3.3Het oordeel van de rechtbank
In de strafzaak met parketnummer 03/659354-13:
Verweer met betrekking tot de rechtmatigheid van de doorzoeking:
Op 10 september 2013 ontving het Team Criminele Inlichtingen (voorheen: CIE) van de nationale politie, eenheid Limburg, de volgende informatie:
“
[verdachte] loopt met een .38 vuurwapen, in ieder geval als hij op stap gaat. Hij heeft ook vuurwapens thuis in zijn woning. Waar precies is niet bekend.
Voorts verklaar ik, alvorens bovenstaande informatie ter beschikking te hebben gesteld, mij een oordeel te hebben gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en over de juistheid van de informatie. Dat oordeel luidt dat de mij bekende achtergrond van de informant, bezien in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, tot de conclusie leidt dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Met [verdachte] wordt bedoeld:
[naam]
Geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
[adres]”
Naar aanleiding van deze informatie doorzocht de politie op 17 september 2013 de woning van verdachte, [adres] te Nieuwstadt. Hierbij werd gebruik gemaakt van een machtiging op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de doorzoeking onrechtmatig was, aangezien de informatie onvoldoende concreet was en de politie bovendien pas 7 dagen na de melding tot actie is overgegaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat een verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie.
De vraag of de politie op basis van de hiervoor genoemde informatie redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden, als bedoeld in artikel 49 van de Wet wapens en munitie, dat er op 17 september 2013 in de woning van verdachte wapens aanwezig waren, beantwoordt de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, bevestigend. De informatie, kennelijk afkomstig van een bij de politie bekende informant, was voldoende concreet en specifiek, om dat vermoeden te kunnen schragen. Bovendien werd de verstrekte informatie door de teamchef van het Team Criminele Inlichtingen als betrouwbaar aangemerkt. Het feit dat de verificatie zich heeft beperkt tot het kennelijk - zo begrijpt de rechtbank uit de verstrekte informatie - raadplegen van het GBA, doet daaraan niet af. Dit te minder nu niet goed valt in te zien op welke wijze nadere verificatie ter bevestiging of ontkrachting van het vermoeden, buiten medeweten van verdachte, zou hebben kunnen plaatsvinden. Dat de politie pas 7 dagen na de melding is overgegaan tot actie, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
Op 17 september 2013 vond er een onderzoek plaats in de woning van verdachte gelegen aan de [adres] te Nieuwstadt. Verdachte deelde desgevraagd mede dat hij over een revolver beschikte en dat er losse patronen bij zaten. Het vuurwapen was niet geladen. Op aanwijzen van verdachte troffen verbalisanten in een zwart buideltasje een revolver aan. In een ander vakje van het buideltasje zaten 10 patronen van het kaliber .38 Special.Het wapen en de patronen werden inbeslaggenomen.Het wapen werd onderzocht door een wapendeskundige. Het bleek te gaan om een revolver, merk Smith & Wesson, model 36, kaliber .38 Special. Het betreft een vuurwapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Ook de munitie werd onderzocht. Het betroffen 10 patronen van het kaliber .38 Special. De patronen betreffen munitie in de zin van artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij het vuurwapen al zo’n 16 jaren heeft en dat hij het wapen heeft gekregen.
Gelet op het aantreffen van de revolver en de munitie, het onderzoek door de wapendeskundige en de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast de verdachte een vuurwapen van categorie III onder 1 en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Feit 3 kan dan ook bewezen worden verklaard.
Tijdens het onderzoek in de woning van verdachte werd nog een plastic zak met marihuana en verschillende zakjes met wit poeder aangetroffen.Deze stoffen werden in beslag genomen.De stoffen werden onderzocht. Van de aangetroffen 768 gram hennep is een representatief monster genomen en getest. De test gaf een positieve reactie op de aanwezigheid van THC, de werkzame stof in hennep.Onderzoek door het NFI wees uit dat in totaal 27,08 gram van de stoffen amfetamine dan wel 4-methylamfetamine bevatten en 6,42 gram van de stoffen MDMA bevatten.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de drugs aan hem toebehoorden.
Gelet op het aantreffen en het onderzoek van de drugs en de verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte 27,08 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of 4-methylamfetamine (harddrugs) en 768 gram hennep aanwezig heeft gehad. De feiten 1 en 2 kunnen dan ook bewezen worden verklaard.
In de strafzaak met parketnummer 03/700190-14:
Inleiding
Op 25 maart 2014 werd door de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen een noodbevel ex artikel 175 van de Gemeentewet uitgevaardigd naar aanleiding van vertrouwelijke informatie van de Nationale Politie dat op 26 maart 2014 een zogenaamde “patch over party” van de motorclub Bandidos zou plaatsvinden in of rondom het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Hierbij was de toestroom van vertegenwoordigers van andere chapters en bevriende motorclubs, vanuit binnen- en buitenland, te verwachten. Er werd gevreesd dat de “patch over party” als provocerend kon worden gezien door concurrerende motorclubs. Gelet op de dreiging van een mogelijke confrontatie tussen motorclubs, heeft de burgemeester een noodbevel uitgevaardigd. De gemeente Sittard-Geleen werd daarbij als veiligheidsrisicogebied aangemerkt. De officier van justitie heeft daarop een last ex artikel 50, 51 en 52 van de Wet wapens en munitie uitgevaardigd, zodat in het risicogebied onder andere vervoermiddelen konden worden doorzocht en personen preventief gefouilleerd konden worden.
Tot slot heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang opgelegd in de vorm van een sluiting van de woning aan de [W-straat] te Geleen voor de duur van 3 maanden.
Ter uitvoering van het voorgaande, is de politie op 26 maart 2014 naar het perceel aan de [W-straat] te Geleen gegaan. Aldaar bevonden zich op dat moment verdachte, [medeverdachte 2], [betrokkene 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5], [betrokkene 2] en [betrokkene 3].
De rechtbank zal nu overgaan tot bespreking van de afzonderlijke feiten. Deze worden in chronologische volgorde besproken.
Ten aanzien van feit 1:
Op 26 maart 2014 werd een personenauto, Audi A6, met[kenteken], die ter hoogte van het perceel aan de [W-straat] te Geleen stond, doorzocht op grond van de Wet wapens en munitie.Deze auto was eigendom van verdachte.In de kofferbak werd in een zak hondenbrokken een sok aangetroffen. In deze sok zat een doorgeladen revolver. Ook lag er in de kofferbak een Action-boodschappentas met daarin een doorzichtig plastic zakje met daarin nog tien patronen.Het wapen en de munitie werd in beslag genomen.Onderzoek door een wapendeskundige wees uit dat het wapen een vuurwapen, revolver, merk Smith & Wesson, .38 Special betrof. Tijdens het onderzoek bleek dat de trommel geladen was met 5 patronen van het kaliber .38 Special. De revolver verkeerde hiermee in een geheel geladen toestand en was voor direct gebruik schietklaar. Het wapen betreft een vuurwapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
De in het wapen aanwezige 5 patronen en de 10 losse patronen uit het plastic zakje in de Action tas waren van het kaliber .38 Special. Het betreft munitie in de zin van artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. Deze munitie bleek geschikt te zijn om de revolver mee af te vuren.
Het vuurwapen en de patronen werden onderzocht op de aanwezigheid van DNA materiaal.Op het vuurwapen en op twee patronen afkomstig uit het vuurwapen werd een DNA-mengprofiel aangetroffen. Verdachte kon niet worden uitgesloten als donor van dit celmateriaal.
De rechtbank stelt aan de hand van het voorgaande vast dat er in de auto van verdachte een vuurwapen en 15 patronen werden aangetroffen. Op het vuurwapen en twee patronen afkomstig uit het vuurwapen werd DNA materiaal aangetroffen, waarbij niet valt uit te sluiten dat dit afkomstig is van verdachte. De rechtbank leidt hieruit af dat het zeer waarschijnlijk is dat verdachte op enig, maar niet nader vast te stellen moment het wapen en de patronen in handen heeft gehad.
Verdachte heeft verklaard dat hij zelf niets in de auto heeft gezet en dat “de jongens” zijn auto hebben volgeladen. Hij wist niets van het vuurwapen. Hij wist ook niet waar de zak met hondenvoer vandaan kwam.
Op het pand aan de [W-straat] te Geleen was een camerabeveiligingssysteem bevestigd, waarmee opnamen werden gemaakt rond en om de woning. Onder meer zijn opnames gemaakt van de periode (ongeveer een uur) tussen de aankomst van de politie bij het pand en het moment dat de aanwezige personen en voertuigen doorzocht werden. In die periode kregen de aanwezigen de gelegenheid om hun spullen uit de woning te halen, omdat de woning voor drie maanden gesloten zou worden.
Deze beelden zijn door verbalisanten uitgelezen. Hierop was te zien dat verdachte op 26 maart 2014 om 16:17 uur onder andere een Action-tas linksachter de Audi A6 plaatst. Om 16:19 uur is te zien dat verdachte met een zak met hondenbrokken uit de woning komt. Hij zet deze hondenbrokkenzak rechtsachter in de kofferbak. De Action-tas wordt vervolgens door [betrokkene 3] in de kofferbak geplaatst. [betrokkene 3] gaat niet met zijn handen in deze tas.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij na aankomst van de politie niets in de auto heeft gezet en dat hij niet weet waar de hondenbrokkenzak in zijn auto vandaan komt, feitelijk wordt weersproken door hetgeen op de camerabeelden is te zien. Verdachte plaatst namelijk zelf de zak met hondenbrokken in zijn auto en plaatst de Action-tas achter zijn auto. De tas wordt daarna door [betrokkene 3] in de auto geplaatst. Juist in deze zak en tas worden respectievelijk een met 5 patronen geladen vuurwapen en 10 losse patronen aangetroffen.
De rechtbank overweegt dat verdachte op een cruciaal punt aantoonbaar heeft gelogen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte een leugenachtige verklaring heeft afgelegd om de waarheid te bemantelen. Het bemantelen van de waarheid door verdachte kan slechts één doel hebben, namelijk om te verbloemen dat hij wel degelijk op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in de zak hondenbrokken en de Action tas.
De raadsvrouw heeft nog betoogd dat niet kan worden vastgesteld op welk moment het wapen in de zak met hondenbrokken is gelegd. Hierbij heeft zij verwezen naar de camerabeelden, waarop te zien is dat [medeverdachte 3], nadat verdachte de zak met hondenbrokken in de kofferbak heeft gezet, enige tijd (naar de rechtbank vast stelt: 62 seconden) bij de geopende kofferbak van de Audi A6 heeft gestaan: hij kan op dat moment het wapen in de zak hebben gestopt. Ook heeft zij gewezen op de verklaring van [medeverdachte 3] ten overstaan van de politie, waarin hij zegt dat het wapen van hem was.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 3] echter niet geloofwaardig. Het betreft een ongespecificeerde en niet nader toegelichte verklaring. [medeverdachte 3] heeft immers niets verklaard over het moment of de wijze waarop hij het wapen in de zak met hondenbrokken en vervolgens in de auto van verdachte zou hebben gestopt. Evenmin heeft hij iets verklaard over de patronen in het Action-tasje. Nu een nadere toelichting van [medeverdachte 3] zelf ontbreekt, valt niet uit te sluiten dat [medeverdachte 3] deze verklaring heeft afgelegd om op die manier de verdenking jegens verdachte weg te nemen.
Gelet op de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte in combinatie met het aantreffen van het vuurwapen en de munitie in de auto van verdachte, van welke munitie is vastgesteld dat deze passen in het vuurwapen, en de omstandigheid dat verdachte zeer waarschijnlijk het wapen en twee patronen uit dit wapen op enig moment heeft vastgehouden, stelt de rechtbank vast dat verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in zijn auto. Door de wijze van verhullen - in een sok in een zak hondenbrokken - heeft verdachte getracht in ieder geval de revolver, overigens een gelijksoortig wapen als het op 17 september 2013 in de gevoegde strafzaak bij verdachte aangetroffen wapen, ongemerkt van het perceel te laten verdwijnen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte dit wapen samen met een ander voorhanden had.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank feit 1 bewezen.
Ten aanzien van feit 5:
Op 26 maart 2014 werd verdachte, nadat hij het pand aan de [W-straat] te Geleen had verlaten, gefouilleerd. Hij droeg een heuptasje. In dit heuptasje bevond zich een valmes.Het mes werd in beslag genomen.Onderzoek aan het wapen wees uit dat het een opvouwbaar mes betrof. Het betreft een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie. Het wapen viel niet onder een van de andere categorieën. Gelet op de aard en de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, kon redelijkerwijs worden aangenomen dat dit voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een opvouwbaar mes in een heuptasje bij zich heeft gedragen. Feit 5 kan dan ook bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2:
Op 26 en 27 maart 2014 werd een onderzoek ingesteld op het perceel aan de [W-straat] te Geleen. Op en om het perceel werden op verschillende plaatsen meerdere vuurwapens en munitie aangetroffen. De wapens en de munitie waren dermate goed verstopt, te weten onder een metalen vat, in een in de grond begraven ton op een belendend perceel, in een tuinhuis en in een stofzuiger, dat deze pas bij hernieuwde zoekingen werden gevonden.
Verdachte verbleef ten tijde van de doorzoeking op 26 maart 2014 in de woning aan de [W-straat] te Geleen. Naar eigen zeggen was hij hier net een dag eerder naartoe gekomen, aangezien hij niet meer in zijn eigen woning ([adres] te Nieuwstadt) mocht verblijven.
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij, al dan niet samen met anderen, alle wapen en munitie die op en in de directe nabijheid van het perceel aan de [W-straat] te Geleen zijn aangetroffen, voorhanden heeft gehad. Om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, is met name relevant of verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en de munitie. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank dit niet kunnen vaststellen. Verdachte verbleef immers pas zeer recent in de woning aan de [W-straat] te Geleen. Daarbij komt nog dat de wapens en de munitie goed verstopt op en nabij het perceel lagen. Zo goed, dat ook politie en justitie ze pas bij een hernieuwde zoeking hebben ontdekt.
De officier van justitie heeft betoogd dat het pand aan de [W-straat] te Geleen als clubhuis van motorclub Bandidos moet worden aangemerkt. Zij heeft gesteld dat de politie op 26 en 27 maart 2014 op “de wapenvoorraad van de Bandidos” is gestuit. Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte als president van de Bandidos een leidinggevende functie binnen de club heeft en om die reden verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen werd aangetroffen.
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat op basis van deze omstandigheden, indien al juist, evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens en de munitie. De impliciete gedachte achter de stellingen van de officier van justitie, namelijk dat in opdracht van verdachte de leden van de Bandidos de voorhanden wapens en munitie op en rond het clubhuis hebben verborgen blijkt niet uit het dossier en het onderzoek ter zitting. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van feit 2.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4:
Op 27 maart 2014 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte, gelegen [adres] te Nieuwstadt.Verdachte had deze woning kort daarvoor op last van de politie moeten verlaten.
Tijdens de doorzoeking werd in een kast in de woonkamer een busje pepperspray aangetroffen. In de keuken werden nog drie boksbeugels aangetroffen,waarvan één in een keukenlade en twee boven op de koelkast. De goederen werden in beslag genomen.
Onderzoek wees uit dat het busje pepperspray, merk Protect Pfeffer-Spray, een voorwerp betrof dat bestemd is voor het treffen van personen met een giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof. Het voorwerp betreft een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, onder categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie.De boksbeugels betreffen wapens in de zin van artikel 2, lid 1, van categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank stelt vast dat in de woning van verdachte in de tenlastegelegde periode een busje pepperspray en drie boksbeugels zijn aangetroffen. Verdachte heeft hierover geen verklaring afgelegd. De raadsvrouw heeft ter zitting betoogd dat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de wapens. Zij heeft daarbij nog aangevoerd dat er vele mensen over de vloer kwamen bij verdachte en dat de wapens wellicht door anderen in de woning zijn gelegd. Dat zulks het geval is geweest, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Niet is gesteld of gebleken wie in de woning van verdachte zijn geweest, wanneer dat het geval was en waarom daar door anderen wapens zouden zijn achtergelaten.
Dat verdachte niet wist van de aanwezigheid van de wapens acht de rechtbank evenmin aannemelijk, aangezien deze zich op zichtbare en/of vrij toegankelijke plaatsen in zijn woning bevonden. De rechtbank acht de feiten 3 en 4 dan ook bewezen.