In deze zaak gaat het om de overplaatsing van een minderjarige, die met een machtiging van de kinderrechter bij haar grootouders verblijft, naar een zogenoemd bestandspleeggezin. De ouders van de minderjarige zijn het niet eens met deze overplaatsing en hebben een kort geding aangespannen tegen de stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De voorzieningenrechter heeft op 10 juli 2014 geoordeeld dat de overplaatsing binnen de machtiging tot uithuisplaatsing valt en daarmee binnen de bevoegdheid van de stichting. De ouders vorderden dat de stichting zou worden verboden de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen, met een dwangsom van € 100.000,- voor het geval de stichting hier geen uitvoering aan zou geven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een onzorgvuldig genomen besluit of een ondeugdelijke motivering van de stichting. De ouders hebben een spoedeisend belang omdat de stichting een besluit heeft genomen om de minderjarige op korte termijn over te plaatsen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de grootouders als pleegouders fungeren, maar dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet beperkt is tot dit specifieke pleeggezin. De rechter heeft de vorderingen van de ouders afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.