichten en heeft hem niet rechtstreeks aangegeven dat hij moest ophouden haar te benaderen. De berichten op Facebook waarin [slachtoffer 3] aangaf dat zij de berichten van verdachte niet wenste, waren immers gericht aan andere Facebookvrienden.
De woorden die verdachte per sms aan aangeefster [slachtoffer 4] heeft gestuurd, leveren geen strafbare bedreiging op, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank4.3.1. Inleiding
Verdachte wordt verweten dat hij vrouwen/meisjes heeft bedreigd en belaagd. Ook heeft verdachte een politieambtenaar beledigd. Kort weergegeven komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
De rechtbank zal verdachte van de belediging (feit 7) vrijspreken, omdat uit het dossier blijkt dat verdachte zijn belediging heeft geuit in een andere gemeente dan ten laste is gelegd (Nederweert), te weten in het politiebureau te Tegelen, in de gemeente Venlo. Nu de tenlastelegging bij dit feit geen ruimer alternatief biedt om te komen tot een bewezenverklaring van de pleegplaats, zoals bij de andere feiten wel het geval is, moet de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
De bedreigingen zal de rechtbank wel bewezen verklaren. Van de belagingen (feiten 4 en 6) zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Ook van feit 6 subsidiair (dwang) zal de rechtbank vrijspreken. De rechtbank zal hierna eerst de bedreigingen aan de orde laten komen en daarna uiteenzetten waarom zij niet tot een bewezenverklaring komt van belaging en dwang (feit 6 primair en subsidiair).
4.3.2.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feiten 1, 2, 3 en 5.
Bewezen kan worden dat verdachte vier vrouwen verbaal heeft bedreigd. De vrouwen hebben aangifte gedaan en verdachte heeft ter terechtzitting en/of bij de politie toegegeven dat hij de bedreigende berichten heeft verstuurd. Het betreft de volgende bedreigingen.
Feit 1
Aan [slachtoffer 1], woonachtig in Alphen aan de Rijn, heeft verdachte op 6 mei 2012 een sms gestuurd met de tekst: “Je gaat dood, want ik neem een vuurwapen mee en mijn zaag.” [2]
Feit 2
Aan [slachtoffer 2], woonachtig in de gemeente Dalfsen, heeft verdachte op 23 mei 2012 Facebookberichten gestuurd met de tekst: “Ik ga je eerst verkrachten, dan bind ik je vast en dan verkracht ik je weer, dan trek ik een plastic zak over je kop goed aangetrokken en dan verbrand ik je.” [3]
Evenals de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de zin “Ik zal je krijgen en ga je vastbinden aan een boom en dan verkrachten en ik ben onderweg naar de sporthal Nieuwleusen”. Daarvan zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Feit 3
Aan [slachtoffer 3], woonachtig in Kerkrade, heeft verdachte, respectievelijk op 18 mei 2012 en op 26 mei 2012, Facebookberichten gestuurd met de tekst: “Ik verkracht jou eerst en dan ruim ik je uit de weg, kankerhoer” en “Ik schop je kankerdood en verkracht je.” [4]
Feit 5
Aan [slachtoffer 4], woonachtig in Capelle aan den IJssel, heeft verdachte op 30 oktober 2010 en op 1 november 2010 sms-berichten gestuurd met de tekst: “Doe gewoon wat ik je zeg, dan gebeurt je niks, anders word je door een paar van mijn vrienden in elkaar getoekt” en “Zo iemand hoort in een kist te liggen en ik denk dat dat ook gaat gebeuren, maar niet door mij, ik schop je alleen op de grond en ik schop je nog na ook.” [5]
Ten aanzien van dit feit overweegt de rechtbank nog dat zij het vrijspraakverweer van de raadsman verwerpt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dergelijke berichten stuurde uit boosheid en dat hij de desbetreffende vrouwen/meisjes goed bang wilde maken. Met ”toeken” bedoelde hij slaan en verder zijn er aan [slachtoffer 4] meer dreigende sms-jes gestuurd waarin hij haar ook nog toevoegt: “dan ben je van mij, dan ga je echt heel veel pijn krijgen en niet alleen door mij, maar ook van die persoon die bij me is.” [6]
Gelet op de samenhang tussen alle berichten en de verklaring van verdachte, kunnen de ten laste gelegde uitlatingen gekwalificeerd worden als bedreiging met zware mishandeling en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4
Het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft aanzienlijk meer berichten op Facebook van verdachte ontvangen dan hiervoor bij feit 3 is weergeven. Het gaat om een reeks van honderden berichten in diverse Facebookgesprekken gedurende een maand. Aan de uitwisselingen nemen niet alleen verdachte en [slachtoffer 3] deel, maar ook andere Facebookvrienden van [slachtoffer 3].
Verdachte heeft veelvuldig dreigende, beledigende en kwetsende taal geuit, niet alleen gericht aan [slachtoffer 3], maar ook aan andere deelnemers aan het gesprek. Bijvoorbeeld:
  • op 18 mei 2012 vindt er een langdurige uitwisseling plaats (kennelijk via een privé-chat) tussen verdachte en [slachtoffer 3] waarin verdachte [slachtoffer 3] uitscheldt voor kankerhoer, dreigt met (onder andere) verkrachting en waarin verdachte de zwangere [slachtoffer 3] dreigt haar in haar buik te schoppen, opdat zij een miskraam krijgt;
  • op de Facebookpagina van [slachtoffer 3] is er op diezelfde dag en op 19 mei 2012 een uitwisseling tussen verdachte, [slachtoffer 3] en andere personen. Verdachte dreigt wederom dat hij [slachtoffer 3] in de buik zal schoppen, scheldt (kankerjood, kankerhoer), dreigt [slachtoffer 6] en andere vrouwen met verkrachting en dreigt [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] een kogel door de kop te knallen;
  • op 26 mei 2012 en volgende dagen vindt er een uitwisseling plaats op de Facebookpagina van [slachtoffer 3] tussen verdachte en Facebookvrienden van [slachtoffer 3]. Er wordt wederom gescholden en gedreigd door verdachte;
  • op 4 juni 2012 is er een uitwisseling tussen verdachte en Facebookvrienden van [slachtoffer 3], waarin verdachte bericht dat hij [slachtoffer 3] pas met rust laat als hij dood is, [slachtoffer 3] in de buik dreigt te schoppen, scheldt en waarin de anderen verdachte uitschelden en uitdagen voor een ontmoeting.
Duidelijk is dat verdachte opzettelijk heeft gedreigd en beledigd/gekwetst. Daarmee heeft hij zich veelvuldig schuldig gemaakt aan strafbare gedragingen. Daarbij had hij het oogmerk betrokkenen vrees aan te jagen. Dat volgt uit zijn taalgebruik in de berichten en zijn verklaring ter terechtzitting. Verdachte zegt: “Het is uit boosheid. Dan heb ik zoiets van: Ik ga ze goed bang maken.”
Dat betekent echter niet automatisch dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging (stalking), d.w.z. aan een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 3]. Daarvoor is meer vereist, ook al is het begrijpelijk te denken dat er alleen al vanwege het grote aantal berichten en het dreigende en kwetsende karakter daarvan sprake is van belaging. Juridisch moet namelijk beoordeeld worden of het
opzetvan verdachte gericht was
op het maken van die inbreuk. Daarvoor moet vastgesteld kunnen worden dat [slachtoffer 3] de berichten van verdachte niet wenste én dat dit verdachte helder moet zijn geweest.
In de onderhavige zaak zit juist hier het probleem voor de rechtbank. Zij volgt de officier van justitie wel in haar redenering dat [slachtoffer 3] de beledigingen en bedreigingen niet wenste, maar niet in de redenering dat dit ondubbelzinnig duidelijk moet zijn geweest voor verdachte. De officier van justitie leidt dat laatste af uit het feit dat verdachte de berichten kon lezen die [slachtoffer 3] aan andere Facebookvrienden stuurde. [slachtoffer 3] verzucht immers tegen vrienden dat zij gek of moe wordt van verdachte, dat hij haar irriteert en dat zij er strontziek van wordt.
[slachtoffer 3] verbreekt echter het contact met verdachte niet, ondanks dat zij hem alleen van Facebook kent en het blokkeren een eenvoudige handeling is. Zij richt zich ook niet rechtstreeks tot verdachte met de mededeling dat hij stoppen moet. Bovendien blijft zij met hem communiceren en laat zij de nare communicatie tussen verdachte en anderen toe.
Nadat zij in een eerder stadium, op 16 april 2012, een keer heeft gezegd dat verdachte haar met rust moet laten en een tijdje niet op verdachte heeft gereageerd, laat zij zich op 18 mei 2012 langdurig uit de tent lokken. Zij reageert op elk bericht van verdachte, daagt hem uit en geeft hem bij herhaling aan dat ze niet bang voor hem is en hem een mietje vindt. Ook op 22 en 26 mei 2012 en op 3 en 4 juni 2012 reageert [slachtoffer 3], waarbij zij zich beledigend over en tegen hem uitlaat.
Verder laten de Facebookvrienden van [slachtoffer 3] zich ook bepaald niet onbetuigd. Er wordt bij herhaling langdurig over en weer met verdachte gecommuniceerd, waarbij de deelnemers, al scheldend, niet voor elkaar onderdoen. [slachtoffer 3] laat dit alles toe. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat voldoende helder aan verdachte is gemaakt dat hij stoppen moest met het plaatsen van berichten op de Facebookpagina van [slachtoffer 3]. De enkele opmerking op 16 april 2012 en de verzuchtingen tegen anderen zijn onder die omstandigheden niet duidelijk genoeg. Dat leidt de rechtbank tot de conclusie dat het onderdeel opzettelijk inbreuk maken niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 4 vrijspreken.
Feit 6
Ook [slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van belaging. Zij heeft -zakelijk weergegeven- in haar aangifte verklaard dat zij verdachte heeft ontmoet in de bus en dat hij toenadering tot haar zocht, terwijl zij dit niet prettig vond. Ze vond het echter moeilijk om dat op een directe manier aan verdachte kenbaar te maken. Verdachte heeft zij - in een moment van onoplettendheid - op 23 oktober 2012 geaccepteerd als vriend op Facebook.
Vervolgens zocht verdachte toenadering tot [slachtoffer 5] door te reageren op de berichten en op een foto die zij op haar Facebookpagina plaatste. Deze berichten, waarvan verdachte erkend heeft dat ze door hem zijn gestuurd, zijn afgedrukt en toegevoegd aan het dossier.
Op 25 oktober 2012 werd het [slachtoffer 5] kennelijk teveel en heeft zij op de berichten van verdachte gereageerd met: “[verdachte], rot op!” Vervolgens maakte [slachtoffer 5] verdachte duidelijk dat zijn berichten en toenaderingen niet gewenst waren: [slachtoffer 5] bericht op 25 oktober 2012:
  • “[verdachte], hou op om me te stalken! Word er echt gek van!” en
  • “Volgens mij weet je niet, dat ik niks met je te maken wil hebben. Dat we in de bus zitten, betekent nog niet dat je met me moet praten.”
Daarna blijft verdachte haar berichten sturen, maar deze zijn dan duidelijk geheel anders van aard. Verdachte bericht [slachtoffer 5] (onder meer):
  • “Je ken me toch niet ontwijken, weet nu waar je op school zit. Ik denk dat ik je vanaf nu ga stalken en overal ga volgen. Dan heb ik je adres zo te pakken en je nummer.”
  • “Ik kan je ook via Facebook zwart maken, dus aan jou de keus of je doet normaal of ik ga je echt stalken en dan blijft het niet bij stalken, maar dan maak ik je het leven tering zuur.”
  • “Hey, je mag blij zijn dat je nooit op de fiets naar de bushalte komt, anders had je 2 platte banden gehad.”
  • op 26 oktober 2012: “Ik wil jou zo niet aantreffen in de bus. Je pakt maar een bus later of eerder. Ik hoop dat je binnenkort normaal doet tegen me, want ik heb je niks misdaan. Ik dacht dat je een lieve gezellige aardige meid was, maar daar heb ik me in vergist. Je bent een arrogant zielig levenloos lelijk wijf.”
Nadat verdachte wordt aangesproken op zijn gedrag door de moeder en zus van [slachtoffer 5], volgen nog drie berichten van verdachte op 26 oktober 2012. Deze berichten zijn eveneens dreigend en beledigend van aard.
De vraag is voor de rechtbank of de hiervoor beschreven dreigende, onacceptabele teksten van verdachte een belaging opleveren van [slachtoffer 5]. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, omdat zij het tijdsbestek waarin de berichten zijn verstuurd daarvoor te kort vindt. Het bericht van [slachtoffer 5] dat zij niets met verdachte te maken wilde hebben, is op 25 oktober 2012 om 9:57 uur verzonden. Het laatste bericht van verdachte dat in het dossier is weergegeven, is op 26 oktober 2012 om 15.28 uur binnengekomen bij [slachtoffer 5]. Dat tijdsbestek van nog geen 30 uur is in dit geval te kort om van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te kunnen spreken. Ook het aantal berichten (14) van verdachte, hoe angstaanjagend voor [slachtoffer 5] die berichten ook waren, legt te weinig gewicht in de schaal om het wederrechtelijke gedrag van verdachte stelselmatig te kunnen noemen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 6 primair ten laste gelegde.
Rest de vraag of bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dwang, zoals hem subsidiair bij feit 6 ten laste is gelegd. Uit voornoemd bericht van verdachte van 26 oktober 2012 en andere berichten kan worden opgemaakt dat verdachte op een dreigende manier, door het uitoefenen van psychische druk, [slachtoffer 5] gedwongen heeft een andere bus te nemen, dan wel ander vervoer te regelen. Uit de verklaring van [slachtoffer 5] volgt dat zij op 26 oktober 2012 daadwerkelijk niet met de bus is gegaan uit angst voor verdachte.
Dat zou in beginsel tot een bewezenverklaring kunnen leiden, maar in de onderhavige tenlastelegging is deze feitelijke gang van zaken nu juist niet opgenomen. De tenlastelegging is door de opsteller namelijk aldus verfeitelijkt, dat met de woorden “iets doen” gedoeld wordt op de mededeling van verdachte dat [slachtoffer 5] normaal tegen hem moet doen. Dat laatste is nogal lastig nader te concretiseren en voor zover dat al kan, moet worden vastgesteld dat [slachtoffer 5] op 26 oktober geen contact meer met verdachte heeft gehad en dus niet in de gelegenheid is geweest “normaal” tegen verdachte te doen. Verdachte zal daarom ook van het onder 6 subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 6 mei 2012 in de gemeente Alphen aan den Rijn [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Je gaat dood want ik neem een vuurwapen mee en mijn zaag”;
Feit 2
op 23 mei 2012 in de gemeente Dalfsen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met verkrachting, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Ik ga je eerst verkrachten dan bind ik je vast en dan verkracht ik je weer dan trek ik een plastic zak over je kop goed aangetrokken en dan verbrand ik je”;
Feit 3
in de periode van 18 mei 2012 tot en met 26 mei 2012 in de gemeente Kerkrade meermalen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: “Ik verkracht jou eerst en dan ruim ik je uit de weg, kankerhoer” en “Ik schop je kankerdood en verkracht je”;
Feit 5
in de periode van 30 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 in de gemeente Capelle aan den IJssel [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
- “ Doe gewoon wat ik je zeg dan gebeurt je niks, anders word je door een paar van mijn vrienden in elkaar getoekt” en
- “ Zo iemand hoort in een kist te liggen en ik denk dat dat ook gaat gebeuren, maar niet door mij, ik schop je alleen op de grond en ik schop je nog na ook.”
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare misdrijven op:
Feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2
bedreiging met verkrachting
Feit 3
bedreiging met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 5
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de psycholoog M.M. van der Veer is omtrent de geestvermogens van verdachte op 31 mei 2013 een Pro Justitia rapport uitgebracht. Deze deskundige komt niet tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Zij heeft geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank volgt dit advies en neemt de conclusies van de deskundige over. Bij het bepalen van de straf komt de rechtbank daarop terug.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is
geworden die verdachtes strafbaarheid volledig opheft.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar gevorderd met een proeftijd van 3 jaren en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf. Verdachte krijgt al geruime tijd hulp en begeleiding van de reclassering en heeft daarmee een stabiele situatie bereikt. Deze begeleiding zou in het kader van een voorwaardelijke straf moeten worden voortgezet, omdat dat de beste manier is om recidive te voorkomen. Gevangenisstraf is daarvoor ongeschikt, aldus de raadsman.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie voor ogen heeft gestaan, zal aan verdachte een straf worden opgelegd die aanzienlijk afwijkt van de eis.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen. Daarin is een patroon te zien, waarbij telkens een andere vrouw het slachtoffer wordt. Uit het dossier blijkt dat verdachte een relatie heeft of wil hebben met de vrouwen en bij afwijzing verbaal zeer agressief reageert. De bedreigingen hebben bij de slachtoffers ook veel angst teweeg gebracht. Verdachte lijkt de ernst ervan maar mondjesmaat in te zien, omdat hij er zelf van overtuigd is dat hij zijn dreigementen nooit waar zal maken. Geleidelijk aan dringt tot hem door dat een slachtoffer dat niet weet, als zij zo’n bedreiging ontvangt en dat hij moet stoppen. Het risico op herhaling wordt door de reclassering en psycholoog Van der Veer echter als groot ingeschat.
De onderhavige bedreigingen en de omstandigheden waaronder deze zijn geuit, zijn zo ernstig, dat niet volstaan kan worden met het opleggen van een geldboete, zoals vermeld in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht bij verbale bedreiging.
De rechtbank acht een taakstraf gepast om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen.
De rechtbank houdt verder rekening met de conclusie van de psycholoog Van der Veer dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Verdachte heeft een licht verstandelijke beperking en een achterstand in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Een behandeling is nodig op het gebied van omgang met anderen, in het bijzonder met vrouwen, en op het gebied van omgaan met boosheid en agressie. Verder acht de psycholoog ondersteuning en begeleiding nodig. Belangrijk is volgens de psycholoog ook dat er afstemming plaatsvindt tussen de reclassering en de woon- en werkbegeleiders van verdachte.
Uit de reclasseringsrapportages en de aanvulling en de toelichting daarop die de reclasseringsbegeleider van verdachte ter terechtzitting heeft gegeven, is de rechtbank gebleken dat de noodzakelijke hulp en begeleiding al geruime tijd aan verdachte worden geboden in het kader van zijn geschorste detentie en dat dit een goed resultaat heeft gehad. Ook vindt er goede afstemming plaats tussen de woon- en werkbegeleiders van verdachte en de reclassering. Desalniettemin blijven er zorgen met betrekking tot het recidiverisico. Een ambulante behandeling bij Dichterbij, afdeling Stevig zal nog moeten beginnen.
Dat alles brengt voor de rechtbank mee dat zij een taakstraf van 80 uren gepast en geboden acht, maar dat deze geheel voorwaardelijk aan verdachte moet worden opgelegd. Om het recidivegevaar terug te dringen is (voortzetting van het) reclasseringstoezicht noodzakelijk. De voorwaarden houden in dat verdachte de huidige begeleiding van de reclassering moet voortzetten en dat hij alsnog moet gaan deelnemen aan een ambulante behandeling. Daarbij acht de rechtbank een proeftijd van 3 jaar aangewezen.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 465,- voor immateriële schade (smartengeld) terzake van feit 2.
De rechtbank zal deze vordering gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde immateriële schade heeft geleden door de langdurige gevoelens van angst en onveiligheid die verdachte bij haar teweeg heeft gebracht. Door de bedreigingen heeft zij zich bovendien enige tijd in haar doen en laten beperkt gevoeld. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank zal het bedrag wel matigen, nu zij het gevorderde bedrag te hoog vindt. De zaak van het Hof in Leeuwarden die ter onderbouwing van de vordering is gebruikt, vindt de rechtbank niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak. De rechtbank beschouwt een bedrag van € 250,- als een redelijke en billijke vergoeding. De vordering wordt voor het meer gevorderde afgewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert ter zake van feit 6 een schadevergoeding van € 759,-, waarvan € 300,- voor immateriële schade. Nu de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken, kan deze benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder feit 4, feit 6 (primair en subsidiair) en feit 7 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
een proeftijd van drie jaarde algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarde heeft overtreden;
  • stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachtezich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte:
  • zich moet
  • deelneemt aan een
  • zal verblijven bij Stichting WonenPlus of een soortgelijke instelling voor
- draagt de reclasseringsinstelling op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar de maatstaf van twee uur per dag;
-
heft op de geschorste bevelen tot bewaring met ingang van heden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt verdachte ter zake van
  • wijst de vorderingvan de benadeelde partij [slachtoffer 2]
    voor het overige af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
  • verklaart
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. E.H.A.F.M. Krol en mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juli 2014.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummer: 03/700632-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 23 juli 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende aan de [adres].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen (wettige) bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de hierna vermelde in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte processen-verbaal en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden: a. het dossier proces-verbaal genummerd PL2410 2012070570 d.d. 7 september 2012 doorgenummerd van pagina 1 t/m 153, b. het dossier proces-verbaal, genummerd PL2325 2012104367 d.d. 31 december 2012, doorgenummerd van pagina 1 t/m 46, c. het dossier proces-verbaal, genummerd PL17FO 201035432-1 d.d. 5 november 2010, doorgenummerd van pagina 1 t/m 31
2.p. 5, tweede alinea, van het hiervoor onder a genoemde dossier, de aangifte van [slachtoffer 1], alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting
3.p. 18, eerste alinea, van het hiervoor onder a genoemde dossier, de aangifte van [slachtoffer 2], alsmede het Facebookbericht op p. 29, onderaan en p. 151, midden van de pagina, de verklaring van verdachte
4.p. 40, eerste helft, van het hiervoor onder a genoemde dossier, de aangifte van [slachtoffer 3], alsmede de Facebook-berichten op p. 51, respectievelijk p. 63, alsmede p. 152, tweede helft, de verklaring van verdachte;
5.p. 2 van het hiervoor onder c genoemde dossier, de aangifte van [slachtoffer 4], alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting
6.p. 2, eerste helft, van het hiervoor onder c genoemde dossier, de aangifte van [slachtoffer 4]