Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het onderzoek van de zaak
2.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
€ 113.000,-.
€ 105.020,-.
3.De uitgangspunten voor de beoordeling
4.Het bewijs
5.De schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 108.920,00). De rechtbank zal het bedrag dat is opgenomen in het jaar 2009
(€ 3.900,00) en het bedrag dat in zin totaliteit is opgenomen vanaf 1 januari 2010 tot en met 1 april 2010
(€ 3.250,00) daarop in mindering brengen, daar niet gebleken is dat [verdachte] in 2009 bemoeienis had met de financiële huishouding van de vereniging en dat tot en met 1 april 2010 [betrokkene] nog diverse werkzaamheden voor de vereniging heeft verricht. Verder zullen twee te verifiëren contante bedragen van in totaal
€ 1.500,00([benadeelde 1] en [benadeelde 2]) op het totaalbedrag in mindering worden gebracht, nu dit verifieerbaar uitgaven voor de vereniging zijn geweest (p. 168 van het doorgenummerd procesdossier).
€ 32.000dient te betalen.
€ 68.270,00 (€ 108.920,00- € 32.000,00- € 3.900,00- € 3.250,00- € 1.500,00).
€ 68.270,00aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
5.De toegepaste wetsartikelen
6.De beslissing
€ 68.270,00.
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
van een bedrag van € 68.270,00.
11 juli 2014.