ECLI:NL:RBLIM:2014:6762

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juli 2014
Publicatiedatum
28 juli 2014
Zaaknummer
AWB-14_508u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste bekendmaking van besluit inzake omgevingsvergunning en gevolgen voor rechtsgevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te Sittard, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Eiser had een aanvraag ingediend voor het aanleggen van een nieuwe in- en uitrit aan de achterzijde van zijn perceel. Het college heeft op 27 juni 2013 een besluit genomen waarin de aanvraag werd afgewezen, maar dit besluit is niet op de juiste wijze bekendgemaakt. De rechtbank oordeelt dat het besluit als niet verzonden moet worden aangemerkt, omdat het foutief geadresseerd was. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het besluit, omdat de brief naar het adres van zijn dochter was gestuurd, die al geruime tijd niet meer thuis woonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel het besluit daadwerkelijk is genomen en gepubliceerd in het elektronisch gemeenteblad, de bekendmaking niet correct is uitgevoerd. Hierdoor is er geen besluit van rechtswege ontstaan op de aanvraag van eiser. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, omdat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14 / 508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2014 in de zaak tussen

[eiser], te Sittard, eiser

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: mr. P.H.C. van Meerten).

Procesverloop

Bij besluit van 28 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder een ingebrekestelling van eiser en een verzoek hem in het bezit te stellen van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning afgewezen.
Bij ongedateerd besluit verzonden op 8 januari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2014. Eiser en zijn echtgenote zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Op 15 juni 2013 heeft eiser een aanvraag voor het aanleggen van een nieuwe in- en uitrit aan de achterzijde van zijn perceel aan de [adres]
2.
In geschil is of een vergunning van rechtswege is ontstaan, doordat verweerder niet of niet tijdig op de aanvraag heeft beslist.
3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij op 27 juni 2013 de vergunning heeft afgewezen. Dit besluit heeft hij naar het adres van eiser gestuurd. Weliswaar zijn de voorletters van de dochter van eiser in de adressering opgenomen en is een verkeerde aanhef gebruikt, maar dit neemt niet weg dat tijdig een besluit op de aanvraag is genomen. Aannemelijk is ook dat eiser van het besluit kennis heeft genomen. Van een vergunning van rechtswege is volgens verweerder daarom geen sprake.
4.
De rechtbank vat het betoog van eiser aldus op dat hij zich (kort gezegd) op het standpunt stelt dat het besluit van 27 juni 2013 nooit op juiste wijze aan hem bekend is gemaakt. Het besluit is weliswaar naar zijn adres gestuurd, maar met de initialen van zijn dochter op de enveloppe vermeld. Ter zitting heeft eiser hierover nog toegelicht dat zijn dochter al een aantal jaren niet meer thuis woont. In de periode waar het om gaat (juni 2013) hadden eiser en zijn echtgenote al langere tijd slecht contact met hun dochter. Er werd regelmatig post van de gemeente voor de dochter op het adres van eiser bezorgd. Deze post werd dan bij elkaar gelegd en aan haar gegeven zonder deze te openen. Eiser heeft dan ook destijds, zo heeft hij ter zitting verklaard, niet het vermoeden gehad dat de brief in kwestie een beslissing op zijn aanvraag bevatte.
5.
Ingevolge artikel 4:20a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is paragraaf 4.1.3.3 van toepassing indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. In dit geval is op grond van artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht paragraaf 4.1.3.3. van de Awb van toepassing.
6.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
7.
De rechtbank overweegt dat van een tijdige beslissing als bedoeld in artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb in beginsel pas sprake kan zijn, indien deze tijdig is bekendgemaakt. Het besluit van 27 juni 2013 is naar het oordeel van de rechtbank niet op juiste wijze bekendgemaakt, omdat het niet op de juiste wijze geadresseerd is. Immers, op de enveloppe waren abusievelijk de initialen van de dochter van eiser vermeld. Dat de brief ook een onjuiste aanhef had (“geachte mevrouw”) is in dit verband niet van belang, omdat dit pas zichtbaar zou zijn geworden indien de enveloppe was geopend. Mede gelet op de door eiser geschetste omstandigheden zoals vermeld onder rechtsoverweging 4, is de rechtbank van oordeel dat, hoewel het hier “slechts” het vermelden van de verkeerde initialen betreft, het besluit in kwestie onjuist geadresseerd was. Een foutief geadresseerd besluit geldt als niet verzonden, zodat het besluit van 27 juni 2013 als niet verzonden moet worden aangemerkt.
8.
Daar staat tegenover dat vaststaat dat verweerder binnen de beslistermijn op 27 juni 2013 een reëel besluit op de aanvraag van eiser heeft genomen. Hoewel als regel een reëel besluit bekend moet zijn gemaakt wil het de totstandkoming van een besluit ex lege verhinderen, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval reden is om daarvan af te wijken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het besluit van 27 juni 2013 daadwerkelijk is genomen en gepubliceerd is in het elektronisch gemeenteblad van 3 juli 2013. Voorts laat de rechtbank daarbij meewegen dat aannemelijk is dat eiser op 11 augustus 2013 van de afwijzing van zijn aanvraag kennis heeft kunnen nemen. Op die dag immers, zo heeft eiser verklaard, is zijn dochter bij hem langsgekomen met de door haar ontvangen legesheffing voor een aanvraag omgevingsvergunning. Het besluit mag op die dag worden geacht te zijn bekendgemaakt. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat op de aanvraag van eiser geen besluit van rechtswege is ontstaan.
9.
Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2014.
w.g. D. Lechanteur,
griffier
w.g. C. Nollen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 juli 2014

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.