ECLI:NL:RBLIM:2014:6410

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
03/659354-13, 03/700190-14 (TTZGEV)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf verdachten, waaronder leden van de motorclub Bandidos, voor wapenbezit en drugsmisdrijven

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 21 juli 2014, zijn vijf verdachten, waaronder vier leden van de motorclub Bandidos, veroordeeld voor het bezit van wapens en drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in verschillende gevallen in het bezit waren van vuurwapens, munitie, harddrugs en softdrugs. De straffen varieerden van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen tot geldboetes. De rechtbank sprak de verdachten vrij van het bezit van wapens en munitie die verstopt waren op een perceel dat als clubhuis van de Bandidos werd aangeduid, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachten wisten dat deze wapens en munitie daar aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de straffen in de meeste gevallen lager waren dan de eis van de officier van justitie, omdat de verdachten niet konden worden aangemerkt als verantwoordelijk voor de wapens die niet in hun directe machtssfeer lagen. De zaak benadrukt de complexiteit van bewijsvoering in strafzaken met betrekking tot wapenbezit en de verantwoordelijkheden van leden van criminele organisaties.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03/659354-13 en 03/700190-14 (TTZGEV)
Datum uitspraak : 21 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie, Professor Jonkersweg 7 te Rotterdam.
Raadsvrouw is mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, advocaat te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 juli 2014. De rechtbank heeft op deze terechtzitting gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.De tenlastelegging

De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de strafzaak met parketnummer 03/659354-13:
Feit 1:harddrugs voorhanden heeft gehad;
Feit 2:hennep aanwezig heeft gehad;
Feit 3:een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
In de strafzaak met parketnummer 03/700190-14:
Feit 1:al dan niet samen met een ander of anderen een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 2:al dan niet samen met een ander of anderen vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 3:een busje pepperspray voorhanden heeft gehad;
Feit 4:een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
Feit 5:een opvouwbaar mes heeft gedragen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich in de strafzaak met parketnummer 03/659354-13 op het standpunt gesteld dat de doorzoeking in de woning van verdachte rechtmatig was, aangezien de politie naar aanleiding van een CIE melding van 10 september 2013 op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie de woning heeft doorzocht. Zij acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 en 2 heeft zij daartoe aangevoerd dat de aangetroffen verdovende middelen zijn onderzocht en dat verdachte de feiten heeft bekend.
Ten aanzien van feit 3 heeft zij aangevoerd dat het vuurwapen werd aangetroffen en dat verdachte het feit heeft bekend. Verdachte kon over het wapen beschikken.
De officier van justitie heeft zich in de strafzaak met parketnummer 03/700190-14 op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 1 heeft zij daartoe aangevoerd dat in de auto van verdachte een vuurwapen en munitie werd aangetroffen. Op het wapen en op 2 patronen zat een DNA-mengprofiel, waarbij verdachte als donor van dit DNA-sporenprofiel niet kon worden uitgesloten. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het wapen van hem was. Dit sluit de aansprakelijkheid van verdachte echter niet uit, aangezien er sprake is van vermenging van eigendom. Er is sprake van medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat er wapens en munitie zijn aangetroffen op en nabij het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Zij heeft betoogd dat de woning aan de [W-straat]als clubhuis voor de motorclub Bandidos fungeerde en dat de aangetroffen wapens en munitie de wapenvoorraad van de motorclub Bandidos betrof. Deze stonden ter beschikking van alle leden. Verdachte verbleef in de woning aan de Waterstraat en heeft bovendien, als president, een leidinggevende positie binnen de club. Verdachte moet daarom strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor het voorhanden hebben van de wapens en de munitie.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de wapens in de woning van verdachte werden aangetroffen en dat verdachte hiervoor geen plausibele verklaring heeft gegeven.
Feit 5 kan bewezen worden aangezien het wapen bij de fouillering van verdachte werd aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in de strafzaak met parketnummer 03/659354-13 aangevoerd dat de doorzoeking van de woning van verdachte in strijd met artikel 8 van het EVRM (recht op privacy) was. De CIE informatie was onvoldoende concreet om tot de doorzoeking van de woning over te gaan. Bovendien is de politie pas 7 dagen na het verkrijgen van de informatie tot de doorzoeking overgegaan. De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen tot bewijsuitsluiting dient te leiden. Verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De raadsvrouw heeft in de strafzaak met parketnummer 03/700190-14 verzocht verdachte vrij te spreken van de feiten 1 en 2. Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat een medeverdachte heeft verklaard dat het wapen zijn eigendom was. Het mogelijke DNA spoor van verdachte op het wapen en 2 patronen maakt niet dat bewezen kan worden dat verdachte het wapen voorhanden had op de tenlastegelegde datum. Er valt immers niet vast te stellen wanneer het DNA spoor op het wapen terecht is gekomen. Ook staat niet vast dat verdachte wist van de aanwezigheid van het wapen in zijn auto en dat er een (beschikkings)machtsrelatie was tussen verdachte en het wapen. Er is ook geen sprake van medeplegen.
Ten aanzien van feit 2 heeft zij aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en de munitie op of nabij het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Deze bevonden zich dan ook niet in de machtssfeer van verdachte.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte niet wist dat de wapens in zijn woning aanwezig waren.
Voor wat betreft feit 5 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In de strafzaak met parketnummer 03/659354-13: [1]
Verweer met betrekking tot de rechtmatigheid van de doorzoeking:
Op 10 september 2013 ontving het Team Criminele Inlichtingen (voorheen: CIE) van de nationale politie, eenheid Limburg, de volgende informatie:

[verdachte] loopt met een .38 vuurwapen, in ieder geval als hij op stap gaat. Hij heeft ook vuurwapens thuis in zijn woning. Waar precies is niet bekend.
Voorts verklaar ik, alvorens bovenstaande informatie ter beschikking te hebben gesteld, mij een oordeel te hebben gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en over de juistheid van de informatie. Dat oordeel luidt dat de mij bekende achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, tot de conclusie leidt dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Met [verdachte] wordt bedoeld:
[naam]
Geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[adres]”
Naar aanleiding van deze informatie doorzocht de politie op 17 september 2013 de woning van verdachte, [adres] te Nieuwstadt. Hierbij werd gebruik gemaakt van een machtiging op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de doorzoeking onrechtmatig was, aangezien de informatie onvoldoende concreet was en de politie bovendien pas 7 dagen na de melding tot actie is overgegaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat een verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie.
De vraag of de politie op basis van de hiervoor genoemde informatie redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden, als bedoeld in artikel 49 van de Wet wapens en munitie, dat er op 17 september 2013 in de woning van verdachte wapens aanwezig waren, beantwoordt de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, bevestigend. De informatie, kennelijk afkomstig van een bij de politie bekende informant, was voldoende concreet en specifiek, om dat vermoeden te kunnen schragen. Bovendien werd de verstrekte informatie door de teamchef van het Team Criminele Inlichtingen als betrouwbaar aangemerkt. Het feit dat de verificatie zich heeft beperkt tot het kennelijk - zo begrijpt de rechtbank uit de verstrekte informatie - raadplegen van het GBA, doet daaraan niet af. Dit te minder nu niet goed valt in te zien op welke wijze nadere verificatie ter bevestiging of ontkrachting van het vermoeden, buiten medeweten van verdachte, zou hebben kunnen plaatsvinden. Dat de politie pas 7 dagen na de melding is overgegaan tot actie, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
Op 17 september 2013 vond er een onderzoek plaats in de woning van verdachte gelegen aan de [adres] te Nieuwstadt. Verdachte deelde desgevraagd mede dat hij over een revolver beschikte en dat er losse patronen bij zaten. Het vuurwapen was niet geladen. Op aanwijzen van verdachte troffen verbalisanten in een zwart buideltasje een revolver aan. In een ander vakje van het buideltasje zaten 10 patronen van het kaliber .38 Special. [2] Het wapen en de patronen werden inbeslaggenomen. [3] Het wapen werd onderzocht door een wapendeskundige. Het bleek te gaan om een revolver, merk Smith & Wesson, model 36, kaliber .38 Special. Het betreft een vuurwapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Ook de munitie werd onderzocht. Het betroffen 10 patronen van het kaliber .38 Special. De patronen betreffen munitie in de zin van artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [4]
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij het vuurwapen al zo’n 16 jaren heeft en dat hij het wapen heeft gekregen. [5]
Gelet op het aantreffen van de revolver en de munitie, het onderzoek door de wapendeskundige en de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast de verdachte een vuurwapen van categorie III onder 1 en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Feit 3 kan dan ook bewezen worden verklaard.
Tijdens het onderzoek in de woning van verdachte werd nog een plastic zak met marihuana en verschillende zakjes met wit poeder aangetroffen. [6] Deze stoffen werden in beslag genomen. [7] De stoffen werden onderzocht. Van de aangetroffen 768 gram hennep is een representatief monster genomen en getest. De test gaf een positieve reactie op de aanwezigheid van THC, de werkzame stof in hennep. [8] Onderzoek door het NFI wees uit dat in totaal 27,08 gram van de stoffen amfetamine dan wel 4-methylamfetamine bevatten en 6,42 gram van de stoffen MDMA bevatten. [9]
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de drugs aan hem toebehoorden. [10]
Gelet op het aantreffen en het onderzoek van de drugs en de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte 27,08 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of 4-methylamfetamine (harddrugs) en 768 gram hennep aanwezig heeft gehad. De feiten 1 en 2 kunnen dan ook bewezen worden verklaard.
In de strafzaak met parketnummer 03/700190-14: [11]
Inleiding
Op 25 maart 2014 werd door de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen een noodbevel ex artikel 175 van de Gemeentewet uitgevaardigd naar aanleiding van vertrouwelijke informatie van de Nationale Politie dat op 26 maart 2014 een zogenaamde “patch over party” van de motorclub Bandidos zou plaatsvinden in of rondom het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Hierbij was de toestroom van vertegenwoordigers van andere chapters en bevriende motorclubs, vanuit binnen- en buitenland, te verwachten. Er werd gevreesd dat de “patch over party” als provocerend kon worden gezien door concurrerende motorclubs. Gelet op de dreiging van een mogelijke confrontatie tussen motorclubs, heeft de burgemeester een noodbevel uitgevaardigd. De gemeente Sittard-Geleen werd daarbij als veiligheidsrisicogebied aangemerkt. De officier van justitie heeft daarop een last ex artikel 50, 51 en 52 van de Wet wapens en munitie uitgevaardigd, zodat in het risicogebied onder andere vervoermiddelen konden worden doorzocht en personen preventief gefouilleerd konden worden.
Tot slot heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van een sluiting van de woning aan de [W-straat] te Geleen voor de duur van 3 maanden.
Ter uitvoering van het voorgaande, is de politie op 26 maart 2014 naar het perceel aan de [W-straat] te Geleen gegaan. Aldaar bevonden zich op dat moment verdachte, [medeverdachte 2], [betrokkene 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5], [betrokkene 2] en [betrokkene 3].
De rechtbank zal nu overgaan tot bespreking van de afzonderlijke feiten. Deze worden in chronologische volgorde besproken.
Ten aanzien van feit 1:
Op 26 maart 2014 werd een personenauto, Audi A6, met[kenteken], die ter hoogte van het perceel aan de [W-straat] te Geleen stond, doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie. [12] Deze auto was eigendom van verdachte. [13] In de kofferbak werd in een zak hondenbrokken een sok aangetroffen. In deze sok zat een doorgeladen revolver. Ook lag er in de kofferbak een Action-boodschappentas met daarin een doorzichtig plastic zakje met daarin nog tien patronen. [14] Het wapen en de munitie werd in beslag genomen. [15] Onderzoek door een wapendeskundige wees uit dat het wapen een vuurwapen, revolver, merk Smith & Wesson, .38 Special betrof. Tijdens het onderzoek bleek dat de trommel geladen was met 5 patronen van het kaliber .38 Special. De revolver verkeerde hiermee in een geheel geladen toestand en was voor direct gebruik schietklaar. Het wapen betreft een vuurwapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
De in het wapen aanwezige 5 patronen en de 10 losse patronen uit het plastic zakje in de Action tas waren van het kaliber .38 Special. Het betreft munitie in de zin van artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Deze munitie bleek geschikt te zijn om de revolver mee af te vuren. [16]
Het vuurwapen en de patronen werden onderzocht op de aanwezigheid van DNA materiaal. [17] Op het vuurwapen en op twee patronen afkomstig uit het vuurwapen werd een DNA-mengprofiel aangetroffen. Verdachte kon niet worden uitgesloten als donor van dit celmateriaal. [18]
De rechtbank stelt aan de hand van het voorgaande vast dat er in de auto van verdachte een vuurwapen en 15 patronen werden aangetroffen. Op het vuurwapen en twee patronen afkomstig uit het vuurwapen werd DNA materiaal aangetroffen, waarbij niet valt uit te sluiten dat dit afkomstig is van verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat het zeer waarschijnlijk is dat verdachte op enig, maar niet nader vast te stellen moment het wapen en de patronen in handen heeft gehad.
Verdachte heeft verklaard dat hij zelf niets in de auto heeft gezet en dat “de jongens” zijn auto hebben volgeladen. Hij wist niets van het vuurwapen. Hij wist ook niet waar de zak met hondenvoer vandaan kwam. [19]
Op het pand aan de [W-straat] te Geleen was een camerabeveiligingssysteem bevestigd, waarmee opnamen werden gemaakt rond en om de woning. Onder meer zijn opnames gemaakt van de periode (ongeveer een uur) tussen de aankomst van de politie bij het pand en het moment dat de aanwezige personen en voertuigen doorzocht werden. In die periode kregen de aanwezigen de gelegenheid om hun spullen uit de woning te halen, omdat de woning voor drie maanden gesloten zou worden.
Deze beelden zijn door verbalisanten uitgelezen. Hierop was te zien dat verdachte op 26 maart 2014 om 16:17 uur onder andere een Action-tas linksachter de Audi A6 plaatst. Om 16:19 uur is te zien dat verdachte met een zak met hondenbrokken uit de woning komt. Hij zet deze hondenbrokkenzak rechtsachter in de kofferbak. De Action-tas wordt vervolgens door [betrokkene 3] in de kofferbak geplaatst. [betrokkene 3] gaat niet met zijn handen in deze tas. [20]
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij na aankomst van de politie niets in de auto heeft gezet en dat hij niet weet waar de hondenbrokkenzak in zijn auto vandaan komt, feitelijk wordt weersproken door hetgeen op de camerabeelden is te zien. Verdachte plaatst namelijk zelf de zak met hondenbrokken in zijn auto en plaatst de Action-tas achter zijn auto. De tas wordt daarna door [betrokkene 3] in de auto geplaatst. Juist in deze zak en tas worden respectievelijk een met 5 patronen geladen vuurwapen en 10 losse patronen aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat verdachte op een cruciaal punt aantoonbaar heeft gelogen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte een leugenachtige verklaring heeft afgelegd om de waarheid te bemantelen. Het bemantelen van de waarheid door verdachte kan slechts één doel hebben, namelijk om te verbloemen dat hij wel degelijk op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in de zak hondenbrokken en de Action tas.
De raadsvrouw heeft nog betoogd dat niet kan worden vastgesteld op welk moment het wapen in de zak met hondenbrokken is gelegd. Hierbij heeft zij verwezen naar de camerabeelden, waarop te zien is dat [medeverdachte 3], nadat verdachte de zak met hondenbrokken in de kofferbak heeft gezet, enige tijd (naar de rechtbank vast stelt: 62 seconden) bij de geopende kofferbak van de Audi A6 heeft gestaan: hij kan op dat moment het wapen in de zak hebben gestopt. Ook heeft zij gewezen op de verklaring van [medeverdachte 3] ten overstaan van de politie, waarin hij zegt dat het wapen van hem was.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 3] echter niet geloofwaardig. Het betreft een ongespecificeerde en niet nader toegelichte verklaring. [medeverdachte 3] heeft immers niets verklaard over het moment of de wijze waarop hij het wapen in de zak met hondenbrokken en vervolgens in de auto van verdachte zou hebben gestopt. Evenmin heeft hij iets verklaard over de patronen in het Action-tasje. Nu een nadere toelichting van [medeverdachte 3] zelf ontbreekt, valt niet uit te sluiten dat [medeverdachte 3] deze verklaring heeft afgelegd om op die manier de verdenking jegens verdachte weg te nemen.
Gelet op de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte in combinatie met het aantreffen van het vuurwapen en de munitie in de auto van verdachte, van welke munitie is vastgesteld dat deze passen in het vuurwapen, en de omstandigheid dat verdachte zeer waarschijnlijk het wapen en twee patronen uit dit wapen op enig moment heeft vastgehouden, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in zijn auto. Door de wijze van verhullen - in een sok in een zak hondenbrokken - heeft verdachte getracht in ieder geval de revolver, overigens een gelijksoortig wapen als het op 17 september 2013 in de gevoegde strafzaak bij verdachte aangetroffen wapen, ongemerkt van het perceel te laten verdwijnen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte dit wapen samen met een ander voorhanden had.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank feit 1 bewezen.
Ten aanzien van feit 5:
Op 26 maart 2014 werd verdachte, nadat hij het pand aan de [W-straat] te Geleen had verlaten, gefouilleerd. Hij droeg een heuptasje. In dit heuptasje bevond zich een valmes. [21] Het mes werd in beslag genomen. [22] Onderzoek aan het wapen wees uit dat het een opvouwbaar mes betrof. Het betreft een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie. Het wapen viel niet onder een van de andere categorieën. Gelet op de aard en de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, kon redelijkerwijs worden aangenomen dat dit voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen. [23]
De rechtbank stelt vast dat verdachte een opvouwbaar mes in een heuptasje bij zich heeft gedragen. Feit 5 kan dan ook bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2:
Op 26 en 27 maart 2014 werd een onderzoek ingesteld op het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Op en om het perceel werden op verschillende plaatsen meerdere vuurwapens en munitie aangetroffen. De wapens en de munitie waren dermate goed verstopt, te weten onder een metalen vat, in een in de grond begraven ton op een belendend perceel, in een tuinhuis en in een stofzuiger, dat deze pas bij hernieuwde zoekingen werden gevonden.
Verdachte verbleef ten tijde van de doorzoeking op 26 maart 2014 in de woning aan de [W-straat] te Geleen. Naar eigen zeggen was hij hier net een dag eerder naartoe gekomen, aangezien hij niet meer in zijn eigen woning ([adres] te Nieuwstadt) mocht verblijven.
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij, al dan niet samen met anderen, alle wapen en munitie die op en in de directe nabijheid van het perceel aan de [W-straat] te Geleen zijn aangetroffen, voorhanden heeft gehad. Om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, is met name relevant of verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en de munitie. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank dit niet kunnen vaststellen. Verdachte verbleef immers pas zeer recent in de woning aan de [W-straat] te Geleen. Daarbij komt nog dat de wapens en de munitie goed verstopt op en nabij het perceel lagen. Zo goed, dat ook politie en justitie ze pas bij een hernieuwde zoeking hebben ontdekt.
De officier van justitie heeft betoogd dat het pand aan de [W-straat] te Geleen als clubhuis van motorclub Bandidos moet worden aangemerkt. Zij heeft gesteld dat de politie op 26 en 27 maart 2014 op “de wapenvoorraad van de Bandidos” is gestuit. Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte als president van de Bandidos een leidinggevende functie binnen de club heeft en om die reden verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen werd aangetroffen.
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat op basis van deze omstandigheden, indien al juist, evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en de munitie. De impliciete gedachte achter de stellingen van de officier van justitie, namelijk dat in opdracht van verdachte de leden van de Bandidos de voorhanden wapens en munitie op en rond het clubhuis hebben verborgen blijkt niet uit het dossier en het onderzoek ter zitting. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van feit 2.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4:
Op 27 maart 2014 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte, gelegen [adres] te Nieuwstadt. [24] Verdachte had deze woning kort daarvoor op last van de politie moeten verlaten. [25]
Tijdens de doorzoeking werd in een kast in de woonkamer een busje pepperspray aangetroffen. In de keuken werden nog drie boksbeugels aangetroffen, [26] waarvan één in een keukenlade en twee boven op de koelkast. De goederen werden in beslag genomen. [27]
Onderzoek wees uit dat het busje pepperspray, merk Protect Pfeffer-Spray, een voorwerp betrof dat bestemd is voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof. Het voorwerp betreft een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, onder categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie. [28] De boksbeugels betreffen wapens in de zin van artikel 2, lid 1, van categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie. [29]
De rechtbank stelt vast dat in de woning van verdachte in de tenlastegelegde periode een busje pepperspray en drie boksbeugels zijn aangetroffen. Verdachte heeft hierover geen verklaring afgelegd. De raadsvrouw heeft ter zitting betoogd dat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de wapens. Zij heeft daarbij nog aangevoerd dat er vele mensen over de vloer kwamen bij verdachte en dat de wapens wellicht door anderen in de woning zijn gelegd. Dat zulks het geval is geweest, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Niet is gesteld of gebleken wie in de woning van verdachte zijn geweest, wanneer dat het geval was en waarom daar door anderen wapens zouden zijn achtergelaten.
Dat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de wapens acht de rechtbank evenmin aannemelijk, aangezien deze zich op zichtbare en/of vrij toegankelijke plaatsen in zijn woning bevonden. De rechtbank acht de feiten 3 en 4 dan ook bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
In de strafzaak parketnummer 03/659354-13:

1.

op 17 september 2013 te Nieuwstadt, opzettelijk aanwezig heeft gehad 27,08 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of 4-methylamfetamine en 6,42 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine, 4-methylamfetamine en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.

op 17 september 2013 te Nieuwstadt, opzettelijk aanwezig heeft gehad 768 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

3.

op 17 september 2013 te Nieuwstadt, voorhanden heeft gehad:
a.
een vuurwapen van de categorie III onder 1, te weten een revolver, merk Smith & Wesson, (model 36, kaliber .38 Special);
b.
munitie van de categorie III, te weten 10 patronen:
In de strafzaak met parketnummer 03/700190-14:

1.

op 26 maart 2014 te Geleen,
- een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een revolver (Smith & Wesson kaliber .38 special), en
- munitie van categorie III, te weten 15 patronen (kaliber .38 special),
voorhanden heeft gehad;

3.

in de periode van 23 maart 2014 tot en met 27 maart 2014 te Nieuwstadt, een busje pepperspray (merk Protect Pfeffer-spray), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;

4.

in de periode van 23 maart 2014 tot en met 27 maart 2014 te Nieuwstadt, wapens van categorie I, onder 3°, te weten 3 boksbeugels voorhanden heeft gehad;

5.

op 26 maart 2014 te Geleen, een wapen van categorie IV onder 7 heeft gedragen, te weten een opvouwbaar mes, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven en overtreding:
In de strafzaak met parketnummer 03/659354-13:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
In de strafzaak met parketnummer 03/700190-14:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de strafeis van de officier van justitie exorbitant hoog is en niet in overeenstemming met de LOVS-oriëntatiepunten is.
Voor wat betreft de feiten 1, 2 en 3 in de strafzaak met parketnummer 03/659354-13 heeft de raadsvrouw betoogd dat de straf dient te worden beperkt tot de duur van het reeds ondergane voorarrest in deze zaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft twee vuurwapens (revolvers) met bijbehorende munitie, drie boksbeugels en pepperspray voorhanden gehad. Ook heeft hij een opvouwbaar mes gedragen. Een van de vuurwapens was geladen, onder handbereik en was voor direct gebruik schietklaar. Het onbevoegd voorhanden hebben van wapens, met name vuurwapens, is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor anderen. Dergelijke wapens kunnen gebruikt worden voor allerlei (levens)bedreigende activiteiten. Het voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens. Daar komt nog bij, in strafverzwarende zin, dat één van de vuurwapens geladen was en bovendien binnen handbereik in een voertuig van verdachte lag. Verdachte kon dan ook snel beschikken over een schietklaar vuurwapen, hetgeen als extra gevaarzettend moet worden aangemerkt.
Voor het bezit van één revolver wordt, overeenkomstig de oriëntatiepunten van het LOVS, doorgaans een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opgelegd. Gelet op de strafverzwarende omstandigheden, zoals hiervoor vermeld, zal de rechtbank in de onderhavige strafzaak voor het bezit van het geladen vuurwapen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden opleggen.
De rechtbank acht het zorgwekkend dat verdachte zich, na zijn aanhouding wegens wapenbezit in september 2013, een aantal maanden later, in maart 2014, opnieuw schuldig heeft gemaakt aan wapenbezit. Kennelijk vindt verdachte het de normaalste zaak van de wereld om zich te (her)bewapenen. Ook dit zal in de strafmaat verdisconteerd worden.
Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid amfetamine en/of 4-methylamfetamine, MDMA en hennep voorhanden gehad.
De vordering van de officier van justitie is, zo begrijpt de rechtbank, in grote mate beïnvloed door het onder feit 2 in de strafzaak met parketnummer 03/700190-14 tenlastegelegde en het door haar bewezen geachte bezit van vuurwapens en munitie, door de officier van justitie aangeduid als “de wapenvoorraad van de Bandidos” De rechtbank acht dit feit echter niet bewezen en zal daarom een beduidend lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan een strafbaar feit, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten het op 17 september 2013 te Nieuwstadt, gemeente Echt-Susteren, voorhanden hebben van een nabootsing van een revolver (merk Colt) categorie I onder 7° (in de zaak met parketnummer 03/659354-13).
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest passend. Gelet op de omstandigheid dat het dragen van een opvouwbaar mes een overtreding en geen misdrijf betreft, zal voor dit feit een afzonderlijke straf worden opgelegd. In overeenstemming met de oriëntatiepunten zal hiervoor een geldboete ter hoogte van € 200,- worden opgelegd.

7.Het beslag

Tijdens het onderzoek werd een mes, een revolver, munitie en een patroonhouder in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd de goederen te onttrekken aan het verkeer.
De raadsvrouw heeft verzocht de revolver terug te geven aan verdachte, aangezien het een erfstuk betreft.
De rechtbank overweegt dat alle inbeslaggenomen goederen verboden zijn op grond van de Wet wapens en munitie. Het mes, de revolver en de munitie betreffen goederen met betrekking tot welke de strafbare feiten zijn begaan. Alle goederen, inclusief de patroonhouder, zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De goederen zullen dan ook worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank ziet geen aanleiding een verboden wapen, al dan niet na aanpassing, wederom in het maatschappelijk verkeer te brengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 36b, 36c, 36d, 24c, 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 in de strafzaak met parketnummer 03/700190-14 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte voor het onder 5 in de strafzaak met parketnummer 03/700190-14 bewezenverklaarde feit
tot een geldboete van € 200,-,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen;
Beslag
- gelast de onttrekking aan het verkeer van het volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
1. Mes, Kershaw (goednummer 2322033);
1. Wapen, revolver, Colt 45;
6 Patronen;
1. Patroonhouder.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en
mr. J.S. Holthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juli 2014.
Buiten staat:
mr. B.G.L. van der Aa is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging ten laste gelegd dat
In de strafzaak parketnummer 03/659354-13:
1.
hij op of omstreeks 17 september 2013 te Nieuwstadt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 27,08 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of 4-methylamfetamine en/of ongeveer 6,42 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of 4-methylamfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 17 september 2013 te Nieuwstadt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 768 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op of omstreeks 17 september 2013 te Nieuwstadt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, voorhanden heeft gehad:
a.
(een) vuurwapen(s) van de categorie III onder 1, te weten een revolver, merk Smith & Wesson, (model 36, kaliber .38 Special);
b.
munitie van de categorie III, te weten 10, in elk geval een aantal, patronen:
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
In de strafzaak met parketnummer 03/700190-14:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2014 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een (vuur)wapen van categorie III onder 1, te weten een revolver (Smith & Wesson kaliber .38 special - pag. 341), en/of
- munitie van categorie III, te weten 15, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber .38 special - pag. 342 en 343),
voorhanden heeft gehad (aangetroffen in een personenauto merk Audi, kenteken 71-KHJ-9);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 maart 2014 tot en met 27 maart 2014 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- één (vuur)wapen van categorie II onder 2 en 3, te weten een pistoolmitrailleur (merk Zastava, kaliber 7.65 mm Browning - pag. 785) en/of
- één of meer (vuur)wapens(s) van categorie III onder 1, te weten
een pistool (merk FN, kaliber 9 mm Luger - pag. 786) en/of
een revolver (merk Nagant, kaliber 7.62 mm Nagant - pag. 796) en/of
een pistool (merk Walther, kaliber 6.35 mm Browning - pag. 795) en/of
- munitie van categorie III, te weten
20, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber 7.65 - pag. 787) en/of
10, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber 9 mm - pag. 787) en/of
20, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber .38 - pag. 788) en/of
5, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber.38 special - pag. 788) en/of
8, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber 6.35 - pag. 797) en/of
6, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber 7.62 - pag. 798) en/of
20, in elk geval een aantal, patro(o)n(en) (kaliber 7.65 - pag. 798)
voorhanden heeft gehad (aangetroffen op of in de directe nabijheid van het perceel [W-straat] te Geleen);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2014 tot en met 27 maart 2014 te Nieuwstadt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, een busje pepperspray (merk Protect Pfeffer-spray - pag. 845), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad (aangetroffen in woning [adres] te
Nieuwstadt);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2014 tot en met 27 maart 2014 te Nieuwstadt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, een of meer wapens van categorie I, onder 3°, te weten 3, althans een aantal, boksbeugel(s) (pag. 843) voorhanden heeft gehad (aangetroffen in woning [adres] te Nieuwstadt);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
hij op of omstreeks 26 maart 2014 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, een wapen van categorie IV onder 7 heeft gedragen, te weten een opvouwbaar mes (pag. 313), in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2013084235, en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2013, pagina 87 en 88.
3.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 18 september 2013, pagina 1.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2013, pagina 78 en 79.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 september 2013, pagina 108.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2013, pagina 88 en het proces-verbaal van Opiumwet d.d. 18 september 2013, pagina 30 en 31.
7.Processen-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 24 september 2013, pagina 7, 10, 11 en 16 (in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2013, pagina 119).
8.Proces-verbaal Opiumwet d.d. 18 september 2013, pagina 33 en 34.
9.Het geschrift, te weten het rapport van het NFI, d.d. 11 oktober 2013, pagina 75.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 september 2013, pagina 108.
11.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2014034066, en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2014, pagina 335.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2014, pagina 68.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2014, pagina 335.
15.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 maart 2014, pagina 869.
16.Proces-verbaal expertise Wapens, Munitie en Explosieven d.d. 4 april 2014, pagina 341, 342 en 343.
17.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 april 2014, pagina 755, 756 en 757.
18.Het geschrift, te weten het rapport van het TMFI, d.d. 20 mei 2014, pagina 768 en 773.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 maart 2014, pagina 68.
20.Proces-verbaal van tweede doorzoeking [W-straat] te Geleen d.d. 27 maart 2014, pagina 594 en het proces-verbaal van camerabeelden [W-straat] d.d. 8 april 2014, pagina 809.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2014, pagina 311.
22.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 26 maart 2014, pagina 871.
23.Proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 27 maart 2014, pagina 313.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2014, pagina 837.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 maart 2014, pagina 66.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2014, pagina 837.
27.Processen-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 28 maart 2014, pagina 854 en 856.
28.Proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 31 maart 2014, pagina 845.
29.Proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 31 maart 2014, pagina 843.