ECLI:NL:RBLIM:2014:6171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
03/661124-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester van een seniorenvereniging

Op 11 juli 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als penningmeester van een seniorenvereniging werd beschuldigd van verduistering. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], had in de periode van januari 2010 tot en met juni 2012 meermalen geldbedragen, toebehorende aan de [naam seniorenvereniging], wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldoende feitelijk was en dat de verdachte wist waartegen hij zich diende te verdedigen. De officier van justitie achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, verwijzend naar aangiften en verklaringen van getuigen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die sinds 2010 als boekhouder en later als penningmeester verantwoordelijk was voor de financiële gang van zaken, stelselmatig geld van de vereniging had onttrokken voor persoonlijke doeleinden. De verdachte had toegang tot de bankrekeningen van de vereniging en maakte gebruik van zijn positie om geld over te boeken naar de rekening van zijn partner. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering, meermalen gepleegd, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank weigerde het verweer van de verdediging dat sprak van psychische overmacht, omdat niet was aangetoond dat de verdachte niet in staat was om weerstand te bieden tegen de druk van zijn schuldeisers. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de partner van de verdachte, omdat niet was bewezen dat zij op de hoogte was van de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/661124-13
Datum uitspraak : 11 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Raadsman is mr. J.K.T. Schoffelen, advocaat te Roermond.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 juni 2014.
De rechtbank heeft ter zitting gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van de maand januari 2010 tot en met 19 juni 2012, in de gemeente(n) Sittard-Geleen en/of Echt en/of Roermond, in elk geval in de provincie Limburg, (telkens) opzettelijk een geldbedrag, in elk geval enig geldbedrag/goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam seniorenvereniging]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, welk geldbedrag althans goed hij, verdachte, (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als boekhouder en/of lid en/of penningmeester van voormelde [naam seniorenvereniging], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Standpunt verdediging
De tenlastelegging in de dagvaarding ziet toe op het eenmaal althans meermalen zich toe-eigenen van één geldbedrag. De verdediging is derhalve van mening dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is, nu uit de tekst van de tenlastelegging onvoldoende blijkt welke toe-eigening van welk geldbedrag verdachte verweten wordt. Volgens de verdediging is daarmee onduidelijk waartegen verdachte zich dient te verdedigen. Dit klemt te meer nu de tenlastelegging vereist dat verdachte in de hoedanigheid van penningmeester zich een geldbedrag eenmaal of meerdere malen heeft toegeëïgend in of omstreeks de periode van de maand januari 2010 tot en met 19 juni 2012. Dit schept onduidelijkheid nu [verdachte] pas vanaf 29 maart 2011 als penningmeester is aangesteld en aangeeft de eerste maanden van 2010 geen gelden van de Seniorenvereniging te hebben aangewend. Bovendien stelt [verdachte] niet verantwoordelijk te zijn voor alle geldbedragen die zijn opgenomen.
Gelet hierop stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de eisen gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding dient nietig te worden verklaard.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastelegging voldoende duidelijk is en dat verdachte weet waartegen hij zich dient te verdedigen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende feitelijk en niet tegenstrijdig is. Verdachte heeft kennis kunnen nemen van het dossier en het is onwaarschijnlijk dat verdachte niet weet wat hem verweten wordt. Dit moge ook blijken uit de manier waarop de verdediging is gevoerd. De dagvaarding voldoet aan de eisen van atikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en is geldig.
Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is verder gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4.
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij verwijst hierbij naar de aangifte van de Seniorenvereniging en de verklaringen van verdachte, zoals hij die bij de politie heeft afgelegd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij opnames en overboekingen van de rekening van de Seniorenvereniging heeft verricht ten eigen bate. Dit zou begonnen zijn in 2010 en hebben geduurd tot aan de aanhouding van verdachte in 2012. Verder wordt verwezen naar de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ter zake de beoordeling van het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbankBewijs
Aangever [naam aangever], voorzitter van de [naam seniorenvereniging], doet op 6 juli 2012 aangifte van onder meer verduistering door verdachte. Verdachte was sinds januari 2010 boekhouder van de vereniging. Hij verzorgde de boekhouding samen met zijn zwager [betrokkene], de toenmalige penningsmeester van de vereniging. Tijdens het ziekbed van [betrokkene] heeft verdachte de boekhouding volledig overgenomen en in maart 2011 werd hij officieel benoemd tot penningmeester van de vereniging. Het geld van de vereniging (subsidie, contributie, inkomsten uit onderverhuur en consumptieverkoop) werd gestort op twee rekeningen (Rabobank en ING). Verdachte was in het bezit van een bankpas van beide rekeningen. Hij was de enige die de bevoegdheid en de mogelijkheid had om te internetbankieren met beide rekeningen. Nadat bleek dat een huurbedrag ad 32.000 euro –anders dan verdachte beweerde- niet aan de gemeente was betaald en verdachte (na diens toezegging) vergeefs gesommeerd was bewijsstukken van betaling aan aangever over te leggen, heeft aangever via de bank met een tweede bankpas toegang gekregen tot internetbankieren. Aangever kon toen via internet de mutaties op die rekening terugkijken tot aan 1 april 2011. Tot zijn verbazing zag hij dat vanaf 7 april 2011 bedragen waren overgeboekt naar de persoonlijke rekening van [naam echtgenote verdachte] (echtgenote van verdachte) en dat er vele geldopnames waren geweest, met name in [E.] (waar de familie [familienaam verdachte] woont). Blijkens later verkregen Rabobank overzichten is reeds vanaf januari 2010 geld van de rekening van de vereniging naar de persoonlijke rekening van mevr. [naam echtgenote verdachte] gegaan en zijn ook al vanaf toen verschillende geldopnames geweest. Ook van de ING rekening bleek geld te zijn verdwenen. Dit begon op 7 april 2010. Hier gaat het om geldopnames in Sittard, Echt en Roermond. [2]
In de aanvullende aangifte van 28 augustus 2012 legt aangever een bijlage over van de Katholieke Bond van Ouderen (KBO). Op verzoek van het bestuur van de Seniorenvereniging heeft KBO een accountant verzocht om onderzoek te doen naar de omvang van de fraude. Uit de brief van de directeur van de KBO blijkt dat er in de periode van 2009 tot en met juni 2012, 75.070 euro aan contante gelden is opgenomen bij diverse geldautomaten en dat er 33.850 euro is overgeboekt naar de rekening van [naam echtgenote verdachte]. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij feitelijk met zijn werkzaamheden als penningmeester van de vereniging is begonnen in april 2010 omdat toen [betrokkene] in het ziekenhuis kwam te liggen. In maart 2011 is hij officieel benoemd tot penningmeester van de vereniging. Voor het jaar 2010 heeft verdachte verklaard deels verantwoordelijk te zijn voor de financiële gang van zaken bij de Seniorenvereniging en over de jaren 2011 en 2012 geheel. Verdachte heeft verder verklaard dat hij gelden van de Seniorenvereniging door kasopnames en bankoverschrijvingen heeft onttrokken en deze ten eigen bate heeft aangewend. De gelden gingen naar de rekening van de partner van verdachte, [naam echtgenote verdachte]. Verdachte kon 1000 euro per dag pinnen en nam vaker meerdere dagen achter elkaar geld op om kapitaal te verzamelen. [4]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard tweede penningmeester van de vereniging te zijn. Zij herinnert zich dat verdachte na het overlijden van [betrokkene], in december 2010, diens werkzaamheden heeft overgenomen als interim penningmeester. Omdat verdachte toen nog niet over een bankpas beschikte heeft [getuige 2] haar bankpas aan verdachte ter beschikking gesteld in januari 2011. [getuige 2] heeft verklaard zelf nimmer geld van de Seniorenvereniging te hebben opgenomen bij enige geldautomaat. Zij telebankierde niet en stortte enkel geld. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat haar partner [betrokkene] penningmeester was van de Seniorenvereniging en verdachte op enig moment boekhouder werd. In 2010 werd [betrokkene] ziek en heeft verdachte grotendeels de administratie van de vereniging overgenomen. [betrokkene] heeft van januari tot en met april 2010 nog werkzaamheden voor de vereniging verricht, maar daarna kon hij dat vanwege zijn ziekte echt niet meer. Getuige neemt aan dat vanaf dat moment verdachte als penningmeester is gaan optreden. [betrokkene] was hiertoe niet meer in staat. [6]
Conclusie
De rechtbank stelt aan de hand van het voorgaande vast dat verdachte vanaf april 2010 als interim penningmeester van de [naam seniorenvereniging] heeft gefungeerd, totdat hij in maart 2011 officieel als penningmeester werd benoemd. Die functie heeft hij bekleed tot juni 2012. Verdachte had de beschikking over een bankpas van de rekeningen van de vereniging. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in 2010 deels en in 2011 en 2012 geheel verantwoordelijk was voor de financiële huishouding van de vereniging. Verder heeft hij verklaard dat hij door kasopnames en bankoverschrijvingen geld aan de vereniging onttrok ten eigen bate. Verdachte boekte onder meer grote sommen geld over naar de rekening van zijn partner [naam echtgenote verdachte]. De kasopnames vonden plaats in Echt, Sittard en Roermond.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij pas vanaf oktober 2010 geldopnames kon doen. De rechtbank hecht - gelet op zijn verklaringen bij de politie en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] - daaraan geen geloof.
De rechtbank acht -gelet op het vorenstaande- het tenlastegelegde op de wijze als hierna onder 4.4. beschreven, wettig en overtuigend bewezen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
meermalen, in de periode van de maand januari 2010 tot en met 19 juni 2012, in de gemeenten Sittard-Geleen en Echt en Roermond, opzettelijk een geldbedrag, toebehorende aan de [naam seniorenvereniging], welk geldbedrag hij, verdachte, telkens anders dan door misdrijf, te weten als boekhouder en/of lid en/of penningmeester van voormelde [naam seniorenvereniging], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
verduistering, meermalen gepleegd
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht. Verdachte had (en heeft nog steeds) forse schulden en is diverse malen slachtoffer geworden van bedreigingen en fysiek geweld door of in opdracht van zijn schuldeisers. Hij ondervindt hiervan nog steeds hevige druk. De verdediging is derhalve van mening dat verdachte tot het verklaarde handelen is gekomen onder invloed van een zodanige van buiten komende druk, dat redelijkerwijs niet van hem te vergen was dat hij daartegen weerstand bood.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake geen standpunt ingenomen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank zal het verweer van de raadsman verwerpen, daar haar op geen enkele wijze is gebleken dat er sprake is van psychische overmacht. Wat er ook zij van de verklaring van verdachte dat hij druk ervoer van zijn schuldeisers, dit maakt nog niet dat hij daartegen geen weerstand kon bieden en laat onverlet dat hij andere keuzes had kunnen maken. Overigens is niet gebleken dat verdachte naar de politie is gestapt en aangifte tegen voornoemde schuldeisers heeft gedaan.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

7.De oplegging van straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast dient aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis te worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan twee jaren het door de [naam seniorenvereniging] in hem gestelde vertrouwen geschaad door stelselmatig geld - dat hij uit hoofde van zijn functie als (interim)-penningmeester van de vereniging onder zich had ten behoeve van welzijnswerk voor ouderen - voor persoonlijke doeleinden te gebruiken. Het bedrag dat is verduisterd bedraagt in totaal meer dan 100.000 euro. Verdachte heeft ter terechtzitting geen openheid van zaken gegeven en onvoldoende inzicht in de onjuistheid van zijn handelen getoond. De rechtbank kan derhalve niet inschatten of verdachte zich niet wederom schuldig zal maken aan financiële malversaties, nu hij immers nog steeds kampt met een forse schuldenlast en –naar eigen zeggen- nog steeds lastig gevallen wordt door zijn schuldeisers.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 27 mei 2014. Hieruit is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt verder rekening met de omstandigheid dat meer dan twee jaar is verstreken tussen het gepleegde delict en het onderzoek ter terechtzitting. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de leeftijd van verdachte (70 jaar).
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het vorenstaande, meer in het bijzonder de leeftijd van verdachte, zal de rechtbank deze straf in voorwaardelijke vorm opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden om dergelijke feiten opnieuw te plegen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van na te melden duur, hetgeen past bij de uitdrukking van de ernst van het feit.

8.Het beslag

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen personenauto Mercedes A140 (2002) met kenteken [kenteken] en het kentekenbewijs verbeurd te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal (formeel) de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen personenauto en het kentekenbewijs aan de rechthebbende [naam echtgenote verdachte] (partner van verdachte). Vast staat weliswaar dat deze auto is verkregen uit de baten van de strafbare feiten, ,maar niet is komen vast te staan dat de partner van verdachte, op wiens naam de auto is gesteld, op de hoogte was van de strafbare gedragingen van verdachte, hetgeen op de voet van artikel 33a, lid 2 Sr wel een vereiste is voor verbeurdverklaring.
Omdat tevens conservatoir beslag rust op de inbeslaggenomen goederen zullen deze echter feitelijk
nietworden teruggegeven.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf,
naar rato van twee uur per dag.
  • veroordeelt verdachte voorts tot
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast formeel de teruggave van de inbeslaggenomen personenauto met kenteken [kenteken] Mercedes A140 (2002), kleur: grijs (363929) en het kentekenbewijs aan de rechthebbende, [naam echtgenote verdachte].
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. R.M.M. Kleijkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
11 juli 2014.
Buiten staat
Mr. R.M.M. Kleijkers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Midden/Noord Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL233R 2012081244 d.d. 4 juli 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juli 2012, doorgenummerde dossierpagina’s 11-13.
3.(Aanvullend) proces-verbaal d.d. 28 augustus 2012 incl. bijlage (KBO), doorgenummerde dossierpagina’s 161-162, 164.
4.Processen-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 221-222, 224, 227.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 23 mei 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 201-202.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 23 maart 2013, doorgenummerde dossierpagina’s 193-194.