In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 juli 2014 uitspraak gedaan over een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding eiste van de Staat wegens onterecht in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. De verzoeker, woonachtig te Sittard, had een schadevergoeding van in totaal € 8.555,00 aangevraagd voor immateriële schade, gederfde inkomsten en kosten voor het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoek op 3 februari 2014 ontvangen en na behandeling op 29 april 2014 een gedeeltelijke vergoeding toegekend van € 8.555,00 voor immateriële schade, maar de overige verzoeken zijn doorverwezen naar de meervoudige raadkamer.
Tijdens de behandeling in de meervoudige raadkamer op 24 juni 2014 is de officier van justitie gehoord, evenals de raadsman van de verzoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker in totaal 15 weken in voorarrest heeft doorgebracht en dat de normbedragen voor schadevergoeding volgens artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering in beginsel alleen immateriële schade dekken. De rechtbank heeft echter besloten dat goed onderbouwde gederfde inkomsten ook voor vergoeding in aanmerking komen, naast de forfaitaire bedragen.
De rechtbank heeft de gederfde inkomsten van de verzoeker berekend op € 3.920,00, na inachtneming van besparingen op levensonderhoud tijdens de detentie. De schadevergoeding voor de ontruiming van de loods is afgewezen, omdat deze niet als rechtstreekse schade van het voorarrest kan worden aangemerkt. Daarnaast is een vergoeding van € 540,00 voor de kosten van de raadsman toegekend. De rechtbank heeft de beschikking uitgesproken in openbare raadkamer en de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen.