Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
- is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
- zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De oplegging van straf
8.De benadeelde partij
9.Het beslag
10.De wettelijke voorschriften
11.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2. is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachtezich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte zich binnen drie werkdagen volgend op dit vonnis in persoon moet melden bij Reclassering Nederland op het adres: Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht, en zich hierna moet blijven melden zo frequent en zolang deze reclasseringsinstelling dit nodig acht, en dat verdachte zich moet laten behandelen voor zijn frustraties rondom de relatiebreuk bij FFP Mondriaan of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
stelt tevens als bijzondere voorwaarden dat het verdachte verboden is om gedurende de proeftijd:
zich te bevindenin de volgende straten en/of locaties te Voerendaal, Heerlen en Schinnen:
[adres 2] te Voerendaal, en de straten die daar direct aan grenzen, te weten: [adres 3], [adres 4] en [adres 5];
voetbalvereniging van de kinderen van [slachtoffer]: RKVV Voerendaal, Sportpark De Joffer, Goswijnstraat 1 (6367 EB) Voerendaal en de straten die daar direct aan grenzen, te weten: Eynattenstraat, Veldje, Horionstraat en Cortemich;
scholen van de kinderen van [slachtoffer]: Cortemich Brede School, Cortemich 2 (6367 CG) Voerendaal en de straten die daar direct aan grenzen, te weten: Goswijnstraat, Horionstraat, Mirbachstraat, en voorts Herle College, Heldevierlaan 5 (6415 SB) Heerlen;
Volta Limburg BV (alwaar [slachtoffer] werkzaam is), Breinderveldweg 5 (6365 CM) Schinnen en de straten die daar direct aan grenzen, te weten: Breinder en Hoeverveldweg;
- wijst toede vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]tot een bedrag van
€ 2.874,17 (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro en zeventien eurocent); - veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 2.874,17 (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro en zeventien eurocent), subsidiair 57 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.874,17 (tweeduizend achthonderdvierenzeventig euro en zeventien eurocent) ten behoeve van voornoemd slachtoffer, daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;