In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een moeder over de verhuizing van hun minderjarige kinderen. De ouders, die in 2013 zijn gescheiden, hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen. De moeder is in april 2013 verhuisd van Hooglanderveen naar Eijsden, zonder de toestemming van de vader af te wachten, terwijl er een procedure liep voor vervangende toestemming tot verhuizing. De rechtbank Midden-Nederland had de moeder eerder toestemming verleend, maar deze beschikking werd door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2014 vernietigd. De vader vorderde in kort geding dat de kinderen terugverhuizen naar Hooglanderveen, althans binnen een straal van 50 kilometer van zijn woonplaats.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de moeder binnen zes weken moet zorgen voor de terugverhuizing van de kinderen, omdat de verhuizing naar Eijsden in strijd was met de wettelijke regels van gezamenlijk gezag. De voorzieningenrechter benadrukte dat de moeder haar persoonlijke omstandigheden kan wijzigen, maar dat dit recht beperkt wordt door het gezamenlijk gezag. De vader had recht en spoedeisend belang bij de terugverhuizing van de kinderen, en de voorzieningenrechter vond dat de moeder onvoldoende zwaarwegende redenen had om de verhuizing naar Eijsden te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en legde een dwangsom op aan de moeder voor het geval zij niet aan de uitspraak zou voldoen.
De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de moeder de verantwoordelijkheid heeft om ervoor te zorgen dat de kinderen terugkeren naar Hooglanderveen, en dat de huidige situatie zo spoedig mogelijk moet worden hersteld ten behoeve van de kinderen.