3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 25 maart 2014 werd door de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen een noodbevel ex artikel 175 van de Gemeentewet uitgevaardigd naar aanleiding van vertrouwelijke informatie van de Nationale Politie dat op 26 maart 2014 een zogenaamde “patch over party” van de motorclub Bandidos zou plaatsvinden in of rondom het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Hierbij was de toestroom van vertegenwoordigers van andere chapters en bevriende motorclubs, vanuit binnen- en buitenland, te verwachten. Er werd gevreesd dat de “patch over party” als provocerend kon worden gezien door concurrerende motorclubs. Gelet op de dreiging van een mogelijke confrontatie tussen motorclubs, heeft de burgemeester een noodbevel uitgevaardigd. De gemeente Sittard-Geleen werd daarbij als veiligheidsrisicogebied aangemerkt. De officier van justitie heeft daarop een last ex artikel 50, 51 en 52 van de Wet wapens en munitie uitgevaardigd, zodat in het risicogebied onder andere vervoermiddelen konden worden doorzocht en personen preventief gefouilleerd konden worden.
Tot slot heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van een sluiting van de woning aan de [W-straat] te Geleen voor de duur van 3 maanden.
Ter uitvoering van het voorgaande, is de politie op 26 maart 2014 naar het perceel aan de [W-straat] te Geleen gegaan. Aldaar bevonden zich op dat moment verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [betrokkene 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [betrokkene 2] en [betrokkene 3].
De rechtbank zal nu overgaan tot bespreking van de afzonderlijke feiten.
Ten aanzien van feit 1:
Op 26 maart 2014 werd de auto van [medeverdachte 1], welke ter hoogte van het perceel aan de [W-straat] te Geleen stond, doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. In deze auto werden in een zak met hondenbrokken en een Action-tas respectievelijk een geladen vuurwapen met 5 patronen en 10 losse patronen aangetroffen. Op het vuurwapen en twee patronen afkomstig uit het vuurwapen werd DNA materiaal aangetroffen, waarbij niet valt uit te sluiten dat dit afkomstig is van [medeverdachte 1].
Op de beelden van een camerabeveiligingssysteem was te zien dat [medeverdachte 1] kort voor de doorzoeking van de auto de zak met hondenbrokken zelf in de auto heeft geplaatst en de Action-tas bij de auto heeft geplaatst, waarna deze door een andere aanwezige, te weten [betrokkene 3], in de auto werd geplaatst. [medeverdachte 1] heeft ontkend dat hij spullen in de auto heeft gezet. Deze verklaring is, gelet op de camerabeelden, feitelijk onjuist en kennelijk leugenachtig. [medeverdachte 1] heeft op een cruciaal punt aantoonbaar gelogen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat [medeverdachte 1] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd om de waarheid te bemantelen. Het bemantelen van de waarheid door [medeverdachte 1] kan slechts één doel hebben, namelijk om te verbloemen dat hij wel degelijk op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in de zak hondenbrokken en de Action tas.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie direct verklaard dat het wapen van hem was. Bij zijn aanhouding was hij in bezit van de autosleutel van de auto van [medeverdachte 1]. De rechtbank acht desondanks de verklaring van verdachte dat hij de eigenaar van het wapen was, niet geloofwaardig. Verdachte heeft immers niets verklaard over het moment of de wijze waarop het wapen in de zak met hondenbrokken en vervolgens in de auto van een ander, te weten [medeverdachte 1], terecht is gekomen.
Ook de manier waarop verdachte zijn “bekentenis” doet, maakt dat de rechtbank weinig geloof hecht aan deze verklaring. Verdachte heeft immers enkel verklaard: “Ik wil het eigenlijk zo doen. Die 38.special, die achterin die hondenzak zat is van mij en voor de rest heb ik niks te zeggen”.
Ook de brief die verdachte later vanuit detentie stuurt aan de eveneens gedetineerde [medeverdachte 1] en waarin hij zijn excuses aan [medeverdachte 1] betuigt omdat hij iets in zijn auto heeft gelegd, komt op de rechtbank eerder over als een onhandige poging om zijn “bekentenis” kracht bij te zetten. Immers, ook verdachte zal ongetwijfeld hebben geweten dat dit type post van en naar gedetineerden gecontroleerd wordt en dat het dus vrijwel zeker was dat politie en/of justitie deze brief zou lezen. Gelet op al het voorgaande, valt dan ook niet uit te sluiten dat verdachte zijn “bekentenis” enkel heeft afgelegd om op die manier de verdenking jegens [medeverdachte 1] weg te nemen. Daar komt nog bij dat op het wapen en de munitie geen DNA materiaal van verdachte werd aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het wapen aan verdachte toebehoorde en dat hij wist van de aanwezigheid van het wapen in de auto van [medeverdachte 1]. Laat staan dat verdachte daarover kon beschikken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van feit 1.
Ten aanzien van feit 2:
Op 26 en 27 maart 2014 werd een onderzoek ingesteld op het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Op en rond het perceel werden op verschillende plaatsen meerdere vuurwapens en munitie aangetroffen. De wapens en de munitie waren dermate goed verstopt, te weten onder een metalen vat, in een in de grond begraven ton, in een tuinhuis en in een stofzuiger, dat deze pas bij hernieuwde zoekingen werden gevonden.
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd het voorhanden hebben van wapens en munitie, die werden aangetroffen in een in de grond van een belendend perceel begraven ton en ook munitie die in een stofzuiger in een schuur werd aangetroffen. Die laatste munitie behoorde bij een van de vuurwapens uit de ton.
Op de deksel van de ingegraven ton zat een DNA mengprofiel. Verdachte kon niet worden uitgesloten als donor van het celmateriaal. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte hoogst waarschijnlijk de deksel van de ton op enig moment heeft vastgehouden. Gelet op de complexiteit van het DNA mengprofiel, kan dit echter niet met zekerheid worden vastgesteld.
Verdachte was ten tijde van de doorzoeking op 26 maart 2014 aanwezig op het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Om tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de wapens en de munitie te komen, is met name relevant of verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en de munitie. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank dit niet kunnen vaststellen. Ook indien op basis van het DNA materiaal zou vaststaan dat verdachte de deksel van de ton op enig moment heeft vastgehouden, dan staat daarmee niet vast dat verdachte dus ook wetenschap had van de inhoud van de ton. Dit geldt te meer nu op de wapens en de munitie in de ton geen DNA van verdachte werd aangetroffen.
Gelet op het voorgaande dient verdachte dan ook, bij gebrek aan bewijs, te worden vrijgesproken van feit 2.
Ten aanzien van feit 3:
Op 26 maart 2014 werd de auto van [medeverdachte 5], die ter hoogte van het perceel aan de [W-straat] te Geleen stond, doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. In deze auto werd een vuurwapen met bijbehorende munitie aangetroffen. Op het wapen werd het DNA van verdachte aangetroffen.
Gelet op het DNA spoor op het wapen stelt de rechtbank vast dat verdachte op enig moment het aangetroffen wapen in handen zal hebben gehad. De rechtbank is, evenals de raadsman, van oordeel dat op basis hiervan echter niet kan worden vastgesteld dat verdachte het wapen op 26 maart 2014, zoals ten laste is gelegd, voorhanden heeft gehad. Immers, niet kan worden uitgesloten dat het DNA van verdachte al eerder op het wapen terecht is gekomen en dat hij op 26 maart 2014 geen wetenschap had van de aanwezigheid van dat wapen in de auto van [medeverdachte 5]. Verdachte zal dan ook, bij gebrek aan bewijs, worden vrijgesproken van feit 3.
Ten aanzien van feit 4:
Evenals de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat feit 4 bewezen kan worden verklaard op grond van:
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 maart 2014, pagina 164, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2014, pagina 335;
- het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 maart 2014, pagina 873;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 27 maart 2014, pagina 344.