ECLI:NL:RBLIM:2014:6153

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
11 juli 2014
Zaaknummer
C-03-193317 - KG ZA 14-369
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overplaatsing van minderjarige naar bestandspleeggezin en bevoegdheid van stichting Bureau Jeugdzorg Limburg

In deze zaak gaat het om de overplaatsing van een minderjarige, die met een machtiging van de kinderrechter bij haar grootouders verblijft, naar een zogenoemd bestandspleeggezin. De ouders van de minderjarige zijn het niet eens met deze overplaatsing en hebben een kort geding aangespannen tegen de stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De voorzieningenrechter heeft op 10 juli 2014 geoordeeld dat de overplaatsing binnen de machtiging tot uithuisplaatsing valt en daarmee binnen de bevoegdheid van de stichting. De ouders vorderden dat de stichting zou worden verboden de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen, met een dwangsom van € 100.000,- voor het geval de stichting hier geen uitvoering aan zou geven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een onzorgvuldig genomen besluit of een ondeugdelijke motivering van de stichting. De ouders hebben een spoedeisend belang omdat de stichting een besluit heeft genomen om de minderjarige op korte termijn over te plaatsen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de grootouders als pleegouders fungeren, maar dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet beperkt is tot dit specifieke pleeggezin. De rechter heeft de vorderingen van de ouders afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/193317 / KG ZA 14-369
Vonnis in kort geding van 10 juli 2014
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats eisers],
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats eisers],
eisers, ook te noemen de ouders,
advocaat mr. L.L.C. Habets te Maastricht,
tegen
de stichting
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
gedaagde, ook te noemen de stichting,
advocaat mr. C.M. van den Eertwegh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de brief, met bijlagen, d.d. 7 juli 2014 van de stichting
  • de brief, met bijlage, d.d. 8 juli 2014 van mr. Habets
  • de mondelinge behandeling, waarbij zijn verschenen:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • [A] en mr. C.M. van den Eertwegh namens de stichting;
  • [grootvader], de grootvader en tevens pleegvader.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn de ouders van:
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010.
De ouders oefenen gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [de minderjarige].
[de minderjarige] staat onder toezicht van de stichting. De termijn van ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 25 januari 2015. Tevens verleende de kinderrechter machtiging tot plaatsing van [de minderjarige] bij pleegouder(s). De termijn van de machtiging werd laatstelijk verlengd tot 25 januari 2015.
[de minderjarige] verblijft op dit moment bij de grootouders (mz) die als pleegezin functioneren.

3.Het geschil

3.1.
De ouders vorderen samengevat – de stichting te verbieden de verblijfplaats van [de minderjarige] te wijzigen en hieraan een dwangsom van € 100.000,= te verbinden voor het geval de stichting na betekening van dit vonnis geen uitvoering hieraan geeft, dan wel een zodanige maatregel als de voorzieningen rechter in goede justitie vermeent te behoren, alsmede de stichting te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat daarin begrepen.
3.2.
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De ouders hebben een spoedeisend belang omdat de stichting een besluit heeft genomen om [de minderjarige] op korte termijn – 14 juli a.s. – over te plaatsen naar een ander pleeggezin. De ouders zijn het met die overplaatsing niet eens.
4.2.
De vraag is of, gelet op de belangen van partijen, met name het belang van [de minderjarige], een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereist, zoals door de ouders verzocht.
4.3.
Vast staat dat [de minderjarige] met een machtiging van de kinderrechter (uithuisplaatsing bij pleegouder(s)) uit huis is geplaatst en thans bij haar grootouders (mz) woont. Anders dan de stelling van de ouders, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen sprake is van een machtiging tot plaatsing binnen een specifiek pleeggezin, in dit geval de grootouders (mz). De voorzieningenrechter leest in de beschikking van de kinderrechter van 16 januari 2014 niet dat de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing bij dit specifieke pleeggezin is verlengd. Van een bij naam genoemd netwerkpleeggezin is immers geen sprake. Dat grootouders als pleegouders worden vermeld in de kop en lichaam van de beschikking is juist, doch is geen reden voor de conclusie dat de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing bij pleegouders beperkt is tot het specifieke (netwerk)gezin van de grootouders. De grootouders fungeren op dit moment immers feitelijk als pleegouders en zijn derhalve zo benoemd.
De raadsvrouw van de ouders heeft nog gesteld dat de kinderrechter op de zitting d.d. 16 januari 2014 de ouders heeft gezegd dat voor een overplaatsing naar een ander pleeggezin de stichting eerst toestemming van de kinderrechter zou moeten hebben, maar dat blijkt niet uit het overgelegde proces-verbaal van de zitting. Wel blijkt daaruit dat de stichting toen al heeft aangegeven dat er twijfels bestaan over het verblijf bij de grootouders. In het proces-verbaal staat daarover ; “In beginsel wil de stichting deze pleegouderplaatsing handhaven maar dan moeten partijen zich wel houden aan de gemaakte afspraken”. Ondanks deze opmerking heeft de kinderrechter in zijn beschikking de machtiging niet beperkt tot het gezin van de grootouders.
De voorzieningenrechter komt vervolgens tot het oordeel dat het verplaatsen van een minderjarige van het ene naar het andere pleeggezin binnen de machtiging en daarmee binnen de bevoegdheid van de stichting ligt.
4.4.
De vraag is nu of er sprake is van een onzorgvuldig genomen besluit en of er sprake is van een ondeugdelijke motivering, zoals de ouders stellen.
Hoewel deze vragen volgens de stichting zouden moeten worden beantwoord in een bodemprocedure, heeft de stichting te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen een beslissing in kort geding, mede gelet op het belang bij een snelle beslissing.
De voorzieningenrechter zal – wat hiervan ook zij – gelet op het standpunt van de stichting en het belang van alle partijen waaronder met name [de minderjarige] bij duidelijkheid over haar perspectief toch een inhoudelijk oordeel geven.
Naar het oordeel van de rechter is van een onzorgvuldig of ondeugdelijk gemotiveerd besluit niet gebleken. Uit het verloop van de uithuisplaatsing – zoals door de stichting is weergegeven ter zitting en zoals die blijkt uit de overgelegde stukken – wordt duidelijk dat er reeds bij de behandeling van het verzoek tot verlenging van de termijn van de machtiging twijfels bestonden over de draagkracht van de grootouders en over het verdere verblijf van [de minderjarige] bij hen. Al langere tijd heeft er daarom elke twee weken een evaluatie plaatsgevonden waarin werd bekeken of de plek bij grootouders kon worden behouden. Van de conclusies zijn de ouders en grootouders – totdat zij aangaven dit niet meer te willen ontvangen – steeds per brief op de hoogte gebracht, in welke brieven de grootouders en de ouders ook telkens werden gewezen op de bestaande afspraken.
De stichting, die aangeeft dat er ook na de zitting van januari 2014 vaker sprake is geweest van het niet nakomen van afspraken, maakt zich ook ernstige zorgen over de draagkracht van de pleegouders, en de gevolgen daarvan voor [de minderjarige]. Oma is ernstig ziek en de verzorging komt vrijwel gehele neer op grootvader. Dat de grootvader een andere beleving heeft dan de stichting over zijn draagkracht, kan niet leiden tot een ander oordeel. Hoewel de school geen zorgen heeft over het welzijn [de minderjarige], hebben de hulpverleners in en rondom het gezin van de grootouders dat wel, zoals blijkt uit de door de stichting overgelegde stukken. Eerder was, ter ontlasting van de grootouders, al een bestandsgezin ingeschakeld waar [de minderjarige] enkele weekenden per maand naar toe ging. [de minderjarige] is hier inmiddels goed gewend en de stichting zal [de minderjarige] nu binnen dit gezin plaatsen. Het is daarbij de uitdrukkelijke bedoeling van de stichting dat er een goed contact blijft tussen [de minderjarige] en haar ouders en grootouders. Wat die laatsten betreft denkt de stichting aan een frequente weekendregeling, zoals die nu bestaat voor het weekendpleegezin. Het plan om grootouders als weekendpleeggezin te gaan inzetten is helaas nog niet uitgewerkt mede gelet op het feit dat de ouders en grootouders zich momenteel erg verzetten tegen de inzet van de stichting.
De voorzieningenrechter merkt tenslotte op er alle begrip voor te hebben dat het voor de pleegouders - die zich altijd zeer hebben in gezet voor [de minderjarige] en zeer betrokken zijn geweest bij [de minderjarige] en haar ouders – erg moeilijk is om te horen dat de plaats in hun gezin nu niet meer de beste plek voor [de minderjarige] is.
De voorzieningenrechter gaat er echter vanuit dat, nu het perspectief van [de minderjarige] duidelijk is, partijen alsnog tot afspraken komen omtrent de nieuwe rol die grootouders in het leven van [de minderjarige] zullen krijgen.
4.5.
Gelet op de aard van de procedure ziet de voorzieningenrechter reden om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.J.M. Boogaard-Derix en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2014. [1]

Voetnoten

1.type: DT