ECLI:NL:RBLIM:2014:6330

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
16 juli 2014
Zaaknummer
C/03/191809 / KG ZA 14-290
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van minderjarige kinderen na echtscheiding en toestemming van de rechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de verhuizing van hun minderjarige kinderen. De ouders, die in 2013 zijn gescheiden, hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen. De moeder is in april 2013 verhuisd van Hooglanderveen naar Eijsden, zonder de toestemming van de vader af te wachten, terwijl er een procedure liep voor vervangende toestemming tot verhuizing. De rechtbank Midden-Nederland had de moeder eerder toestemming verleend, maar deze beschikking werd door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2014 vernietigd. De vader vorderde in kort geding dat de kinderen terugverhuizen naar Hooglanderveen, althans binnen een straal van 50 kilometer van zijn woonplaats.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder binnen zes weken moet zorgen voor de terugverhuizing van de kinderen, omdat de verhuizing naar Eijsden in strijd was met de wettelijke regels van gezamenlijk gezag. De voorzieningenrechter benadrukte dat de moeder haar persoonlijke omstandigheden kan wijzigen, maar dat dit recht beperkt wordt door het gezamenlijk gezag. De vader had recht en spoedeisend belang bij de terugverhuizing van de kinderen, en de voorzieningenrechter vond dat de moeder onvoldoende zwaarwegende redenen had om de verhuizing naar Eijsden te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en legde een dwangsom op aan de moeder voor het geval zij niet aan de uitspraak zou voldoen.

De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de moeder de verantwoordelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat de kinderen terugkeren naar Hooglanderveen, en dat de huidige situatie zo spoedig mogelijk moet worden hersteld ten behoeve van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak : 16 juli 2014
Zaaknummer : C/03/191809 / KG ZA 14-290
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen inzake
[eiser],wonende te Hooglanderveen,
eiser,
advocaat mr. L.L.A. Cox;
tegen:
[gedaagde],wonende te Eijsden,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.W. Clijsen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Eiser, hierna te noemen: de vader, heeft gedaagde, hierna te noemen: de moeder, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 2 juli 2014, heeft de vader gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
1.2.
De advocaat van de moeder heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
1.3.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
1.4.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest, welk huwelijk op 30 augustus 2013 is ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 15 mei 2013 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [naam kind 1], geboren op [geboortedatum 1] te Amersfoort;
- [naam kind 2], geboren op [geboortedatum 2] te Amersfoort.
De ouders hebben het gezamenlijk gezag over de kinderen.
2.3.
Ingevolge artikel 2 van het in maart 2013 tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan, dat deel uitmaakt van voormelde echtscheidingsbeschikking, hebben de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder. Tevens zijn partijen in genoemd artikel 2 overeengekomen bij een voorgenomen verhuizing vooraf met elkaar in overleg te zullen treden.
2.4.
Partijen hebben een geschil over de (inmiddels bewerkstelligde) verhuizing van de moeder. De moeder is begin april 2013 van Hooglanderveen naar Eijsden verhuisd. Zij heeft de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waar ten tijde van de verhuizing een procedure ex artikel 1:253a BW tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot verhuizing aanhangig was niet afgewacht.
2.5.
De rechtbank Midden-Nederland heeft bij beschikking van 26 juni 2013, met verklaring van uitvoerbaarheid bij voorraad, aan de moeder toestemming verleend om per
1 april 2013 met de kinderen te verhuizen naar Eijsden, hen uit te schrijven op de school en peuterspeelzaal in Hoogland en hen in Eijsden in te schrijven op een school en peuterspeelzaal.
2.6.
De vader heeft tegen de genoemde beschikking van 26 juni 2013 hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij beschikking van 17 april 2014 de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juni 2013 vernietigd en de verzoeken van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming afgewezen. De beschikking van het Gerechtshof is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.7.
De vader stelt recht en spoedeisend belang te hebben om (terug)verhuizing van de kinderen en derhalve nakoming van de beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te vorderen.
2.8.
De vader heeft - verkort weergegeven - op grond van het vorenstaande gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen, [naam kind 1] en [naam kind 2], voorlopig bij de man zullen verblijven totdat de moeder is verhuisd naar Hooglanderveen, althans naar een woonplaats binnen een straal van 50 kilometer hemelsbreed, met als middelpunt de woonplaats van de vader, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat de moeder in gebreke blijft;
II. te bepalen dat de vader vervangende toestemming wordt verleend om de kinderen in te schrijven op de Katholieke Basisschool St.Joseph te Hooglanderveen;
III. met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
Subsidiair:
IV de moeder te gelasten met de minderjarige kinderen van partijen terug te keren naar Hooglanderveen, althans te gelasten dat de minderjarige kinderen terugkeren naar Hooglanderveen, althans te verhuizen naar een woonplaats binnen een straal van 50 kilometer hemelsbreed, met als middelpunt de woonplaats van de vader, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de moeder hiermee in gebreke blijft;
V te bepalen dat de vader vervangende toestemming wordt verleend om de kinderen in te schrijven op de Katholieke Basisschool St.Joseph te Hooglanderveen;
VI. met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
2.9.
De moeder heeft aan de hand van een pleitnotitie verweer gevoerd.
2.10.
De stellingen van partijen zullen hierna bij de beoordeling voor zover nodig worden besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder betwist het spoedeisend belang, aangezien de vader 15 maanden heeft gewacht met het instellen van een procedure tot teruggeleiding van de kinderen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang voortvloeit uit de aard van de vorderingen. Na de beschikking van het Hof heeft de vader zich tot de moeder gewend en getracht tot afspraken te komen over een (terug)verhuizing van de kinderen. Toen dat niets bleek op te leveren heeft de man via zijn advocaat op 23 mei 2014 een datum voor een te starten kort geding bij deze rechtbank gevraagd. Uit deze feiten volgt dat geen sprake is geweest van “stilzitten” van de vader.
3.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de rechter in kort geding zijn oordeel dient af te stemmen op het oordeel van de (hoogste) bodemrechter indien deze een uitspraak in de hoofdzaak heeft gegeven, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenuitspraak of einduitspraak, in de overwegingen of in het dictum en ongeacht of deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
3.3.
Onder omstandigheden kan plaats zijn voor een uitzondering op dit beginsel, bijvoorbeeld indien de uitspraak van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat bodemvonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht. De kortgedingrechter kan ook afwijken op grond van na de uitspraak in de bodemprocedure aan het licht gekomen feiten, die, als zij aan de bodemrechter bekend waren geweest toen hij zijn uitspraak deed, tot een andere beslissing zou hebben geleid. Deze situaties doen zich hier niet voor.
3.4.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in deze zaak op 17 april 2014 een beschikking gegeven en waartegen op 2 juli 2014 geen cassatieberoep was ingesteld. De kortgedingrechter is, nu zoals hierboven is vastgesteld, niet is gebleken van omstandigheden die nopen tot afwijking, aan die uitspraak gebonden, zulks ongeacht of de moeder beroep in cassatie instelt tegen de beschikking van het gerechtshof.
3.5.
Uit de overwegingen 5.7. tot en met 5.9. van de beschikking van 17 april 2014 volgt dat het hof van oordeel is dat de moeder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang bij een verhuizing voldoende zwaarwegend is en dat zij de verhuizing voldoende heeft doordacht en voorbereid. Het hof is van oordeel dat een (terug)verhuizing naar een plaats dichterbij Hooglanderveen, in ieder geval binnen een straal van 50 kilometer, het meest in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is, opdat zij de band met beide ouders kunnen onderhouden en ontwikkelen.
3.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de moeder in beginsel recht heeft om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en zich te vestigen waar zij wil. Dit recht wordt, in dit geval, echter beperkt door de omstandigheid dat de vader en de moeder gezamenlijk gezag over de kinderen uitoefenen. Dit brengt met zich dat zij met elkaar moeten overleggen over belangrijke beslissingen aangaande de kinderen, geschillen hierover kunnen ze aan de rechter voorleggen (artikel 1:253a BW).
3.7.
De moeder heeft door zonder de toestemming van de vader met de kinderen naar Limburg te verhuizen, hetgeen een ingrijpende gebeurtenis is voor de kinderen, de wettelijke regels genegeerd in strijd met het gezamenlijk gezag gehandeld. De vader is voor een voldongen feit gesteld.
3.8.
Het hof als bodemrechter heeft reeds geoordeeld dat het het meest in het belang van de kinderen is dat zij (terug)verhuizen. Onder 5.10 heeft het Hof overwogen:
“Nu de vader zijn standpunt dat de moeder dient terug te verhuizen niet heeft vertaald in een in het petitum opgenomen verzoek en zowel de moeder als de rechtbank, gezien de inhoud van de processtukken van de moeder en de bestreden beschikking, zijn stelling terzake ook niet hebben begrepen als een verzoek waarop beslist dient te worden, komt het hof aan verdere bespreking van dit standpunt niet toe.”
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ligt in die overweging besloten dat louter om formele redenen het hof de moeder niet heeft verplicht terug te verhuizen, terwijl materieel die beslissing als het ware blijkt besloten te liggen in de eerdere overwegingen van het hof.
Uitgangspunt van de voorzieningenrechter is dan ook dat de moeder zal moeten bewerkstelligen dat beide kinderen terug verhuizen tenzij zij aannemelijk maakt dat er zwaarwegende feiten en omstandigheden zijn die met zich brengen dat daarvan (vooralsnog) dient te worden afgezien en het oordeel van de bodemrechter dient te worden afgewacht.
Dat de kinderen het in Eijsden goed maken laat onverlet dat zij het in Hooglanderveen ook goed maakten en dat zij gelet op hun jonge leeftijd in staat zijn om elders relatief snel hun draai weer te vinden. Een nader onderzoek en advies van de Raad is in dezen niet nodig. Dat de moeder werk heeft gevonden, goed functioneert op haar werk en middels een opleiding goede perspectieven heeft, laat onverlet dat niet valt in te zien dat ze diezelfde kansen en mogelijkheden niet ook in of binnen een straal van 50 km van Hooglanderveen kan realiseren.
In Eijsden heeft de vrouw met steun van familie een woning in de private sector gevonden. Dat haar familie haar niet zou steunen bij het vinden van een woning in de private sector in of binnen een straal van 50 km van Hooglanderveen komt onder de gegeven omstandigheden in de relatie tussen de vader en de moeder voor rekening van de moeder.
De vader heeft de moeder zijn woning in Hooglanderveen aangeboden. Hij heeft verklaard zelf naar andere woonruimte op zoek te zullen gaan. De moeder heeft niet aangegeven dat de huidige woning van de vader niet passend is voor een alleenstaande ouder met twee kinderen.
Kortom, de moeder wordt in staat geacht om binnen 6 weken zowel woonruimte te vinden als te verhuizen èn de kinderen op een nieuwe school in te schrijven.
3.9.
De voorzieningenrechter zal de subsidiaire vordering onder IV toewijzen, in die zin dat de moeder een termijn van zes weken zal worden vergund om ervoor te zorgen dat de kinderen (terug)verhuizen naar Hooglanderveen, dan wel binnen een straal van 50 km van Hooglanderveen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de huidige onrechtmatige situatie, die door toedoen van de moeder is gecreëerd, zo spoedig mogelijk ten goede dient te worden gekeerd. De kinderen dienen in ieder geval voor het begin van het nieuwe schooljaar op een school in Hooglanderveen, dan wel op een school binnen een straal van 50 km van Hooglanderveen, te worden ingeschreven. Deze wijziging zal het minst ingrijpend zijn voor de kinderen en doet het meeste recht aan de situatie.
Het vonnis zal dan ook, zoals gebruikelijk in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
3.10.
Zonder overeenstemming van partijen of een gedegen rechterlijke toetsing – na consultatie van de Raad voor de Kinderbescherming - acht de voorzieningenrechter wijziging van de verblijfplaats van de kinderen, in die zin dat zij voorlopig bij de vader zullen verblijven tot de moeder is verhuisd op voorhand niet verantwoord. De primaire vorderingen van de vader zullen dan ook worden afgewezen.
3.11.
De vordering onder V dient te worden afgewezen, aangezien thans nog niet zeker is dat de kinderen specifiek naar Hooglanderveen zullen terugkeren.
3.12.
Aangezien de moeder er geen blijk van heeft gegeven te willen meewerken aan een (terug)verhuizing zal ook de gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming worden opgelegd, met dien verstande dat de dwangsommen gemaximeerd zullen worden op een bedrag van € 15.000,--.
3.13.
De proceskosten zullen, nu partijen ex-echtgenoten zijn, worden gecompenseerd zoals hierna wordt bepaald.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
gelast de moeder ervoor te zorgen dat de minderjarige kinderen van partijen [naam kind 1], geboren te Amersfoort op [geboortedatum 1] en [naam kind 2], geboren te Amersfoort op [geboortedatum 2], binnen zes weken na de dagtekening van dit vonnis terugkeren naar Hooglanderveen, althans naar een woonplaats binnen een straal van 50 kilometer hemelsbreed van Hooglanderveen, op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag dat de moeder hiermee in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van
€ 15.000,--;
4.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
MK