ECLI:NL:RBLIM:2014:6666

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
04/800108-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een zwakbegaafde vrouw in de prostitutie

Op 24 juli 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De zaak betreft de uitbuiting van een zwakbegaafde jonge vrouw, aangeduid als [slachtoffer], die door de verdachte en zijn medeverdachten in de prostitutie werd gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de vrouw heeft geworven en haar heeft gedwongen om seksuele handelingen te verrichten voor geld. De verdachte heeft de vrouw in een kwetsbare positie gehouden en haar verdiensten uit de prostitutie afgenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de vrouw, getuigen en medeverdachten in overweging genomen en heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van de vrouw. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel en hem een taakstraf van 200 uur opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/800108-12
Datum uitspraak : 24 juli 2014
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. drs. E. Gorsselink, advocaat te Venlo.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 juli 2014.
De rechtbank heeft op 10 juli 2014 gehoord: de officier van justitie en de gemachtigde raadsman van verdachte.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot 12 augustus 2011 in de gemeente Venlo en/of te Panningen, gemeente Peel en Maas en/of de gemeente Helmond en/of te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of
opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer],
(sub 1)
en/of
die [slachtoffer] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of onder voornoemde omstandigheden enige handelingen heeft ondernomen, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen voor het verrichten van arbeid of diensten,
(sub 4)
en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer],
(sub 6)
en/of
die [slachtoffer] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, heeft/hebben gedwongen en/of bewogen hem/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde,
(sub 9)
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- van die [slachtoffer] een foto gemaakt en/of (vervolgens) deze foto gebruikt in een advertentie voor die [slachtoffer] en/of deze advertentie vervolgens op een of meer (erotische) site(s) (onder de naam [alias 1] en/of [alias 2] en/of [alias 3])geplaatst en/of
- de contacten onderhouden met één of meerdere man(nen)/klant(en) en/of afspraken gemaakt voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en/of
- die [slachtoffer] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of die [slachtoffer] gebracht en/of vervoerd naar één of meer man(nen)/klant(en) voor het verrichten van seksuele handelingen (tegen betaling) en/of
- die [slachtoffer] als prostituee laten werken en/of
- van de klant(en) het geld in ontvangst genomen voor de verrichte seksuele handelingen en/of
- die [slachtoffer] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer] in een door de verdachte en/of zijn mededader(s) gecontroleerde situatie heeft/hebben gehouden en/of
- de ID-kaart en/of telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of afgenomen;
(artikel 273f Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, op nader in het schriftelijke requisitoir omschreven gronden, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van het dwingen/bewegen haar te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen (artikel 273f lid 1 sub 9), aangezien uit het dossier niet blijkt dat het slachtoffer zelf het geld van de klanten in ontvangst heeft genomen en zij dit vervolgens heeft moeten afstaan of afdragen.
Wettig en overtuigend bewezen kan worden het medeplegen van:
  • het door een (dwang)middel werven (etc.) met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1);
  • het door een (dwang)middel bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (artikel 273f lid 1 sub 4);
  • opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 6).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Daartoe heeft de raadsman bepleit dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden, behoudens het één keer vervoeren. Uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat hij enkel aan [slachtoffer] de suggestie heeft geopperd om geld bij te verdienen middels prostitutie en dat hij één keer in de auto aanwezig is geweest toen naar een klant werd gebracht, hetgeen verdachte pas achteraf duidelijk werd. De verklaring van verdachte wordt overigens op punten bevestigd door enkele getuigenverklaringen, terwijl de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn.
Deze door verdachte uitgevoerde handelingen vallen echter niet onder de reikwijdte van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Het opperen van de suggestie aan [slachtoffer] kan op zijn hoogste aangemerkt worden als ‘verwerven’. Daarbij is volgens de jurisprudentie bepalend of het slachtoffer zich onder ‘dwang’ beschikbaar heeft gesteld, hetgeen in het geval van een suggestie echter niet aan de orde is. Ook het aanwezig zijn in de auto kan niet gekwalificeerd worden als ‘vervoeren’ in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Voort heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting. De raadsman heeft in dat kader verwezen naar het vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 22 april 2008 (
LJN:BD0152), waaruit kan worden afgeleid dat van uitbuiting pas sprake is als het slachtoffer geen andere keuze heeft gehad. Daarvan is blijkens het dossier geen sprake.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen
Inleiding
Op 21 juli 2011 wordt er bij Meld Misdaad Anoniem melding [2] gemaakt van gedwongen prostitutie. Deze melding houdt in:
“Bekend is dat [medeverdachte 1] samen met zijn vader [naam vader] gebruik maken van een jongedame met een verstandelijke beperking als prostitué. Zij wordt hier niet voor betaald. Bekend is dat het meisje onder begeleiding woonachtig is in [B.]. [medeverdachte 1] en [naam vader] zijn woonachtig op het woonwagenkamp in [S.]. Het meisje werkt onder de naam [alias 1] en is de vinden op [website 1].”
Verbalisant [verbalisant 1] [3] relateert vervolgens met betrekking tot de informatie van [naam stichting] – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Op 25 juli 2012 heb ik telefonisch contact opgenomen met de vertrouwenspersoon van [slachtoffer] bij [naam stichting], zij deelde mij mede dat:
  • zij inmiddels had vernomen dat [slachtoffer] op vrijdagavond 22 juli 2011 door een vrouw die [medeverdachte 4] wordt genoemd met de auto was opgehaald;
  • van [medeverdachte 4] bekend is dat zij [slachtoffer] vaak met de auto op haalt en overal heen brengt;
  • in de woning waar [slachtoffer] woont bekend is dat [medeverdachte 4] het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebruikt;
  • op zaterdag 23 juli 2011 de vriend dan wel de ex-vriend van [slachtoffer] die [verdachte] heet, haar in haar woning heeft opgehaald waarbij [slachtoffer] door [verdachte] bedreigd is met de woorden: “Als je niet mee gaat, komen de mannen van het kamp je wel ophalen”;
  • [slachtoffer] tot op heden niet in haar woning is terug gekeerd.”
Verbalisant [verbalisant 2] [4] relateert met betrekking tot de door [naam stichting] ter beschikbaar gestelde Cura-rapportage betreffende [slachtoffer] over de periode van 4 juni 2011 tot en met 26 juli 2011 – zakelijk weergegeven – het volgende:
“In de Cura-rapportage betreffende [slachtoffer], geboren [geboortedatum so], is onder andere gerelateerd op:
12 juli 2011:
Werden een meisje en 2 jongens op de kamer van [slachtoffer] aangetroffen. Deze personen
werden verbaal agressief en kwamen bedreigend over bij de leiding. Hen werd
verzocht liet pand te verlaten.
13 juli 2011:
Bleek dat [slachtoffer] die nacht niet thuis ([naam stichting]) was geweest. Volgens een andere cliënt van [naam stichting] zou [slachtoffer] om 01.00 uur thuis zijn geweest?
14 juli 2011:
[slachtoffer] is aanwezig. Er zijn kennelijk problemen geweest met [verdachte] en ze weet niet
verder met hem! Ze is om 09.00 uur uit bed gehaald en toen bleek dat ze pas om
7
uur thuis was.
18 juli 2011:
Dat de relatie tussen [slachtoffer] en [verdachte] uit is, omdat ze er geen zin meer in had.
20 juli 2011:
[slachtoffer] zat sip op de bank te wachten tot ene [medeverdachte 4] haar met de auto op zou komen
halen. Ze zou gaan stappen in Nijmegen. Ze zag er redelijk opgedoft uit en rook sterk naar parfum en ze had nieuwe kleding aan.
Er is een loverboy netwerk actief in Venlo en de vertrouwenspersoon heeft de zedenpolitie ingeschakeld.
21 juli 2011:
[slachtoffer] heeft met [verdachte] gebeld en kennelijk met hem een discussie gehad over iets
wat [slachtoffer] gedaan zou hebben. Omstreeks 22.45 uur kwam een vrouw genaamd [betrokkene 1] op bezoek. [betrokkene 1] vertelde aan de leiding dat [slachtoffer] in de prostitutie zat. [slachtoffer] vertelde dat [medeverdachte 4] vandaag vrij had en dat [slachtoffer] dus zelf ook niet hoefde te werken achter de bar?
24 juli 2011:
[slachtoffer] was niet aanwezig. Van een medebewoonster werd vernomen dat zij met
tegenzin weg was gegaan en dat er gedreigd werd met gevolgen als zij niet mee ging.
25 juli 2011:
Een medebewoner op [naam stichting] had aangegeven dat [slachtoffer] onder dwang was weg-genomen. Er was een ex-vriend in de woning geweest (neem aan dat dit [verdachte]
is?) deze heeft haar gezegd dat ze mee moest. En niet met haar andere vriendinnetjes om mocht gaan. [slachtoffer] wilde niet mee. Uiteindelijk werd er gedreigd dat er anderen bij zouden komen. Toen heeft [slachtoffer] uiteindelijk besloten om toch mee te gaan. Ze is hierna niet meer thuis geweest volgens de andere 2 dames. Vanmorgen was ze inderdaad niet aanwezig en telefonisch is ze niet bereikbaar.
26 juli 2011:
Om 16.00 uur is [slachtoffer] weer bij [naam stichting]. Blijkt dat zij bij [verdachte] is geweest. [verdachte] had haar afgelopen zaterdag ook opgehaald. Hij wilde haar daar weghalen omdat [slachtoffer] met verkeerde mensen omging, volgens hem. Hij heeft de gsm en het simkaartje van [slachtoffer] kapot gemaakt, vandaar dat ze niet bereikbaar was.
[slachtoffer] heeft verteld dat ze bijverdient door seks met mensen. Ze geeft aan dat [medeverdachte 4] de mensen voor haar regelt en dat [medeverdachte 4] het geld krijgt, als [slachtoffer] iets nodig heeft mag ze om geld vragen. Vanavond had ze om half 10 weer een klant. [slachtoffer] zegt dat ze dat zelf wil dan verdient ze geld bij. Want ze heeft te weinig aan 10 euro in de week, Ze is in contact gekomen met [medeverdachte 4] via [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] is weer een oude vriend van [verdachte] !! Dus [verdachte] heeft haar in contact gebracht met deze mensen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn neef en nicht.
[slachtoffer] werd in de crisisopvang geplaatst.”
Op 23 augustus 2011 wordt namens [slachtoffer] door haar mentor [naam mentor], aangifte [5] gedaan, waarin zij – zakelijk weergegeven – als volgt verklaart:
“Ik ben bevoegd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte omdat [slachtoffer], weliswaar 19 jaar is maar zwakbegaafd is. Verder is zij heel beïnvloedbaar en overziet zij haar daden niet. Haar IQ is onder de 60. Eind juli ben ik op de hoogte gebracht door de begeleiding van [slachtoffer] met de mededeling dat zij zich ernstig zorgen maakten dat het helemaal fout ging met [slachtoffer] en dat zij bang waren dat zij in de prostitutie zat. Ik heb zelf een gesprek gehad met [slachtoffer] op 8 augustus 2011. [slachtoffer] gaf aan dat zij af en toe met mannen naar bed ging en dat zij zo makkelijk geld verdiende. Het geld dat zij verdiende gaf zij aan [medeverdachte 4]. Later in het gesprek kwam [slachtoffer] met de naam [medeverdachte 1], dit is een neef van [medeverdachte 4].”
Dhr. R.R.M. Verhiel, gedragswetenschapper i.o., en drs. M.M.F. Brennenraets rapporteren in het psychodiagnostisch onderzoek [6] betreffende [slachtoffer] – zakelijk weergegeven – het volgende:
“[slachtoffer] functioneert op cognitief zwakzinnig niveau ten opzichte van haar leeftijdsgenoten. Zowel op schaal niveau (VIQ: 62, PIQ: 56 en TIQ: 56) als op factor niveau (VB: 61, PO: 56 en VS: 65) is er sprake van een redelijk harmonisch profiel. Op schaal niveau vertonen zowel de verbale als ook de performale schaal sterke interne inconsistentie. Daarbij zijn de verbale kwaliteiten bij [slachtoffer] iets beter ontwikkeld dan de performale. Haar minder sterkte punten worden zichtbaar op de subtests blokpatronen (visueel ruimtelijk inzicht en organisatie) en plaatjes ordenen (inschatten en logisch met elkaar in verband brengen van sociale situaties).
Verklaring [slachtoffer]
Op 5 december 2011 vindt er een studioverhoor [7] met [slachtoffer] plaats, waarin zij – zakelijk weergegeven – als volgt verklaart:
“V: Nou, waarover kom jij vertellen?
G: ja, dat ik met andere mensen voor seks heb gedaan. Voor geld. Mijn ex had gezegd: “Doe je voor mij werken”, als grap was dat bedoeld eerst he. En toen had die een vriend gebeld en toen…zeg maar… klanten voor mij bestellen zeg maar, dat ik met andere mensen naar bed moest gaan. En toen… [medeverdachte 4] die deed mij overal naartoe brengen en zij had ook altijd het geld. En daar heb ik nooit iets van gekregen zeg maar. Ja, 60 euro.
V: wie is jouw ex?
G: [verdachte]. [verdachte] of zoiets.
V: En wat vroeg hij precies aan jou?
G: ja, of ik met andere mensen seks wou voor geld.
V: En waar waren jullie toen hij dat vroeg?
G: Bij hem thuis. Ik dacht: ja, wat is dat voor een onzin. Maar uiteindelijk heb ik het toch gedaan. Omdat ik bijna geen ‘nee’ durf te zeggen.
V: wat zou je met dat geld gaan doen?
G: eigenlijk, dat geld, daar heb ik nooit iets van gezien. Nee, hun hebben dat…[medeverdachte 4] heeft alles opgemaakt.
V: En je zei: “hij vroeg dat aan mij. Of ik dat wilde doen”. En wat zei jij toen?
G: in eerste instantie nee, en toen bleven ze zolang doorvragen, toen heb ik het maar gedaan.
V: want wie was daarbij toen [verdachte] dat aan jou vroeg?
G: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] is die jongen doe had die gebeld.
V: wie is [medeverdachte 1]?
G: [medeverdachte 1] en die woont op het kamp in [S.].
V: en [medeverdachte 4]?
G: ja [medeverdachte 4] of zoiets en die woont in [P.].
V: maar dus dan vraagt [verdachte] aan jou of je met mensen seks wil hebben voor geld. En daar waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] bij. Wat zeiden zij toen [verdachte] dat aan jou vroeg?
G: “Waarom niet? Het is toch een leuk zakcentje verdienen, want jij krijgt maar 10 euro per week”.
V: en hoeveel klanten heb je gehad?
G: in 2 weken tijd 25 man of zo.
V: en hoe konden zij jou bestellen?
G: via internet. Mijn foto en dat ik [alias 1] heette en dat ik 19 jaar was. Mijn foto stond erbij. Dat is allemaal achter mijn rug om gebeurd. Ik was bij een klant en die had mij dat laten zien.
V: en door wie werd je daar naartoe gebracht?
G: eerst door [medeverdachte 1] een weekje en de laatste week heeft [medeverdachte 4] mij overal naartoe gebracht. [medeverdachte 1] bracht mij weg met zijn auto en [medeverdachte 4] deed altijd een auto huren.
V: en als [medeverdachte 1] jou wegbracht naar klanten, waar bracht die jou dan naartoe?
G: overal naartoe. Gewoon bij hun thuis. Ook in de auto en 1 keer in een bedrijf.
V: hoe ging dat?
G: toen kwam ik daar binnen… en toen kreeg ik eerst wat te drinken, maar dat gaat allemaal van de tijd af. Ja, en toen hebben wij seks gehad en toen mocht ik weer gaan. Ja, eerst gedoucht en zo en toen weer naar de volgende.
V: wat bedoel je met seks hebben?
G: alles behalve anaal. Neuken, trekken, pijpen… eigenlijk alles behalve anaal.
V: en wat vonden [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] ervan dat je dat niet wilde?
G: als ik iets niet wou, moest ik dat aangeven, dus dat had ik gedaan.
V: hoe wist je hoeveel tijd je bij de klant moest blijven?
G: degene die mij wegbracht dan, die had al het geld gekregen, zeg maar he, en dan had die gezegd: over een half uur zie ik je… of ja, weet je… en dan was ik klaar.
V: en hoe krijgt die ene dan geld?
G: nou, van die klant.
V: en als je klaar was met een klant? Wat gebeurde er dan met het geld?
G: ja, dat hadden hun hè.
V: wat hadden jullie daarover afgesproken?
G: niks.
V: en hoe komt het dat je daar niks over afgesproken had?
G: ik ben niet slim.
V: en je zegt: je hebt een keer 60 euro van [medeverdachte 4] gekregen. Waarvoor was dat?
G: ja, om nieuwe kleren te kunnen kopen toch?!
V: maar hoe eist [medeverdachte 4] dat je nieuwe kleren nodig had?
G: omdat ik haar had gebeld.
V: en je zei van… je kreeg 60 van de 100.
G: maar de rest had… hadden ze allemaal in de zakken.
V: als ik goed begrijp dan hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] jou weggebracht?
G: ja.
V: en heeft [verdachte] aan jou gevraagd of je dat wilde doen.
G: ja.
V: en wat heeft [verdachte] nog gedaan?
G: meer heeft die niet gedaan.
V: want hoe gaat het als een klant op de site ziet van: nou [alias 1] daar wil ik wel een afspraak mee maken. Hoe gaat dat dan?
G: dan bellen ze [medeverdachte 4] op en dan belt [medeverdachte 4] mij thuis. Het telefoonnummer van [medeverdachte 4] stond er bij.
V: en hoe wist je dan dat je die dag of die middag vrij moest houden?
G: omdat zij mij een sms stuurde. Hoe laat en wanneer en zo allemaal.
V: gebruik je dan een voorbehoedsmiddel?
G: bij sommige niet en bij sommige wel, maar dan moesten ze extra betalen. Zonder condoom moesten ze extra betalen.
V: dan deed [medeverdachte 4] je sms-en hoe laat en waarom. Maar je zei in de eerste weken dat [medeverdachte 1] je deed wegbrengen. Hoe zat dat toen?
G: ja, samen met [medeverdachte 4]. Dus ze deden samen, de laatste week, zeg maar, had zij een auto gehuurd. [medeverdachte 1] wou alleen het geld voor zichzelf houden. Dat had [medeverdachte 4] mij verteld. En toen is [medeverdachte 4] met mij wat verder gaan doen.
V: en hoeveel klanten heb je nog gehad toen je alleen met [medeverdachte 4] was?
G: zeg een stuk of 10 en de andere 15.
V: een stuk of 10 met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] een stuk of 15?
G: ja. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] kregen het geld. Ik niet. Nooit gekregen. 1 keer 60 euro.”
In de navolgende bewijsmiddelen vindt de rechtbank steun voor de verklaring van [slachtoffer].
Onderzoek advertenties
Uit onderzoek [8] naar de advertenties met betrekking de advertenties op internet blijkt dat op de sites [website 2] en [website 1] advertenties stonden waarop een dame stond afgebeeld, die zich aanbood voor escort en cardates, genaamd [alias 1], omgeving Venlo en Panningen. Aan de hand van de bij deze advertenties geplaatste foto’s blijkt dat er sprake was van een en dezelfde vrouwelijke persoon. Voor verder contact werd in beide advertenties verwezen naar het mobiele nummer: [telefoonnummer 1].
De betreffende vrouw wordt door verbalisant [verbalisant 3] [9] herkend als [slachtoffer], geboren op [geboortedatum so] te [V.].
Uit verder onderzoek [10] naar de advertenties blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De advertentie ‘[alias 1] 19 zoekt jou’ (2613290) is aangemaakt op 17 juli 2011, waarbij gebruik is gemaakt van een IP adres dat staat geregistreerd op naam van [betrokkene 2], [adres 1]. Bij de advertentie is de foto ‘[bestandsnaam 1]’ geüpload en staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1], geregistreerd op naam van [betrokkene 3], [adres 2]. Deze advertentie is op 3 augustus 2011 verwijderd waarbij gebruik is gemaakt van een computer IP adres geregistreerd op naam van [betrokkene 6], [adres 3].
De beide advertenties ‘[alias 3] 19” (2612093 en 2612094) zijn geplaats op 14 juli 2011, waarbij gebruik is gemaakt van een IP adres dat staat geregistreerd op naam van [betrokkene 4], [adres 4]. Bij de advertentie is de foto ‘[bestandsnaam 2]’ geüpload en staat het telefoonnummer [telefoonnummer 2], geregistreerd op naam van Mevr [medeverdachte 4], [adres 2].
De advertenties ‘[alias 1] wilt jou nu’ en ‘[alias 1] zoekt jou’ (2613741 en 2613742) zijn aangemaakt op 18 juli 2011, waarbij gebruik is gemaakt van een IP adres geregistreerd op naam van [betrokkene 6], [adres 3]. Bij de advertentie staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1], geregistreerd op naam van [betrokkene 3], [adres 2].
Bij het aanmaken van de betreffende advertenties zijn drie accounts gebruikt, te weten:
  • [account 1]
  • [account 2]
  • [account 3].
Uit onderzoek in de Gemeentelijke Basis Administratie [11] blijkt met betrekking tot de bovengenoemde adressen het volgende:
Op de [adres 3] staan ingeschreven de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]. Voorts blijkt dat verdachte [medeverdachte 4] voornoemd op 20 mei 2011 stond ingeschreven op het adres [adres 2] en met ingang van 19 december 2011 staat ingeschreven op het adres [adres 3].
Op de [adres 2] staan ingeschreven [betrokkene 3], zijnde de moeder van verdachte [medeverdachte 4].
Op de [adres 4] staan ingeschreven verdachte [medeverdachte 1] en zijn moeder [betrokkene 4].
Tijdens een doorzoeking [12] in de woning van verdachte [medeverdachte 1] is in de woonkamer een computer aangetroffen en in beslaggenomen. Bij onderzoek [13] aan deze betreffende computer is de foto ‘[bestandsnaam 2]’ aangetroffen, welke foto bij de advertentie ‘[alias 3] 19’ is geplaatst.
Tijdens deze doorzoeking [14] wordt ook in de woonkamer een situatie aangetroffen welke overeenkomt met de foto van [slachtoffer] bij de advertenties betreffende [alias 1], waaruit kan worden afgeleid dat deze foto in de woonkamer van deze woning is gemaakt.
Voorts worden er tijdens onderzoek aan de Blackberry [15] met het nummer [telefoonnummer 1], welke in bezit was van verdachte [medeverdachte 4], 57 e-mailberichten aangetroffen (8 ontvangen en 49 verzonden) betreffende afspraken die werden gemaakt voor het aanbieden van seksuele diensten of waren reacties op, op het internet geplaatste, seksadvertenties. De e-mail- berichten waren gericht aan de navolgende email adressen:
  • [account 4];
  • [account 2];
  • [account 3].
Onderzoek telecommunicatie
Er is verder onderzoek [16] gedaan naar de telefoonnummers die gedurende het onderzoek zijn aangetroffen, waaruit – zakelijk weergegeven – het volgende is gebleken:
De [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] zijn in gebruik bij verdachte [medeverdachte 4]. Uit analyse van de historische verkeersgegevens van deze telefoonnummers over de periode 01 maart 2011 tot en met 01 augustus 2011, bleek dat:
  • het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3] 411 keer voor komt in de aangeleverde historische verkeersgegevens van het mobiele nummer [telefoonnummer 1]. Dit komt voor het eerst voor op 14 juli 2011 om 12:09:05 en voor het laatst op 25 juli 2011 om 13:45:31;
  • het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 3], 11 keer voor komt in de aangeleverde historische verkeersgegevens van het mobiele nummer [telefoonnummer 2]. Dit komt voor het eerst voor op 13 juli 2011 om 20:08:21 uur en voor het laatst op 24 juli 2011 om 19:15:28.
Voorts is uit onderzoek gebleken dat [slachtoffer] gebruik heeft gemaakt van een mobiel telefoontoestel dat volgens haar afkomstig was van een vriendin genaamd [betrokkene 7] met het nummer [telefoonnummer 3].
Voorts blijkt uit de historische verkeersgegevens dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] gerelateerd aan verdachte [medeverdachte 4] voor het eerst gebruikt is op 13 juli 2011 voor het versturen van een sms. Dit is één dag voor het plaatsen van de eerste seksadvertentie onder de naam ‘[alias 3] l9’. Uit de printlijst van dit nummer het volgende belgedrag af te leiden:
  • Er werd in de middag of avond contact gezocht met dit mobiele telefoonnummer. Dit betrof een sms of een gesprek.
  • Na het eerste contact werden achtereenvolgens meerdere sms berichten verzonden naar en ontvangen van het betreffende telefoonnummer, soms gevolgd door een gesprek.
  • Het betreffende telefoonnummer betrof geen regelmatig telefonisch contact.
Telefonische contacten met een dergelijk belpatroon kunnen mogelijke klanten betreffen.
Uit de historische verkeersgegevens van de nummers van verdachte [medeverdachte 4] en [slachtoffer] blijkt met betrekking tot enkele klanten het volgende:
  • het nummer [telefoonnummer 4] op naam van [getuige 1] heeft op 13 juli 2011 contact met het nummer van verdachte [medeverdachte 4]. Er worden over en weer sms-berichten verstuurd. De telefoons van [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte 4] stralen later op die dag tussen 19.30 uur en 20.30 uur masten aan in de omgeving van Tegelen. Het nummer van verdachte [medeverdachte 4] heeft in deze tijdsperiode contact met zowel het nummer van [getuige 1] als het nummer van [slachtoffer];
  • het nummer [telefoonnummer 5] op naam van [getuige 2] heeft op 15 juli 2011 contact met het nummer van verdachte [medeverdachte 4]. Er worden over en weer sms-berichten verstuurd. De telefoons van [slachtoffer] en beide telefoons van verdachte [medeverdachte 4] stralen later die dag tussen 21.45 uur en 00.30 uur masten aan de in omgeving van Mierlo. Ook heeft [slachtoffer] telefonisch contact met het nummer [telefoonnummer 6] gekoppeld aan verdachte [medeverdachte 1]. Tussen de nummers van [getuige 2] en verdachte [medeverdachte 4] worden in die tijdsperiode eveneens enkele sms-berichten over en weer gestuurd;
  • het nummer [telefoonnummer 7] op naam van [getuige 3] heeft voor het eerst contact met het nummer van verdachte [medeverdachte 4] op 17 juli 2011. Er wordt gebeld en er worden over en weer sms-berichten gestuurd. De telefoons van [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte 4] stralen later op die dag tussen 20.30 uur en 23.30 uur masten aan in de omgeving van Helmond. Tussen de nummers van [getuige 3] en verdachte [medeverdachte 4] vinden er in die tijdsperiode telefonische contacten plaats. Er is eveneens contact tussen het nummer van [slachtoffer] en de nummers van zowel verdachte [medeverdachte 4] als verdachte [medeverdachte 1];
  • het nummer [telefoonnummer 7] op naam van [getuige 3] heeft vervolgens op 22 juli 2011 wederom veelvuldig sms-contact met het nummer van verdachte [medeverdachte 4]. De telefoons van [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte 4] stralen op die dag tussen 18.00 uur uur en 23.45 uur meerdere masten aan in de omgeving van Helmond. Er vinden in die tijdsperiode veelvuldig telefonische contacten plaats tussen het nummers van [slachtoffer] en verdachte [medeverdachte 4].
Getuigenverklaringen
Allereerst is een aantal uit het onderzoek naar de telecommunicatie naar voren gekomen mogelijke klanten gehoord.
Getuige [getuige 2] [17] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik heb via de site [website 2] contact gehad met een vrouw waarvan ik de naam niet meer weet. De leeftijd van deze vrouw was volgens de advertentie 18 of 19 jaar. De vrouw kwam volgens de advertentie uit de buurt van Venray. Zij vroeg 150 euro per uur. De onbekende vrouw werd gebracht door een escort-chauffeur. De escort-chauffeur was een man. Om eerlijk te zeggen vond ik hem een soort “kamper’. Ik ben 2,05 meter lang en hij was iets kleiner dan mij. Verder had hij een normaal postuur. Verder weet ik zeker dat hij een bril droeg. Als ik zijn leeftijd moet schatten, denk ik dat hij ongeveer 30 jaar oud was. De vrouw en escort-chauffeur kwamen met een zwart kleurige auto. Het merk weet ik niet. Door de escort-chauffeur werd er bij mijn woning aangebeld. Nadat ik de deur had open gemaakt, werd ik door deze man aangesproken in een Limburgs dialect en hij vroeg aan mij of ik een escortdame besteld had. Nadat ik dit had bevestigd, liep deze man naar de auto en kwam even later terug in het gezelschap van een vrouw. Deze vrouw kwam overeen met de vrouw die stond afgebeeld op een foto bij de advertentie, waarop ik had gereageerd. Nadat ik had gevraagd hoe het met betalen moest, zei de man dat hij het liefst wilde dat ik vooraf zou betalen. Ik heb dat toen ook gedaan en heb aan de man (escort-chauffeur) toen een bedrag van 150 euro betaald. Vervolgens hoorde ik hoe de man tegen de vrouw zei dat hij in de buurt op haar zou wachten. Als wij klaar waren, moest zij hem maar bellen. Dat heeft de vrouw later ook met een eigen mobiele telefoon gedaan.
(Toevoeging verbalisanten. Aan de getuige [getuige 2] wordt een kleurenkopie van een
foto getoond. Deze foto is afkomstig van een advertentie op [website 2]. Deze
kleurenkopij is als bijlage 2 bij deze verklaring gevoegd.) V: Wij tonen u een kleurenkopie van een foto, waarop een vrouw staat afgebeeld. Wat zegt deze foto u?
A: Ja, duidelijk. Ik weet 100 procent zeker dat dit de foto is die bij de advertentie op[website 2] stond. Dit is de vrouw die door de escort-chauffeur naar mijn woning was gebracht.
(Toevoeging verbalisanten. Aan de getuige [getuige 2] wordt een zwart/witte kopie van een
foto getoond. Op deze foto staat een man met zijn hoofd afgebeeld. Deze
getoonde kopie is als bijlage 3 bij deze verklaring gevoegd.) V: Wat zegt deze foto u?
A: Ik weet 100 procent dat dit de man is waaraan ik 150 euro heb betaald. Dit is de escort-chauffeur waarover ik eerder heb verklaard.”
Uit het proces-verbaal van bevindingen [18] behorend bij betreffend getuigenverhoor blijkt dat de foto die als bijlage 2 bij het verhoor is gevoegd afkomstig is van de advertentie op [website 2] en een afbeelding van [slachtoffer] betreft. De als bijlage 3 bij het verhoor gevoegde foto betreft een pasfoto van verdachte [medeverdachte 1].
Getuige [getuige 1] [19] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“V: Wij tonen u een foto van een persoon. Is dit de persoon die u kent als [alias 1] dan wel de dame van de advertentie waarmee u mogelijk via een advertentie van [website 1] of [website 2] een afspraak heeft gemaakt. Zoals gezegd, het telefoonnummer [telefoonnummer 2] stond op een advertentie van [website 1] of [website 2] waarbij een vrouw haar seksuele diensten aanbod tegen betaling met of voor derden. Heeft u dat nummer op die advertentie gebeld om gebruik te maken van de seksuele diensten van die vrouw?
A: De advertentie die u mij toont die herken ik. De dame die daarop staat ken ik. Ik heb contact gehad met deze dame. Nu ik de foto op de advertentie zie dan kan ik zeggen dat deze dame inderdaad bij mij is geweest en ik van haar seksdiensten gebruik heb gemaakt. Ik ben daar 100 % zeker van.
V: Met wie heeft u gesproken toen u liet nummer [telefoonnummer 2] heeft gebeld?
A: Ik heb in het telefoongesprek dat vooraf ging ook gesproken met een vrouw die zich voorstelde als [alias 1].
V: Welke afspraken heeft u toen gemaakt met die persoon?
A: Ik heb op die advertentie gereageerd en ik heb een prijs afgesproken. De vrouw is bij mij op bezoek gekomen.
V: Hoe is het contact met deze dame verlopen?
A: De dame werd gebracht naar mijn woning. Ik heb geen auto gezien. Ze werd door een
jongeman gebracht. Het was een jonge man met blond haar. Hij was jonger dan ik. Ik schat hem op 1.75 meter groot. Hij had een normaal postuur. Toen ik de deur opende stond die jongen naast de bestelde dame.
V: Aan wie heeft u betaald?
A: Ik heb aan die jongen betaald die bij die dame was.
V: Weet u nog hoe dat gegaan is?
A: Ik weet nog dat ik vooraf betaald heb. Ik weet niet op wiens initiatief dat gebeurde. Ik heb die jongen 150 Euro betaald. Dat was ook de prijs die ik vooraf had afgesproken. Ik had een afspraak van een uur. Ik heb haar na het sekscontact nog iets te drinken aangeboden. Ze is toen nog ongeveer 10 minuten bij mij geweest en is daarna vertrokken.
(opmerking verbalisanten: wij tonen aan de getuige een foto met het hoofd van een vrouw, afkomstig van de Gemeente Venlo, aanvraag reisdocument bijgevoegd als bijlage)
V: Kent u dat meisje?
A: Ik kan alleen zeggen dat zij heel vele lijkt op het meisje van de advertentie.
V: Wij tonen u een foto van een man. Kent u deze persoon?
A: Dit is de man die samen met [alias 1] bij mij aan de deur was. Ik heb aan die man het geld betaald.
V: Wij tonen u een foto van een man. Kent u deze persoon?
A: Deze man ken ik niet.”
Uit het proces-verbaal van bevindingen [20] behorend bij betreffend getuigenverhoor blijkt dat de foto die als bijlage 1 bij het verhoor is gevoegd afkomstig is van de advertentie op [website 2] en een afbeelding van [slachtoffer] betreft. De als bijlage 2 gevoegde foto betreft een pasfoto van [slachtoffer]. De als bijlage 3 bij het verhoor gevoegde foto betreft een pasfoto van verdachte [medeverdachte 1] en als bijlage 4 is een foto van verdachte [verdachte] bijgevoegd. De rechtbank leidt uit de volgorde van de bijgevoegde bijlagen en de chronologie van het getuigenverhoor af dat aan getuige [getuige 1] eerst de advertentie uit bijlage 1 is getoond, daarna de pasfoto van [slachtoffer], vervolgens de pasfoto van verdachte [medeverdachte 1] en als laatste de foto van verdachte [verdachte].
Getuige [getuige 3] [21] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik heb wel gebruik gemaakt van een dame die zich aanbood via [website 2]. Volgens mij stond in de advertentie dat ze uit de omgeving van Venlo kwam en 23 of 24 jaar oud was. Ik weet wel dat ze nu niet meer op de site stond. Ik weet nog dat ik contact op heb genomen met het telefoonnummer dat bij de advertentie stond. Ik kreeg toen een dame aan de lijn. Deze dame heeft zich toen ook voorgesteld. Ik weet de naam echter niet meer. De dame die ik aan de lijn kreeg sprak met mij af dat er een dame gebracht zou worden. Ik begreep op dat
moment meteen dat ik niet de dame aan de lijn had met wie ik een afspraak zou hebben, maar dat deze dame er voor zou zorgen dat er een dame naar mij toegebracht zou worden. We spraken zoals gezegd af dat er een dame naar mijn woning gebracht zou worden. We spraken aan de telefoon meteen af hoe lang de afspraak zou duren en wat ik hiervoor zou moeten betalen. We spraken volgens mij af dat ik een dame zou krijgen voor 2 uur. Ik zou hiervoor 280 euro moeten betalen. Ik belde volgens mij ergens in de middag op en sprak af voor een dame diezelfde dag maar dan ergens in de avond. Die avond werd er beneden aangebeld. Ik woon in een appartementencomplex. Ik maakte via de bel boven in mijn woning open. Ik zag vanuit de camera in mijn woning 1 dame voor de deur staan. Het tijdstip van aanbellen klopte met het tijdstip dat ik ‘s middags door de telefoon had afgesproken voor het ontvangen van een dame. Mij was duidelijk dat de dame die ik besteld had voor de deur stond. Zoals gezegd heb ik toen van boven de deur beneden geopend. Vervolgens moest ik mijn appartement verlaten om de tussendeur die toegang geeft tot mijn appartement te openen. Ik zag toen dat er twee dames voor de tussendeur stonden. De dame met wie ik een afspraak had werd aan mij voorgesteld door de dame die haar begeleidde. Ook verzocht de begeleidster mij om op voorhand aan haar te betalen. Ik heb toen ook 280 euro aan deze dame betaald. Ik denk dat deze dame de chauffeur was van de door mij bestelde dame. De chauffeuse had een licht getinte huidskleur, grote oorbellen en donkere haren. Ook de tweede keer verliep alles op dezelfde manier. Ik sprak af via de telefoon. Ook toen werd de escort dame door dezelfde chauffeuse gebracht en ook toen heb ik bij de chauffeuse afgerekend. Het was in 2011. Ik weet echter geen exacte datum. De eerste keer dat deze dame naar mij toe kwam, kwam ze met een grote witte bestelbus met een enkele cabine.
V: Wij tonen u een kleurenkopie van een foto, waarop een vrouw staat afgebeeld. Wat
zegt deze foto U?
A: Deze foto herken ik wel. Dit is de foto die ik gezien heb bij een advertentie op [website 2].nl. Dit is de dame waarover ik net verklaard heb die bij mij op bezoek
geweest is en uit de omgeving van Venlo kwam. Ik ben hier 100% zeker van.
(Toev. verbalisanten. Aan de getuige [getuige 3] wordt een kleuren kopie van een foto
getoond. Op deze foto staat een vrouw afgebeeld. Deze getoonde kopie is als bijlage
2 bij deze verklaring gevoegd.)
V: Wij tonen u foto van een persoon. Kent u deze persoon?
A: Ja, dat is volgens mij de chauffeuse waarover ik net verklaard heb en de vrouw aan wie ik betaald heb voor de afspraken met die dame uit de omgeving van Venlo.
(Toevoeging verbalisanten. Aan de getuige [getuige 3] wordt een kleuren kopie van een
foto getoond. Op deze foto staat een vrouw met haar hoofd afgebeeld. Deze getoonde
kopie is als bijlage 3 bij deze verklaring gevoegd.)
Uit het proces-verbaal van bevindingen [22] behorend bij betreffend getuigenverhoor blijkt dat de foto die als bijlage 2 bij het verhoor is gevoegd afkomstig is van de advertentie op [website 2] en een afbeelding van [slachtoffer] betreft. De als bijlage 3 bij het verhoor gevoegde foto betreft een pasfoto van verdachte [medeverdachte 4].
Voorts is een aantal exploitanten van vergunde seksinrichtingen gehoord.
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren [23] met betrekking tot het verhoor van getuige [getuige 4], exploitante van privéhuis [[X]] te [W.],
– zakelijk weergegeven – het volgende:
“Door ons verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] werd aan [getuige 4] uitgelegd dat wij bezig zijn met een onderzoek naar een Nederlands meisje dat mogelijk zou zijn aangeboden bij sexclubs door een tweetal Nederlandse jongens. Wij hebben medegedeeld dat dit zich ergens rond de zomer van 2011 zou hebben afgespeeld.
Hierop zei [getuige 4]:
Ik weet mij te herinneren dat ik een keer ben aangesproken door mijn vriendin [getuige 5]. [getuige 5] vertelde mij gebeld te zijn door een kennis van haar, een vriend van haar zoon. Deze kennis van [getuige 5] waarvan ik geen naam weet had ik ook wel eens bij [getuige 5]
gezien. [getuige 5] vertelde mij dat die kennis aan haar gevraagd had of ze wist of ik nog meisjes voor de club kon gebruiken. Ik weet mij te herinneren dat er ergens, volgens mij kort nadat gesprek met [getuige 5], een zaterdagavond een zwarte Golf kwam voorrijden bij mijn club. Ik weet nog dat er in de auto een drietal personen zaten, twee jongens en een meisje. Een van de twee jongens, die kennis van [getuige 5], stapte uit samen met het meisje, de andere jongen bleef in de auto zitten. In het privéhuis zijn we in de zogenaamde woonkamer gaan zitten, hierin staan een drietal banken. Het gesprek ging over hoe het er aan toe ging in de club. De jongen voerde het woord. Het meisje gaf alleen antwoord wanneer haar iets gevraagd werd. Het meisje vertelde dat ze een Wajong uitkering had en op het bijzonder onderwijs zat of had gezeten. De jongen zat steeds bij dit gesprek. De jongen zei op enig moment tegen het meisje dat als hij haar naar de sexclub moest brengen, dit haar geld zou kosten. Ik weet nog dat ik aan hem vroeg of hij soms de pooier was. Ik weet nog dat hij zei dat hij ook nog andere meisjes kon regelen. Ik heb diverse keren aan het meisje gevraagd heb of ze dit werk ook echt zelf wilde gaan doen. Dat bij deze vraag van mij steeds die jongen aanwezig was. Ik ben alleen met dit meisje naar de kamers gegaan ben. Ik heb toen weer aan het meisje gevraagd heb of ze het werk echt zelf wilde. Het meisje zei dat ze dit inderdaad zelf wilde, maar dat ik gelet op haar zielige blik dit niet geloofde. Ik had meteen door had dat het meisje een laag IQ had. Dit werd door haar woordgebruik en manier van spreken duidelijk. Ik weet mij te herinneren dat ik na enige tijd tegen die kennis van [getuige 5] zei dat hij die andere jongen maar even uit de auto moest gaan halen. Die jongen is toen hij ons komen zitten maar heeft zich niet met het gesprek bemoeid. Die jongen die het woord voerde, droeg een bril, had blonde stekel haren, een smal en slungelig postuur en kwam van het kamp kwam. Ik had hem al eerder bij [getuige 5] gezien.
(opm. verb. wij verbalisanten hebben vervolgens aan [getuige 4] de foto van verdachte [medeverdachte 1] getoond, welke als bijlage 1 is bijgevoegd, getoond). Dit is inderdaad de jongen die met dat meisje naar mijn club kwam, waarover ik gesproken heb.”
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren [24] met betrekking tot het verhoor van getuige [getuige 5] – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Wij verbalisanten hebben aan [getuige 5] uitgelegd dat wij bezig zijn met een onderzoek naar een Nederlands meisje dat mogelijk zou zijn aangeboden bij seksclubs door een tweetal Nederlandse jongens. Wij hebben medegedeeld dat dit zich ergens rond de zomer van 2011 zou hebben afgespeeld. Dat wij van [getuige 4] vernomen hadden dat [getuige 5] hierover mogelijk ook het een en ander zou kunnen vertellen:
Hierop zei [getuige 5]:
Ik kan mij dit herinneren. Ik ben een keer gebeld door [medeverdachte 1], [medeverdachte 1] ken ik van het autocrossen. [medeverdachte 1] wist dat ik bekend was met de prostitutiewereld. Ik ben bevriend met de eigenaresse van privéhuis [[X]]. [medeverdachte 1] vroeg aan mij of ze nog meisjes konden gebruiken in de seksclub. Ik zei toen dat ze altijd meisjes konden gebruiken in de prostitutie.
[medeverdachte 1] zei toen dat hij wel een keer langs zou gaan bij de seksclub. Toen ik die avond bij mijn vriendin was in privéhuis [[X]], kwam [medeverdachte 1] inderdaad langs. Hij kwam zo hoorde ik later van [getuige 4] met een zwarte Golf. Hij was in gezelschap van een meisje en in de auto zat zo hoorde ik van [getuige 4] een jongen. [medeverdachte 1] en het meisje kwamen binnen en zijn samen met [getuige 4], een andere dame die club werkte en ik in de woonkamer gaan zitten.
[medeverdachte 1] voerde het woord en vroeg hoeveel het meisje eventueel zou verdienen, wat de prijzen voor waren. [getuige 4] heeft toen uitgelegd hoe een en ander er aan toe ging in hun privéhuis. [getuige 4] zei op een gegeven moment dat ze het idee had dat [medeverdachte 1] misschien wel de pooier van het meisje was. Ook ik had geen goed gevoel bij dit gesprek en dacht ook dat [medeverdachte 1] zich voordeed als pooier. Het meisje antwoordde alleen wanneer je haar wat vroeg.
Het meisje vertelde dat ze een Wajong uitkering had en op het bijzonder onderwijs
gezeten had of nog zat. Bij dit gesprek was ook [medeverdachte 1] aanwezig. Hij zat naast het meisje en moet dit ook gehoord hebben, er werd namelijk niet door elkaar heen gesproken. Een ieder
luisterde naar elkaar. Door het woordgebruik en de manier van praten was mij al meteen na een paar minuten duidelijk dat dit meisje een heel laag IQ had. Door haar opmerking dat ze
op het bijzonder onderwijs zat werd mijn vermoeden bevestigd. [medeverdachte 1] zei ook dat er op het einde van de dag met hem afgerekend zou kunnen worden. Na een half uur zei [getuige 4] tegen [medeverdachte 1] dat hij die andere jongen maar naar binnen moest halen die kennelijk nog in de auto zat. Die jongen is toen bij ons op een van de banken komen zitten, maar heeft zich helemaal niet met het gesprek bemoeid. Later die avond belde [medeverdachte 1] mij weer op mijn 06 nummer.
[medeverdachte 1] zei tegen mij dat ze niet meer naar de club kwamen. Hij zei dat ze nog naar andere seksclubs geweest waren en ze hier meer kon verdienen. Ik zei toen [medeverdachte 1] ben eens eerlijk, ben jij haar pooier. [medeverdachte 1] zei toen: ‘wat dacht jij dan’.”
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] relateren [25] met betrekking tot het verhoor van getuige [getuige 6], exploitante van seksinrichting [[Y]] te [M.], – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Door ons verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] werd aan [getuige 6] uitgelegd dat wij bezig zijn met een onderzoek naar een Nederlands meisje dat mogelijk zou zijn aangeboden bij seksclubs door een tweetal Nederlandse jongens. Wij hebben medegedeeld dat dit zich ergens rond de zomer van 2011 zou hebben afgespeeld. Dat wij in de politiesystemen een mutatieverslag aangetroffen hebben waarin vermeld staat dat er in de zomer van 2011 een tweetal jongens gesproken hadden met [getuige 6] die haar een meisje wilde aanbieden.
Hierop zei [getuige 6]:
Ik kan mij dit herinneren. Er kwamen op een dag 2 jonge mannen bij club [[Y]] te [M.]. Een van de jongens was blond zoals ik in 2011 al verklaard heb, was lelijk en mager, had stekeltjes haar en naar ik mij nog herinner droeg hij een bril. Ik had de indruk dat hij van een woonwagenkamp kwam. De andere jongen was langer dan die blonde, had donker haar en was dikker. De blonde jongen voerde het woord, die andere schaamde zich volgens mij en stond er maar wat bij. Die blonde jongen vroeg aan mij of we nog meisjes konden gebruiken. Die blonde jongen zei dat hij een vriendin had die wel bij ons wilde komen werken. Die blonde jongen vroeg wat we voor dit meisje wilde geven. Ik zei tegen de jongen dat ik alleen met het meisje wilde spreken. Ik vroeg waarom het meisje zelf niet meegekomen was. De blonde jongen zei dat het een vriendin van hem was die aan hem gevraagd had bij de club te informeren. De blonde jongen vroeg hoeveel klanten moesten betalen, wat de tarieven waren, hoeveel een meisje zelf overhield. Ik zei nogmaals dat ik dit alles met het meisje wilde bespreken. Ik vroeg aan de jongen waar hij geld voor meisjes kreeg. De blonde jongen zei hierop tegen mij: “laat maar, je denkt toch niet dat ik al
die moeite voor niks doe”. Hierna gingen ze heel snel weg. Ik weet nog dat ze met een donkerblauwe of zwarte auto waren. Ik dacht tijdens het gesprek gelet op het uiterlijk en de manier van spreken van die blonde jongen geen moment dat hij een pooier was.
Wij hebben [getuige 6] een foto laten zien van [medeverdachte 1]. Deze is als bijlage 1 bij dit proces-verbaal gevoegd. [getuige 6] zei dat deze persoon op de foto veel gelijkenis vertoonde met de blonde jongen waarover zij zojuist had verteld.
Hierop hebben wij [getuige 6] een foto laten zien van [verdachte] . Deze is als bijlage 2 bij dit proces-verbaal gevoegd. [getuige 6] zei dat ze de persoon op de foto voor 99% herkende als zijnde de andere jongen waarover ze verteld had.”
Verklaringen medeverdachten
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 9 juli 2012 [26] :
Mijn neef is genaamd [medeverdachte 1] en mijn nicht is genaamd [medeverdachte 4].
V: Voor welk meisje zitten [medeverdachte 4] en [verdachte] vast volgens jou?
A: Vanwege ene [slachtoffer].
V: Wanneer heb je [slachtoffer] leren?
A: Bij de friture in Melderslo. [slachtoffer] kwam naar de friture samen met [verdachte] en [medeverdachte 4]. Volgens mij was [medeverdachte 1] er ook bij toen ik [slachtoffer] leerde kennen.
V: Waarom werden die auto’s door jullie gehuurd?
A: Om [slachtoffer] weg te brengen.
V: Waar werd [slachtoffer] dan naar toegebracht?
A: Naar die mannen, ze ging naar die mannen voor het hebben van seks.
V: Hoe ging het er aan toe. Hoe kwamen die mannen in contact met [slachtoffer]?
A: Via de telefoon. [medeverdachte 4] of [slachtoffer] namen de telefoon op als er gebeld werd. De mannen belden en [medeverdachte 4] of [slachtoffer] namen dan op. De mannen belden op de Blackberry van [medeverdachte 4]. De mannen vertelden dan wat ze wilden.
V: Hoe kwamen de mannen aan het telefoonnummer van [medeverdachte 4]?
A: Volgens mij via internet. Er stond een advertentie op een site.
V: Kun je die advertentie omschrijven?
A: Het was een advertentie zonder foto. Uit het verhaal kon ik opmaken dat het om [slachtoffer] ging. De eerste keer dat ik die advertentie zag stond die site geopend op de computer. Ik heb die advertentie later nog vaker gezien. [slachtoffer] werd in die advertentie Sandy of zoiets genoemd.
V: Kan het ook [alias 1] zijn?
A: Ja, dat kan ook ik ben slecht in namen.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Ik hoor maar een kant van het telefoongesprek. Er werd afgesproken hoe laat en wanneer [slachtoffer] verwacht werd. De tarieven stonden in de advertentie. Ook werd er afgesproken hoelang een klant [slachtoffer] bestelde. Ik weet niet of er ook over seksuele handelingen gesproken werd.
V: [medeverdachte 2] naar hoeveel klanten hebben jullie [slachtoffer] volgens jou gebracht.
A: Waar ik bij was denk ik naar een stuk of zes of zeven klanten. Althans waar ik bij was. Van die andere kan ik niks zeggen.
V: Wat bedoel je met die anderen?
A: of [medeverdachte 4] het nog alleen gedaan heeft, ik bedoel [slachtoffer] naar klanten brengen. [medeverdachte 4] bestuurde de auto. We brachten [slachtoffer] naar de klant. We stopten dan voor de deur. [slachtoffer] liep dan naar de woning of alleen of samen met [medeverdachte 4]. De klant betaalde dan vooraf of aan [slachtoffer] of aan [medeverdachte 4]. [slachtoffer] gaf wanneer ze het geld zelf gekregen had dit aan [medeverdachte 4]. [medeverdachte 4] legde het dan in liet handschoenenvakje van de auto. Ook kwam het voor dat er afspraken gemaakt werden met klanten bij de auto van die klanten. Ook nu was het of [slachtoffer] of [medeverdachte 4] die al op voorhand betaald werden voor de seks.
V: [medeverdachte 2] heb jij wel eens geld van klanten voor liet werken van [slachtoffer] in ontvangst genomen?
A: Ja een (1) keer. Ook ik heb dat geld toen in liet handschoenenvakje neergelegd.
V: Hoeveel geld heb jij die keer in ontvangst genomen?
A: 100 of 150 euro.
V: Hoe is [slachtoffer] er toe gekomen in de prostitutie te gaan werken. Wat kun je hierover verklaren?
A: Volgens mij is [slachtoffer] via [verdachte] op het idee gebracht. [verdachte] was in die tijd haar vriend. Ze ‘moest’ van hem dit werk doen. Moest is misschien een groot woord. Ik weet niet wat ze hier precies mee bedoelde. Dit is wat [slachtoffer] mij verteld heeft.
V: Je verklaarde dat [slachtoffer] al als prostitué werkte voordat jij in beeld kwam.
Wat weet je dan van die tijd voordat jij en [medeverdachte 4] haar naar klanten brachten?
A: Volgens mij werd [slachtoffer] toen door [medeverdachte 4] weggebracht.
V: Wat was er afgesproken over de verdeling van het geld dat [slachtoffer] verdiende?
A: [medeverdachte 4] kreeg geld voor benzine en de auto. Ik weet geen verdeling te noemen, die hadden we niet.
V: [medeverdachte 4] verklaarden dat jullie afgesproken hadden dat het geld dat [slachtoffer] verdiende door jullie drieën gelijk verdeeld werd.
A: Ja dat klopt toch, er gingen kosten voor de auto af en [slachtoffer] kreeg sigaretten en eten van ons.”
Op 10 juli 2012 [27] :
“Ik had van [medeverdachte 4] gehoord dat [slachtoffer] het werk deed, het seks hebben met klanten. [medeverdachte 4] vertelde dat er advertenties waren. [medeverdachte 4] vertelde dat zij voor [slachtoffer] advertenties had gezet. Ik denk dat zij [slachtoffer] met een auto weg bracht naar klanten. Ik weet niet met wat voor een auto. Op een dag vroeg [medeverdachte 4] of ik mee ging naar [slachtoffer]. Er was door een klant gebeld. Ik ben toen meegereden.
V: [medeverdachte 2] jij hebt eerder aangegeven dat [slachtoffer] een beetje dom was. Zou het kunnen zijn dat [slachtoffer] ja heeft gezegd maar nee bedoelde?
A: Zou kunnen. Ik vond haar erg dom.”
Medeverdachte [medeverdachte 4] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 14 juni 2012 [28] :
“V: [medeverdachte 4], nadat we gisteren met het verhoor gestopt waren omdat jij eerst weer even overleg met je advocaat wilde, vertelde jij dat je wel een rol gespeeld hebt mbt het werken van [slachtoffer] in de prostitutie. Wij hebben je toen uitgelegd dat we de auditieve opname gestopt hadden daar jij niet verder wilde net het verhoor maar eerst overleg met je advocaat wilde. We hebben je toen wel nog uitgelegd dat wat je nu nog zou vertellen, je wel tegen twee politie mensen vertelden en we dan met de informatie iets zouden moeten doen. Jij vertelde dit te begrijpen. Hierna vertelde jij dat je samen met [medeverdachte 2], een advertentie gemaakt had mbt het werken van [slachtoffer] in de prostitutie. Klopt dit?
A: Dat klopt.
V: Je vertelde dat als mensen belde naar het telefoonnummer genoemd in de advertentie, jij of [medeverdachte 2] de telefoon opnamen en de klant te woord stonden. Klopt dat?
A: Dat klopt.
V: Je vertelde dat je [slachtoffer] samen met [medeverdachte 2] wegbracht naar klanten. Klopt dat?
A: Klopt.
V: [medeverdachte 4], jij vertelde dat jij, [medeverdachte 2] of [slachtoffer] zelf het geld dat de klanten moesten betalen in ontvangst genomen hebt. Klopt dat?
A: Klopt.
V: Ook vertelde je dat je met gehuurde auto’s [slachtoffer] naar klanten gebracht heb
samen met [medeverdachte 2]. Klopt dat?
A: Ja, we hebben een auto gehuurd omdat ik toen geen auto had. Die auto is toen voor 7 of 8 dagen gehuurd. Een(1) auto werd in Venray gehuurd op mijn naam dit was een wit bestelbusje. Dat was voor een (1) dag. Er is ook een auto gehuurd in Venlo, op de [K-weg]. Het was in eerste instantie een Toyota Aygo, die is de dag daarna geruild voor een Toyota Yaris. In totaal hebben we die Toyota’s voor 5 of 6 dagen gehuurd. Ik heb die auto’s op mijn naam gehuurd en gelegitimeerd met mijn rijbewijs. Dat is ook de periode dat wij met [slachtoffer] naar klanten hebben gereden.
v: Jij vertelde dat jullie een advertentie gemaakt hebben maar niet alle advertenties gemaakt hebben. Klopt dat?
A: Dat klopt. We hebben op [website 2] een (1) gemaakt. Dat was die van “[alias 1]”. We zijn [medeverdachte 2] en ik. De tekst die bij die advertenties stond die wisselde wel eens. Soms maakte ik die en soms [medeverdachte 1]. De advertentie bij [website 1] met betrekking tot “[alias 1]” gebruikt/gemaakt door [medeverdachte 2] en mij. Maar die is ook door [medeverdachte 1] gebruikt en gemaakt.
V: [medeverdachte 4], vertel eens hoe dat ging als er een klant belde voor [slachtoffer].
A: In die periode had ik mijn Blackberry zelf. Ook waren [medeverdachte 2] en ik in die 8 dagen altijd samen. Als er iemand voor [slachtoffer] belde, sms’ten of belden wij [slachtoffer]. Soms was zij niet thuis en dan ging het niet door. Als we [slachtoffer] belden en zij kon wel, dan gingen [medeverdachte 2] en ik haar met de auto ophalen. Meestal stond [slachtoffer] buiten klaar, maar een (1) keer zijn wij in die woongroep daarbinnen geweest.
De keren dat [slachtoffer] meeging, werd tijdens het rijden alles besproken. Met alles bedoel ik de klant, waar die klant was, de prijs en hoe lang het zou duren. Wij hebben ook condooms voor [slachtoffer] gekocht, maar we merkten dat zij die niet altijd gebruikte.
V: Naar hoeveel klanten hebben [medeverdachte 2] en jij [slachtoffer] gebracht?
A: Ik denk 3 of 4 op een dag.
V: Hoe was de verdeling van dat geld?
A: De kosten van de auto gingen eraf. De verdeling van de rest van het geld werd verdeeld door [medeverdachte 2] en mij, omdat [slachtoffer] nooit geld wilde hebben. [slachtoffer] vroeg ons geld, als zij nodig vond dat zij wat nodig had voor beltegoed of kleding.”
Op 25 juni 2012 [29] :
“V: [medeverdachte 4], wij hebben eerder ook al gesproken over seksadvertenties. We hebben onderzoek gedaan naar de seksadvertenties en zijn daardoor een en ander te weten gekomen. Verklaar nu nog eens precies wat jouw aandeel geweest is mbt die seksadvertenties?
A: Welke precies weet ik niet. Ik heb een tijdje mijn telefoon aan [medeverdachte 1] uitgeleend. Ik heb een mapje in mijn telefoon gezien met e-mail adressen. Ik kan het niet goed uitleggen. De advertenties bestonden al en ik heb de tekst hiervan gekopieerd naar een nieuwe advertentie. De foto stond ook al op mijn telefoon. Deze was door [medeverdachte 1] erop gezet. Ik heb toen deze foto en tekst gebruikt voor een nieuwe advertentie bij [website 2]. Ze stonden ook bij [website 2]. Ik maak deze dan opnieuw aan zodat de advertentie weer bovenaan komt te staan. De foto met [slachtoffer] op de bank van de [adres 4] heb ik gebruikt. Deze stond in mijn Blackberry met telefoonnummer [telefoonnummer 1]. Ik heb deze foto van de advertentie gekopieerd. Dit is de enige advertentie die ik hergebruikt heb.
V: Je hebt de advertentie hergebruikt. Wat heb je nu veranderd?
A: Er stond dus een advertentie met de naam [alias 2] op de site [website 2]. Deze advertentie heb ik hergebruikt en de naam [alias 2] aangepast naar de naam [alias 1]. Er stonden prijzen in maar ik weet niet precies welke. Ze waren naar mijn mening veel te hoog en had deze aangepast. Ik weet niet meer naar welke prijzen is ze aangepast had.
V: Op welke sites heb jij advertenties geplaatst?
A: bij [website 2]
V: Op welke computer is deze advertentie aangemaakt?
A: Dit is gebeurd op de [adres 3] te Venlo. [medeverdachte 1] deed dat altijd hij hem thuis.
V: Wat hebben jullie op de computer gedaan om die advertentie aan te maken?
A: [medeverdachte 1] had een account gemaakt met de e-mail adressen die in mijn mapje stonden. Zo kon je binnen komen bij [website 2]. In de tijd dat [medeverdachte 1] met [slachtoffer] rond reed belde [medeverdachte 1] mij wel eens op om te vragen hoe hoog [slachtoffer] met de advertentie op de site stond. Wanneer ze achteraan stond vroeg [medeverdachte 1] me om deze hoger te plaatsen. [medeverdachte 1] gaf mij het wachtwoord erbij van advertentie zodat ik die omhoog kon plaatsen. Ik zag dat een heleboel advertenties staan allen met een foto van [slachtoffer]. Ik heb deze toen weer op nummer een gezet bij [website 2]. Ik kon dan via de browser geschiedenis van mijn Blackberry [telefoonnummer 1] zien waar hij allemaal was geweest op internet. Wanneer je dit controleert moet je dus zien dat dat e-mail adres met [account 2] of [account 5] en [account 3] voor 17 juli 2011 gebruikt was op de [adres 4]. Daarna zijn deze pas gebruikt op de [adres 3].
V [medeverdachte 4], mbt de advertentie “[alias 1] wilt jou”. Deze advertentie is geplaatst op 17-07-2011 met daaraan gekoppeld het e-mailadres [account 2] In deze advertentie staat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2]. Wat kun jij daarover verklaren?
A: Ik heb al eerder verklaard dat ik in die periode een auto had gehuurd en met [slachtoffer] gereden had. Als jullie dit zeggen zou dat kunnen zijn. De twee e-mail adressen waar ik zojuist over verklaarde komen mij bekend voor. Zoals jullie mij dit voorhouden zou het kunnen zijn dat [medeverdachte 2] deze misschien aangemaakt had.
V: Wie gebruikt dit e-mailadres?
A [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en ik wisten het wachtwoord van [account 2].”
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 18 juni 2012 [30] :
“V: in welke tijd heb je [slachtoffer] leren kennen?
A: in het begin van 2011. Ik heb [slachtoffer] wel eens weggebracht. Ik bracht [slachtoffer] weg en haalde haar weer op.
V: bleef jij wachten als [slachtoffer] bij een klant was?
A: ik wist van tevoren wel ongeveer hoe lang het zou duren.
V: is er wel eens iemand anders meegereden naar klanten, behalve [slachtoffer]?
A: nee, ik heb het maar een paar keer gedaan en ik was alleen met [slachtoffer].”
Op 19 juni 2012 [31] :
“Dat is de foto die gebruikt is bij de advertentie. Dat is [slachtoffer]. Je ziet toch zelf ook wel waar die foto gemaakt is. Dat zie je zelf toch ook wel, bij mij thuis. [verdachte] heeft mij gezegd dat [slachtoffer] vast heeft gezeten in Venray, iets met begeleid wonen. Ik weet dat omdat daar allemaal van die dingen zijn. Ik noem het een gekkenhuis.”
Op 26 juni 2012 [32] :
Ik ben in het begin 1 keer meegelopen naar de klant. Negen van de tien keren zette ik haar af en liep ze alleen naar de woning van de klant. De ene keer dat ik mee ben gelopen heb ik geld van de klant gekregen. Dat was op voorhand. Dit was 150 euro denk ik. Er werd vooraf een tijd afgesproken en dat wachtte ik op een parkeerplaats of zo tot [slachtoffer] aan kwam lopen. [verdachte] en ik zijn 1 keer in [M.] in een seksclub geweest. Ik kende de vorige eigenaar van deze club. Wij zijn daar naar toe gereden.
V: [medeverdachte 1] wij hebben begrepen dat jij ook gebruik gemaakt hebt van de computer op de [adres 3]. Klopt dat?
A: Daar heb ik wel eens achter gezeten maar dat was zelden. Dit is de computer in de huiskamer.”
Verklaringen verdachte
Verdachte [verdachte] verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 12 juni 2012 [33] :
“Jullie hebben het over [slachtoffer]. In 2011 heb ik een relatie met haar gehad. Ik ontdekte dat ze zwakbegaafd was ofwel een laag IQ had. Ze zat bij [naam stichting]. Ik wist dat eigenlijk al. Je kon dat merken aan haar gedrag. Ik heb toen een keer een vriend van mij genaamd [medeverdachte 1] meegenomen met stappen. Hij heeft toen [slachtoffer] gezien. Hij zag dat ze zwakbegaafd was. [medeverdachte 1] had het steeds over hoeren waar zij bij was. Hij wilde haar in de escort zetten. Hij wilde de opbrengst met mij delen. Hij wilde dat ik mee reed om [slachtoffer] weg te brengen. Ik wilde dat niet. [medeverdachte 1] heeft toen zijn nichtje [medeverdachte 4] erbij betrokken. Ik weet dat er een foto ten behoeve van die advertenties is gemaakt.”
Op 13 juni 2012 [34] :
“Op een gegeven moment hoorde ik van [medeverdachte 1] dat hij [slachtoffer] escortprostitutie wilde gaan laten doen. Hij zei toen dat ze [slachtoffer] op internet gingen zetten. [slachtoffer] vertelde mij dat [medeverdachte 1] met haar nichtje [medeverdachte 4] een foto van haar gemaakt hadden in de caravan op het woonwagenkampje in [S.]. De foto was gemaakt op de bank in woonwagen.
V: Waar kent [medeverdachte 1], [slachtoffer] van?
A: Via mij tijdens op stap gaan in 2011. Dat moet in juni of juli 2011 geweest zijn. Ik had toen ongeveer een maand een relatie met [slachtoffer].
V: Wat kun jij verklaren omtrent [slachtoffer] en werken in de prostitutie?
A: [slachtoffer] heeft me zelf verteld dat ze een aantal keren naar klanten is geweest ten behoeve van prostitutie. Ik wist dat. [slachtoffer] vertelde mij ook dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] daarbij betrokken waren, klanten belden naar [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] bracht haar weg naar de klanten. Toen is er ruzie ontstaan tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] en toen is [medeverdachte 4] alleen met [slachtoffer] verder gegaan.
V: Wanneer werkte [slachtoffer] in de prostitutie?
A: Het is maar een korte periode in 2011 geweest. Iets van twee weken of zo.
V: Hoe kwam [slachtoffer] aan adressen waar ze zou kunnen werken?
A: Dat ging via internet. Zij stond op internet. Ik denk dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] haar op internet hebben gezet. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben mij een keer verteld dat ze [slachtoffer] op internet gingen zetten. Ik heb maanden later van [medeverdachte 1] gehoord dat het op internet zetten van [slachtoffer] heel makkelijk ging omdat [medeverdachte 4] er meer van af wist hoe ze dat moest doen.
V: Hoe regelde [slachtoffer] een en ander?
A: [slachtoffer] regelde dat niet. [medeverdachte 4] regelde dat. [medeverdachte 1] vertelde mij een maand of twee later dat [medeverdachte 4] dat allemaal regelde via een telefoon.
V: [verdachte], werkt/werkte [slachtoffer] vrijwillig in de prostitutie?
A: Ze heeft mij verteld dat ze dat vrijwillig wilde doen omdat ze een piercing en telefoon en een reis naar Spanje zou krijgen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1]. Ik heb haar meteen gezegd dat ze die toch niet zou krijgen. Maar ik weet, [slachtoffer] was zwakbegaafd en kon geen nee zeggen. Ze zei overal ja op. Ze heeft geen eigen wil. Als ik wilde kon ik alles van [slachtoffer] gedaan krijgen, dus toen ze [medeverdachte 1] ontmoette, ging het fout.”
Op 14 juni 2012:
“Op een avond, zaten wij, [slachtoffer], [medeverdachte 1] en ik in de auto van [medeverdachte 1]. Wij reden op de weg in de richting van Reuver. [medeverdachte 1] had mij opgehaald. Daarna zijn wij [slachtoffer] gaan ophalen. Op liet moment dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] buiten zag staan zei hij tegen mij, waar heb je die kwiebus gevonden. Ik zei tegen [medeverdachte 1] dat zij bij [naam stichting] zat. Nadat [medeverdachte 1] [slachtoffer] had horen praten had [medeverdachte 1] in de gaten dat [slachtoffer] een beetje een dommerik was. [medeverdachte 1] zei tegen mij nadat hij haar had gezien en gehoord die is niet 100%. Vervolgens zijn wij gaan rijden in de richting van Reuver. In de auto werd gesproken over, hoeren en escort. [medeverdachte 1] vroeg toen aan mij, wil [slachtoffer] niet voor ons werken als hoer. Ik vroeg aan [slachtoffer] of zij dit wilde doen. Zij gaf dat wil ik wel, maar wel voor een piercing, kleding en zulke dingen, volgens mij geld en sigaretten. [medeverdachte 1] zei daarop, dat komt allemaal wel goed, laat mij dit maar regelen. Een paar dagen later kwam [medeverdachte 1] bij mij en toen wij samen met [slachtoffer] langs een paar clubs geweest. Volgens mij een parenclub, ik meen in [W.]. [slachtoffer] heeft daar een rondleiding gekregen. [medeverdachte 1] deed het woord, hij heeft gesproken met de bazin. Later heeft [medeverdachte 1] de club weer gebeld en hij heeft aangegeven dat het niet doorging omdat zij te weinig zou verdienen. Verder zijn wij nog naar een club in [M.] geweest. Hier was [slachtoffer] niet bij. In [M.] kwamen we niet verder, daar werd gezegd kom maar met het meisje. Een paar dagen later werd ik opgehaald door [medeverdachte 1] en bij hem zat [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] gaf aan dat hij iets gevonden had voor [slachtoffer], ik ging ervan uit dat dat te maken had met het werken van [slachtoffer]. Hiermee bedoel ik het werken in de prostitutie. [35]
V: [verdachte] hoe is nou precies gegaan met die legitimatie, die je van [slachtoffer] hebt afgenomen. Wanneer was dat?
A: Dit is geweest, 3 dagen nadat zij weg was geweest met [medeverdachte 1]. Ik had in die tijd ruzie met [medeverdachte 1]. Ik heb de legitimatie van haar afgepakt. Op een gegeven moment belde [slachtoffer] mij omdat zij haar legitimatie terug wilde hebben, anders zou ze naar de politie gaan. Ik heb toen gezegd ga maar. Ik heb de legitimatie afgegeven bij [naam stichting]. Dit is geweest kort voordat zij werd “vast” gezet. Ik heb de legitimatie terug gebracht en anderhalf uur met iemand van [naam stichting] gesproken.” [36]
Op 26 juni 2012 [37] :
“[medeverdachte 1] had mij beloofd dat ik de helft zou krijgen als [slachtoffer] wat zou verdienen.
V: waarom werd er over [slachtoffer] gesproken om haar de hoer te laten spelen?
A: omdat zij snel beïnvloedbaar was. Omdat zij overal ja op zei. [medeverdachte 1] gaf aan, omdat [slachtoffer] steeds zei dat zij van mij hield, dat je dat kon gebruiken. Omdat [slachtoffer] van mij hield zou zij overal ja zeggen wat wat ik haar vroeg. [medeverdachte 1] wist precies hoe hij dit aan moest pakken. Ik bedoel daarmee, hoe hij dit zei, hoe dit gedaan moest worden. Om [slachtoffer] in de prostitutie te brengen. [medeverdachte 1] sprak met mij af dat ik de helft zou krijgen.
[slachtoffer] was bij mij thuis en toen kwam [medeverdachte 1] naar ons toe. Hij kwam ons ophalen met zijn auto. [medeverdachte 1] is niet binnen geweest. In de auto zat ook [medeverdachte 4]. Daar vertelde [medeverdachte 1] dat hij klanten had gevonden voor [slachtoffer]. [medeverdachte 1] zei tegen mij dat [medeverdachte 4] dit telefonisch regelde dat [slachtoffer] naar klanten kon. [medeverdachte 1] had mij gezegd dat hij [slachtoffer] op internet had gezet voor de escort. [medeverdachte 4] was op een gegeven moment aan het bellen en wij reden toen naar Tegelen. In Tegelen zijn wij naar een flat gereden, daar vlakbij is een houten frietkraam. Hier zijn [medeverdachte 1] met [slachtoffer] uitgestapt. Zij zijn gaan lopen naar een rijtjeswoning. Ik heb deze woning niet gezien. [medeverdachte 4] en ik bleven bij de auto. [medeverdachte 1] kwam terug zonder [slachtoffer]. Hij zei mij dat [slachtoffer] bij een klant was [medeverdachte 1] ging na bepaalde tijd weer terug naar die woning en kwam met [slachtoffer] terug.
V: Weet je op welke computer de advertenties gemaakt zijn.
A: Dat is op [medeverdachte 1] computer gebeurd.
Ik heb nog geprobeerd om [slachtoffer] uit deze situatie te halen, door haar legitimatie bij haar weg te halen en haar telefoon kapot te maken zodat ze geen contact meer had met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4]. Verder heb ik haar weggehaald bij [naam stichting] zodat [medeverdachte 1] haar niet kon bereiken. Dat [slachtoffer] op eigen initiatief naar [medeverdachte 1] ging, kon ik niet tegen houden.”
4.3.2
Overwegingen van de rechtbank
Een bewezenverklaring van hetgeen ten laste gelegd is op basis van artikel 273f, eerste lid, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte ten aanzien van [slachtoffer] een of meer handelingen heeft verricht met het oogmerk van uitbuiting en met gebruikmaking van (één van) de in dat artikel genoemde dwangmiddelen.
Een bewezenverklaring van hetgeen ten laste gelegd is op basis van artikel 273f, eerste lid, sub 4, van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte [slachtoffer] met gebruikmaking van (één van) de in dat artikel genoemde dwangmiddelen heeft aangezet tot prostitutie.
Een bewezenverklaring van hetgeen ten laste gelegd is op basis van artikel 273f, eerste lid, sub 6, van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer].
Een bewezenverklaring van hetgeen ten laste gelegd is op basis van artikel 273f, eerste lid, sub 9, van het Wetboek van Strafrecht kan volgen als verdachte [slachtoffer] met gebruikmaking van (één van) de in dat artikel genoemde dwangmiddelen heeft gedwongen tot afgifte van de opbrengsten uit de prostitutie.
Hieromtrent overweegt de rechtbank met inachtneming van de gevoerde verweren als volgt.
Feitelijke handelingen
Op grond van de in het voorgaande weergegeven verklaringen van [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat verdachte [verdachte] , destijds de vriend van [slachtoffer], aan haar in het bijzijn van in elk geval verdachte [medeverdachte 1] heeft voorgesteld om te gaan werken als prostitué. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat dit wordt ondersteund door de verklaring van verdachte [verdachte], die heeft aangegeven dat hij dit op initiatief van verdachte [medeverdachte 1] aan [slachtoffer] heeft gevraagd en verdachte [medeverdachte 1] verdachte [medeverdachte 4] er bij heeft betrokken.
De rechtbank acht bewezen dat er een foto is gemaakt van [slachtoffer] en dat deze is gebruikt in advertenties op [website 1] en [website 2] betreffende [slachtoffer]. Bij het onderzoek naar het plaatsen en bewerken van de betreffende advertenties en de daarin genoemde e-mailadressen zijn IP-adressen achterhaald die gerelateerd zijn aan de woonadressen van de verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1]. Bovendien blijkt uit de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] en de doorzoeking van zijn woning dat de betreffende foto van [slachtoffer] in de woonkamer van verdachte [medeverdachte 1] is gemaakt. Verdachte [verdachte] verklaart hierover dat hij van [slachtoffer] heeft gehoord dat verdachte [medeverdachte 4] bij het maken van deze foto aanwezig was.
De rechtbank acht bewezen dat verdachten [slachtoffer] daadwerkelijk als prostitué hebben laten werken. Dit volgt uit de verklaring van [slachtoffer] en de verklaringen van de verdachten en de voren weergegeven verklaringen van de verschillende getuigen. De getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] verklaren immers dat verdachte [medeverdachte 1] bij seksinrichtingen in [W.] en [M.] heeft geïnformeerd om [slachtoffer] als prostitué te laten werken. Voorts blijkt uit het onderzoek naar de telecommunicatie dat klanten contact legden middels de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1], welke nummers toebehoren aan verdachte [medeverdachte 4]. Op de Blackberry met het nummer [telefoonnummer 1] zijn 57 email-berichten aangetroffen betreffende afspraken die werden gemaakt voor het aanbieden van seksuele diensten.
Op basis van de verklaringen van [slachtoffer], de verklaringen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] en de resultaten van de onderzoeken naar de telecommunicatie aan de Nokia respectievelijk aan de Blackberry, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [medeverdachte 4] voor [slachtoffer] de contacten heeft onderhouden met (potentiele) klanten over het verrichten van seksuele handelingen. Zowel [slachtoffer] als de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] verklaren dat verdachte [medeverdachte 4] de afspraken met klanten maakte, hetgeen ook door verdachte [medeverdachte 4] wordt verklaard. Die contacten liepen via de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1], toebehorende aan verdachte [medeverdachte 4].
[slachtoffer] heeft aangegeven dat zij aanvankelijk door verdachte [medeverdachte 1] en later door verdachte [medeverdachte 4] naar klanten werd gebracht voor seksafspraken en ook weer door hen opgehaald, hetgeen wordt bevestigd door zowel de verklaringen van de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] alsmede de getuigenverklaringen van de klanten [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2]. Ook de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben verklaard dat zij [slachtoffer] naar klanten hebben gebracht en opgehaald voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling, zodat de rechtbank ook dit onderdeel bewezen acht.
Eveneens volgt uit de verklaringen van [slachtoffer] en de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4], alsmede uit getuigenverklaringen van de klanten [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2] dat de verdachten [medeverdachte 1] of [medeverdachte 4] vooraf het geld van de klanten inden althans onder zich namen voor de seksuele diensten van [slachtoffer]. Het geld in ontvangst nemen van klanten voor de verrichte seksuele handelingen acht de rechtbank derhalve ook bewezen.
De rechtbank acht eveneens voldoende bewijsmiddelen aanwezig dat [slachtoffer] is bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie af te staan aan verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2]. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het ‘afstaan’ niet enkel als een fysieke handeling moet worden gezien, maar ook ziet op het niet uitbetalen van verdiende inkomsten dan wel het geen aanspraak laten/kunnen maken hierop. [slachtoffer] verklaart dat zij, behoudens één keer zestig euro, nooit het geld heeft ontvangen dat zij verdiende met het verrichten van seksuele handelingen met mannen, maar dat zij aan [medeverdachte 4] kon vragen als zij iets nodig had, hetgeen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte [verdachte]. Uit de getuigenverklaringen van de klanten [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2] blijkt dat zij het geld hebben afgegeven aan verdachte [medeverdachte 1] dan wel [medeverdachte 4]. Verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] verklaren overigens zelf ook dat zij het geld van de door [slachtoffer] verrichte diensten hebben ontvangen. Gelet op het feit dat medewerkers van [naam stichting] aangeven dat [slachtoffer] vaker nieuwe kleding droeg, acht de rechtbank aannemelijk dat naast de zestig euro die [slachtoffer] zelf zegt eenmaal te hebben ontvangen een (gering) deel van de verdiensten van [slachtoffer] zijn besteed aan door [slachtoffer] gekochte kleding. In dat verband hebben de verdachte [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] verklaard dat als [slachtoffer] aangaf iets nodig te hebben, [medeverdachte 4] daarvoor geld gaf, hetgeen [slachtoffer] volgens de informatie uit de Cura-rapportage ook heeft aangegeven bij de medewerkers van [naam stichting]. In het licht van vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachten beschikten over het door [slachtoffer] verdiende geld en dat dat geld strekte tot voordeel van de verdachten.
De rechtbank acht ook bewezen dat [slachtoffer] door de verdachten in een gecontroleerde situatie is gehouden, nu uit de verklaring van [slachtoffer] en de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] blijkt dat [slachtoffer] niet alleen naar klanten ging maar telkens tot bij de deur werd vervoerd en weer werd opgehaald door verdachten [medeverdachte 1] of [medeverdachte 4], waarbij bovendien in de meeste gevallen één van de andere verdachten aanwezig was.
De rechtbank acht niet bewezen dat in dit kader de ID-kaart en telefoon van [slachtoffer] zijn afgepakt, aangezien verdachte [verdachte] uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij dit heeft gedaan om te voorkomen dat de verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] nog langer contact met haar op konden nemen alsmede dat zij haar in het buitenland als prostitué te laten werken. De rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen dat de verklaring van [verdachte] onjuist is.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen van verdachte en haar medeverdachten zijn begaan met het oog op seksuele uitbuiting van [slachtoffer] en of deze handeling zich laten kwalificeren als mensenhandel in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Middelen
De rechtbank is van oordeel dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] door misbruik van haar kwetsbare positie [slachtoffer] hebben geworven alsmede haar hebben bewogen zich beschikbaar te stellen voor de prostitutie en dat de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] haar ter uitvoering daarvan hebben vervoerd. Zij overweegt daartoe dat [slachtoffer] daarover heeft verklaard dat haar toenmalige vriend verdachte [verdachte] degene was die haar heeft gevraagd of zij seks met andere mannen wilde hebben voor geld. Ook heeft zij verklaard dat zij uiteindelijk heeft ingestemd, omdat zij geen nee durfde te zeggen. Verdachte [verdachte] verklaart dat het idee van verdachte [medeverdachte 1] kwam en dat [slachtoffer] werd gevraagd, omdat zij zijn vriendin was, snel beïnvloedbaar was en overal ja op zei.
Deze kwetsbare positie van [slachtoffer] blijkt uit de door de [naam stichting] beschikbaar gestelde informatie en het feit dat [slachtoffer] een mentor heeft om beslissingen in haar belang te nemen. Uit het voren weergegeven psychodiagnostisch onderzoek blijkt voorts dat [slachtoffer] een IQ van onder de 60 heeft en zij vooral moeite heeft met het inschatten van sociale situaties. Dat [slachtoffer] kwetsbaar was vanwege naar geestelijke gesteldheid, is kenbaar geweest voor verdachte gelet op zijn eigen verklaring.
(Oogmerk van) uitbuiting
Oogmerk veronderstelt tenminste een noodzakelijkheidsbewustzijn ten aanzien van het gevolg.
Op basis van vorenstaande bewijsmiddelen en overwegingen stelt de rechtbank vast dat de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] het door [slachtoffer] verdiende geld hebben ontvangen. [slachtoffer] heeft daarover verklaard dat het geld bij de klanten door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] werd geïnd en dat zij slechts één keer zestig euro heeft ontvangen. Verdachte [medeverdachte 4] beschikte over het geld en als [slachtoffer] ergens geld voor nodig had, moest zij dat aan verdachte [medeverdachte 4] vragen.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat het doel waarmee verdachte en haar medeverdachten [slachtoffer] bewogen tot het zich prostitueren, was om zichzelf te verrijken. De uitvoering van alle handelingen die daarvoor nodig waren, heeft daadwerkelijk geleid tot uitbuiting van [slachtoffer]. Zij kon immers niet, zoals een mondige Nederlandse prostitué, voor haar eigen belangen opkomen en ervoor waken dat zij een passend deel van haar eigen verdiensten zou ontvangen. Het feit dat [slachtoffer] aan verdachte [medeverdachte 4] geld kon vragen als zij dat nodig had om spullen te kopen, maakt dit oordeel niet anders.
Voordeel trekken
Hetgeen hiervoor omtrent de uitbuiting van [slachtoffer] is overwogen, leidt tot de conclusie dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] (artikel 273f, eerste lid, sub 6 van het Wetboek van Strafrecht) en dat door het misbruik maken van de kwetsbare positie van [slachtoffer], [slachtoffer] is bewogen verdachte en haar medeverdachten te bevoordelen uit de opbrengsten van dat prostitutiewerk (artikel 273f, eerste lid, sub 9 van het Wetboek van Strafrecht).
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen van mensenhandel. Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen en overwegingen stelt de rechtbank vast dat rondom [slachtoffer] sprake is geweest van een doelgerichte structuur van uitbuiting. Aan deze uitbuiting hebben de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in wisselende stadia en samenstellingen meegewerkt. Uit vorenstaande bewijsmiddelen blijkt dat alle verdachten een wezenlijk aandeel hebben gehad in de uitvoering van de werkzaamheden. Verdachte [verdachte] heeft haar op initiatief van verdachte [medeverdachte 1] geworven. Vervolgens hebben de verdachte [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] haar bewogen tot het verrichten van seksuele diensten tegen betaling. Dit is gefaciliteerd door de verdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] middels het maken van een foto van verdachte en het aanmaken en beheren van de advertenties op internet waarin de diensten van [slachtoffer] werden aangeboden. Verdachte [medeverdachte 4] is degene geweest die de contacten met de potentiele klanten onderhield en afspraken maakte. Verdachte [medeverdachte 1] heeft in aanwezigheid van verdachte [verdachte] geprobeerd [slachtoffer] aan te bieden aan twee seksinrichtingen. Ook hebben zij [slachtoffer] aanvankelijk naar de klanten vervoerd, waarbij verdachte [verdachte] in elk geval één keer aanwezig is geweest. Verdachte [medeverdachte 1] was degene die dan het geld inde. Op enig moment heeft verdachte [medeverdachte 4] samen met verdachte [medeverdachte 2] het vervoer van [slachtoffer] naar de klanten voor haar rekening genomen en het geld geïnd.
Onder genoemde omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] dat verdachte als medepleger van mensenhandel moet worden aangemerkt. Het aandeel van verdachte heeft in het bijzonder bestaan het werven van [slachtoffer] en het in elk geval één keer vervoeren van [slachtoffer]. Ook heeft hij samen met verdachte [medeverdachte 1] geprobeerd [slachtoffer] bij seksinrichtingen aan het werk te krijgen.
De op onderdelen door de verdediging gevoerde verweren zijn aldus verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij in de periode van 1 april 2011 tot 12 augustus 2011 in de gemeente Venlo en te Panningen, en de gemeente Helmond en te Mierlo meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen,
een ander, genaamd [slachtoffer], door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven en vervoerd (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer],
en
die [slachtoffer] door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten,
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer],
en
die [slachtoffer] door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met een derde,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of zijn mededaders
- van die [slachtoffer] een foto gemaakt en vervolgens deze foto gebruikt in een advertentie voor die [slachtoffer] en/of deze advertentie vervolgens op meer site(s) (onder de naam [alias 1] en/of [alias 3]) geplaatst en
- de contacten onderhouden met meerdere klanten en afspraken gemaakt voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en
- die [slachtoffer] gebracht en vervoerd naar meer klanten voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en
- die [slachtoffer] als prostitué laten werken en
- van de klanten het geld in ontvangst genomen voor de verrichte seksuele handelingen en
- die [slachtoffer] bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededaders af te staan en
- die [slachtoffer] in een door de verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie te houden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 273f juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Door de psycholoog drs. J.J.M. van der Heijden is omtrent de geestvermogens van verdachte op 23 november 2012 rapportage uitgebracht.
Deze deskundige stelt dat er sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van afhankelijkheid van cannabis, cocaïne en GHB, alsmede van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid in combinatie met antisociale trekken. Deze stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hadden een dusdanige invloed dat het ten laste gelegde, indien bewezen, daaruit verklaard zou kunnen worden. Verdachte overzag als gevolg van zijn zwak-begaafdheid en antisociale persoonlijkheidstrekken de consequenties van zijn gedrag in zeer beperkte mate, terwijl het gebruik van verschillende middelen zijn laatste remmingen deden verdwijnen. Ten gevolge van zijn beïnvloedbaarheid liet hij zich door een vriend overhalen aan diens voornemen mee te werken.
De deskundige adviseert om indien het strafbare feit bewezen worden geacht, verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en maakt deze tot de hare. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte strafbaar is voor het bewezen-verklaarde nu overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verdachtes strafbaarheid opheffen.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht. gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter onderbouwing van haar eis heeft de officier van justitie onder andere verwezen naar de uitgangspunten van het openbaar ministerie ten aanzien van mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in het kader van de strafoplegging gewezen op het feit dat hoewel de officier van justitie zich beroept op de richtlijnen van het openbaar ministerie, uit de jurisprudentie betreffende mensenhandel blijkt dat de bandbreedte voor de strafoplegging veel breder is dan betreffende richtlijnen en in een enkel geval zelfs volstaan wordt met een rechterlijk pardon. De richtlijnen zijn de afgelopen jaren flink in ontwikkeling geweest, maar onderhavige zaak betreft feiten van drie jaar geleden en dienen dus ook naar de toenmalige maatstaven te worden beoordeeld. De raadsman is dan ook van mening dat de door de officier van justitie gehanteerde richtlijnen in onderhavige zaak niet van toepassing zijn en er voldoende ruimte is om te volstaan van een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in het bijzonder gelet op de zeer beperkte rol die verdachte heeft vervuld en het feit dat hij als verminderd toerekenings-vatbaar moet worden beschouwd. Voorts dient in de strafoplegging rekening te worden gehouden met het tijdsverloop en de positieve ontwikkeling die verdachte sindsdien heeft doorgemaakt, waardoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de raadsman niet passend wordt geacht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft samen met zijn medeverdachten misbruik gemaakt van een kwetsbare vrouw en hiervan geprofiteerd. Juist omdat het hier om prostitutiewerkzaamheden ging, hebben verdachte en zijn medeverdachten door aldus te handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en hebben zij haar geestelijke en lichamelijke integriteit ernstig geschaad. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte en haar medeverdachten een grote impact op [slachtoffer] heeft gehad en zij naar aanleiding van onderhavig feit gedurende lange tijd op een gesloten afdeling is geplaatst.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen die het slachtoffer zou ondervinden als gevolg van hun handelen. Zij hebben geen enkel respect getoond voor het slachtoffer. Zij hebben zich louter laten leiden door hun eigen financieel gewin. De rechtbank rekent hen dit ernstig aan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister vaker met politie en justitie in aanraking is geweest, hetgeen hem er blijkbaar niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
Bij de strafoplegging is tevens rekening gehouden met het advies van de deskundige Van der Heijden, hiervoor onder 6 besproken, om verdachte ten aanzien van het bewezen-verklaarde verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusie de deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank houdt voorts in strafmatigende zin er rekening mee dat de periode van uitbuiting betrekkelijk kort is geweest (een aantal weken), de beperkte rol van verdachte en het feit geruime tijd geleden is gepleegd. Sinds de aanhouding van verdachte in deze zaak (op 12 juni 2012) en de uiteindelijke inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting (op 10 juli 2014) zijn ruim 2 jaar verstreken en is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat gezien de ernst van het feit in beginsel vrijheidsbeneming een passende straf vormt. Desondanks zal de rechtbank zal de rechtbank de officier van justitie toch niet volgen in het opleggen van een onvoor-waardelijke gevangenisstraf. Dit heeft met name te maken met het feit dat de rechtbank de rol van verdachte in het geheel aanzienlijk beperkter acht dan de officier van justitie. Naar oordeel van de rechtbank heeft de rol van verdachte bestaan in het werven van [slachtoffer] en het in elk geval één keer vervoeren van [slachtoffer]. Daarbij komt dat blijkens het dossier verdachte [verdachte] zich snel heeft gerealiseerd dat het niet goed was wat er met [slachtoffer] werd gedaan en heeft hij geprobeerd om [slachtoffer] uit deze situatie te halen. Tevens is via verdachte het bewezenverklaarde uiteindelijk aan het licht is gekomen en is er een eind gekomen aan de uitbuiting van [slachtoffer].
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Met de oplegging van een voorwaardelijke deel wordt de strafoplegging bovendien dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten in de toekomst. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden.
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële schade en immateriële schade.
[slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 3.563,41 en de immateriële schade op een bedrag van € 3.936,59 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Daarnaast vordert [slachtoffer] de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakend feit.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de materiële schade bepleit dat deze dient te worden afgewezen, nu uit het dossier blijkt dat verdachte nooit geld ontvangen heeft. Bovendien hebben de verschillende verdachten ieder een eigen aandeel in het geheel gehad.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding, gelet op het causaal verband met het ten laste gelegde, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit (artikel 47 juncto 273f van het Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Het gevorderde bedrag komt de rechtbank alleszins redelijk voor. De vordering immateriële schade, die door verdediging onvoldoende is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor toewijzing vatbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook de materiele schade die door de verdediging onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 12 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht samen met zijn mededaders aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 12 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 72 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] voornoemd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 63, 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
taakstraf voor de duur van 200 uren,
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag.
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijke;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarde heeft overtreden;
-
stelt als algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
-
wijst toede vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], [adres so];
- veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] voornoemd te betalen een bedrag van € 7.500,- vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 12 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij – al dan niet via de betaling aan de Staat – door (één van) verdachtes mededaders is voldaan;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 7.500,-, subsidiair 72 dagen hechtenis ten behoeve van voornoemd slachtoffer van het feit (artikel 47 juncto 273f van het Wetboek van Strafrecht), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
- bepaalt dat indien verdachte en/of zijn mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over laatst-vermeld bedrag te rekenen vanaf 12 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of zijn mededader aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. M.B.T.G. Steeghs en
mr. A.K. Kleine, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juli 2014.
Mr. A.K. Kleine is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord Recherche vreemdelingenpolitie opgemaakte proces-verbaal, genummerd 2011069858 d.d. 8 augustus 2012 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2012, pagina 530-531.
3.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2012, pagina 447.
4.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2012, pagina 449-451.
5.Ambtsedig proces-verbaal van aangifte d.d.23 augustus 2011, pagina 265-267.
6.Psychodiagnostisch onderzoek betreffende [slachtoffer] d.d. 21 oktober 2008, pagina 471-473.
7.Verslag verbatim studioverhoor d.d. 19 december 2011, pagina 277-315.
8.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2012, pagina 498.
9.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2012, pagina 502.
10.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2012, pagina 503-509.
11.Ambtsedig proces-verbaal d.d. 8 augustus 2012, pagina 15.
12.Ambtsedig proces-verbaal d.d. 8 mei 2012 met bijbehorende lijst inbeslaggenomen goederen, pagina 992-995.
13.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 mei 2012, pagina 1000-1001.
14.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2012, pagina 530-531.
15.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2012, pagina 923-924.
16.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen onderzoek telecommunicatie d.d. 25 juni 2012, pagina 738-750.
17.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 mei 2012, pagina 345-350.
18.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d.15 mei 2012, pagina 355.
19.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 mei 2012, pagina 390-393.
20.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d.16 mei 2012, pagina 400.
21.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 mei 2012, pagina 356-361.
22.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d.15 mei 2012, pagina 366.
23.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2012, pagina 410-412
24.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2012, pagina 415-417
25.Ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2012, pagina 418-419.
26.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 9 juli 2012, pagina 229-242.
27.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 10 juli 2012, pagina 250-253.
28.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 14 juni 2012, pagina 92-97.
29.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 25 juni 2012, pagina 110-123.
30.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 18 juni 2012, pagina 180-188.
31.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 juni 2012, pagina 189-193.
32.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 26 juni 2012, pagina 199-208.
33.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 12 juni 2012, pagina 141-144.
34.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 13 juni 2012, pagina 145-152.
35.Ambtsedig proces-verbaal van verdachte [verdachte] d.d. 14 juni 2012, pagina 154-157.
36.Ambtsedig proces-verbaal van verdachte [verdachte] d.d. 14 juni 2012, pagina 158-160.
37.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 26 juni 2012, pagina 161-168.