Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
de vennootschap onder firma Stal [X] V.O.F., gevestigd te [woonplaats X] aan het adres [adres X],
[Y], wonende te [woonplaats X] aan het adres [adres X],
[Z], wonende te [woonplaats X] aan het adres [adres X],
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 juli 2014 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de kamer voor kantonzaken in een geschil tussen [eiser] en Stal [X] V.O.F. [eiser] vorderde dat Stal [X] c.s. zouden worden veroordeeld tot het voldoen van de in de dagvaarding verwoorde vorderingen. Stal [X] c.s. betwistten de bevoegdheid van de kantonrechter en stelden dat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken bevoegd was. [eiser] stelde daarentegen dat de vordering betrekking had op een consumentenkoop, waardoor de kantonrechter bevoegd zou zijn.
De kantonrechter oordeelde dat de hoogte van de vordering van [eiser] de absolute competentiegrens van de kantonrechter overschrijdt. De vraag of de koopovereenkomst met betrekking tot het paard [A] als consumentenkoop kan worden aangemerkt, was cruciaal voor de bevoegdheid. Stal [X] c.s. voerden aan dat [eiser] de koopovereenkomst had gesloten voor beroepsmatige doeleinden, wat door [eiser] werd erkend. Dit leidde tot de conclusie dat de koopovereenkomst niet als consumentenkoop kon worden aangemerkt.
De kantonrechter verklaarde zich daarom onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en verwees de zaak naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van het incident. De uitspraak benadrukt het belang van de absolute competentiegrens en de kwalificatie van de koopovereenkomst in het civiele recht.