ECLI:NL:RBLIM:2014:5796

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
03/700074-14 en 03/011522-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal met ISD-maatregel als gevolg

Op 1 juli 2014 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], die zich schuldig had gemaakt aan diefstal en poging tot diefstal. De zaak betrof twee parketnummers: 03/700074-14 en 03/011522-14. De verdachte was gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, en werd bijgestaan door raadsman mr. J. de Bruin. De rechtbank behandelde de zaak na verwijzing door de politierechter en op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van kratten met lege flessen en fietsen, evenals een poging tot diefstal van een portemonnee uit een bestelbus.

De rechtbank oordeelde dat de diefstal van de kratten met lege flessen wettig en overtuigend bewezen was, terwijl de verdachte werd vrijgesproken van de fietsdiefstallen. De rechtbank vond onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de fietsdiefstallen, ondanks de herkenning op camerabeelden. De poging tot diefstal van de portemonnee werd wel bewezen verklaard, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsstukken.

De rechtbank overwoog dat de verdachte een veelpleger was met een uitgebreid strafblad en dat er een hoog recidiverisico bestond. De officier van justitie had de ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, wat de rechtbank uiteindelijk oplegde. De rechtbank benadrukte het belang van een snelle klinische behandeling voor de verdachte om recidive te voorkomen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van de relevante feiten werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 38m, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
parketnummers: 03/700074-14 en 03/011522-14 (t.t.z. gevoegd)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, HvB Roermond te Roermond.
Raadsman is mr. J. de Bruin, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn – na verwijzing van de zaak met parketnummer 03/011522-14 door de politierechter naar de meervoudige kamer – inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 juni 2014, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
03/700074-14
Feit 1:op 5 februari 2014 samen met (een) ander(en) kratten met lege flessen heeft gestolen;
Feit 2:op 27 januari 2014 samen met (een) ander(en) een damesfiets heeft gestolen.
03/011522-14
Feit 1:op 13 januari 2014 samen met (een) ander(en) een damesfiets heeft gestolen;
Feit 2:op 16 januari 2014 samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om een portemonnee te stelen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van beide fietsendiefstallen heeft zij naar voren gebracht dat verdachte op camerabeelden is herkend door verbalisanten, die in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal hebben gerelateerd dat verdachte een fiets bij zich had, waardoor er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 03/700074-14 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde diefstal van de kratten met lege flessen. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde fietsdiefstal heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu de medeverdachte heeft verklaard dat hij degene was die de fiets heeft gestolen en van medeplegen door verdachte geen sprake is. Als verdachte al een rol heeft gespeeld bij deze diefstal, was die zo klein dat enkel sprake kan zijn van medeplichtigheid, hetgeen niet ten laste is gelegd.
In de zaak met parketnummer 03/011522-14 heeft de raadsman zich ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde poging diefstal van de portemonnee gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde fietsdiefstal heeft hij vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Dat verdachte een fiets zou hebben gestolen blijkt immers enkel uit het relaas van de verbalisant die de camerabeelden heeft uitgelezen en dat relaas is niet onderbouwd met ondersteunend bewijs, terwijl dat wel mogelijk was geweest door een “still” te overleggen waarop verdachte te zien was met de fiets.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
03/700074-14
Feit 1 [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander zes kratten met lege flessen heeft gestolen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
  • de aangifte namens Kasteel ter Worm Hotel & Restaurant
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen [4] .
Feit 2
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar fiets op 27 januari 2014 te Heerlen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat hij tijdens het uitkijken van de camerabeelden zag dat medeverdachte [medeverdachte] de betreffende fiets wegnam, waarna hij zich voegde bij verdachte, die op dat moment reed op een fiets die [medeverdachte] bij zich had net voordat hij de betreffende fiets wegnam.
Verdachte ontkent dat hij de betreffende fiets gestolen heeft. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die fiets heeft meegenomen en dat verdachte heeft geregeld dat deze werd verkocht.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende uit het dossier naar voren komt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze fietsdiefstal. Zowel uit de camerabeelden als de verklaring van [medeverdachte] komt immers naar voren dat [medeverdachte] de fiets heeft weggenomen. Dat verdachte later een koper voor deze fiets zou hebben geregeld, blijkt slechts uit de verklaring van [medeverdachte] terwijl het ook nog maar de vraag is of – indien waar - zulks zou hebben geleid tot de conclusie dat er van medeplegen van diefstal sprake is. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
03/011522-14
Feit 1
Op 14 januari 2014 doet [benadeelde 2] aangifte van diefstal van haar fiets een dag eerder te Heerlen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat op camerabeelden te zien is dat twee personen voorbij de school lopen waar de fiets gestolen is en dat zij twee minuten later weglopen en één van hen een fiets zoals genoemd in de aangifte vast heeft en aan de achterkant optilt.
In het dossier zijn een drietal print-screens gevoegd van twee personen bij de school. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] herkennen zich op deze beelden, maar ontkennen de fiets te hebben gestolen. De rechtbank overweegt dat op de beelden in het dossier niet is te zien dat verdachte (of [medeverdachte]) de betreffende fiets wegneemt of deze aan de hand meevoert. De beschrijving die de verbalisant geeft van de fiets die kennelijk is gestolen is zodanig beknopt dat de rechtbank daaruit niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat het om de fiets van aangeefster gaat. Zij zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Feit 2 [5]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om een portemonnee uit een bestelbus weg te nemen door een schroevendraaier tussen het raam te plaatsen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting en bij de politie [6] ;
- het proces-verbaal van bevindingen [7] ;
- de aangifte namens Hendrix Bouw Nederhof BV [8] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
03/700074-14
1.
op 5 februari 2014 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf het omheind terrein van Kasteel Ter Worm heeft weggenomen zes kratten met lege flessen toebehorende aan Kasteel Ter Worm Hotel & Restaurant, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot dat omheind terrein heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door over het hekwerk te klimmen, in elk geval door middel van inklimming.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
03/011522-14
2.
op 16 januari 2014, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelbus weg te nemen een portemonnee toebehorende aan Hendrix Bouw Nederhof B.V. en die weg te nemen portemonnee onder zijn bereik te brengen door middel van braak, immers met voornoemd oogmerk een schroevendraaier tussen het raam te plaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03/700074-14
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
03/011522-14
feit 2:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse toetsing.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de ISD-maatregel in voorwaardelijke zin op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan het traject naar opname in een kliniek en in de tussenliggende periode onder reclasseringstoezicht blijft. Subsidiair heeft hij verzocht de behandeling van onderhavige strafzaak aan te houden, opdat in de komende maanden het traject naar behandeling in klinische setting binnen de P.I. kan worden opgestart.
Oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is naar de mening van de raadsman nog niet aan de orde, omdat er niet eerder behandeling via drangmodaliteiten is opgelegd. Uit de praktijk blijkt verder dat de termijn van twee jaar die de maatregel normaal gesproken duurt, maakt dat er weinig gevoel van urgentie is bij de betrokken instanties, waardoor de maatregel meer lijkt op een kale gevangenisstraf, aldus de raadsman.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte is bij justitie bekend als een zeer actieve veelpleger. Dit blijkt ook uit het uitgebreide strafblad van verdachte. Verdachte is diverse malen veroordeeld tot gevangenisstraffen, maar die veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Nu heeft verdachte kratten met lege flessen gestolen en heeft hij geprobeerd om een portemonnee uit een bestelbus te stelen.
Door de officier van justitie is oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. De rechtbank kan tot oplegging van deze maatregel overgaan indien is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 38m, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het gestelde in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht overweegt de rechtbank dat:
  • verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en poging tot diefstal en dat dit misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
  • uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 21 mei 2014 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige feiten minstens drie keer eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens een misdrijf en daarbij een gevangenisstraf heeft gekregen;
  • de bewezenverklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van de bovengenoemde straffen.
Voorts overweegt de rechtbank als volgt.
De reclassering schat in haar advies van 2 juni 2014 het recidiverisico als hoog in. Verder blijkt uit dit advies dat verdachte op de meeste leefgebieden ernstige problemen heeft: verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, mist een daginvulling, heeft een slechte financiële situatie en kampt met verslavings- en psychische problematiek. Volgens de rapporteur is een langdurige klinische behandeling geïndiceerd om deze problemen aan te pakken. Nu verdachte daarvoor niet is gemotiveerd, adviseert de reclassering oplegging van de ISD-maatregel.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat deze laatste constatering van de reclassering niet klopt. Hij is juist wel bijzonder gemotiveerd om in een klinische setting aan zijn problemen te werken. Hij wil dit echter niet via een ISD-maatregel, omdat deze maatregel volgens verdachte in de praktijk neer komt op een kale opsluiting en geen behandeling.
De rechtbank is, mede gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, van oordeel dat verdachte dringend klinische behandeling en begeleiding nodig heeft om aan zijn problemen te werken om zo de negatieve spiraal waarin hij terecht is gekomen te doorbreken. Niet alleen voor hem zelf, maar tevens voor de maatschappij, die hinder en overlast ondervindt van het voortdurende criminele gedrag van verdachte. Rest de vraag binnen welk kader de rechtbank deze behandeling aan verdachte moet opleggen.
De rechtbank overweegt dat het van groot belang is dat de klinische behandeling van verdachte zo snel mogelijk wordt opgestart en direct aansluit op de voorlopige hechtenis. Op die manier wordt voorkomen dat verdachte zonder enige vorm van begeleiding op straat komt te staan, waarbij de kans op recidive bijzonder groot zou zijn en alle toekomstige begeleiding al bij voorbaat weer doorkruist zou worden. Dit brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat de ISD-maatregel de meest geëigende weg is om de begeleiding en behandeling van verdachte vorm te geven. Het betreft hier immers een langdurige vrijheidsbenemende maatregel, die niet alleen voortzetting van het criminele gedragspatroon onmogelijk maakt, maar tevens een klinische behandeling op korte termijn mogelijk maakt voor diegenen die hiertoe gemotiveerd zijn. Nu verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij graag een klinische behandeling wil ondergaan acht de rechtbank de maatregel van ISD dan ook niet bij voorbaat zinloos.
De rechtbank ziet geen reden het subsidiaire verzoek van de raadsman te honoreren, aangezien bij medewerking van verdachte zijn behandeling via het traject van de ISD-maatregel sneller kan worden bewerkstelligd en sneller kan starten, dan via het door de raadsman geopperde traject. Dit traject zou immers betekenen dat eerst een indicatiestelling moet volgen, waar geruime tijd mee gemoeid is, waarna verdachte op een wachtlijst voor een kliniek geplaatst wordt. Met de daadwerkelijk plaatsing en aanvang van de behandeling van verdachte is op die manier al gauw minstens een half jaar gemoeid. Verdachte zit al die tijd in voorlopige hechtenis en kan pas aan het eind van het hele traject starten met klinische behandeling. De voorwaardelijke ISD van twee jaar hangt vanaf dat moment nog volledig boven zijn hoofd.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
De rechtbank is van oordeel dat bij het bepalen van de duur van de maatregel geen rekening moet worden gehouden met de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Zij overweegt daartoe dat deelname aan het gehele traject gedurende een periode van twee jaar een noodzakelijke voorwaarde is om de gewenste resocialisatie van verdachte in de maatschappij te kunnen bewerkstelligen.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden en zal aldus beslissen. Om na te gaan of er daadwerkelijk vaart achter de behandeling van verdachte wordt gezet dient deze tussentijdse toetsing plaatst te vinden binnen zes maanden.

6.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 227,95 ter zake van de in de zaak met parketnummer 03/700074-14 onder 2 tenlastegelegde fietsdiefstal.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 157,- ter zake van de in de zaak met parketnummer 03/011522-14 onder 1 tenlastegelegde fietsdiefstal.
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit en heeft derhalve verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
De rechtbank overweegt dat verdachte in van het in de zaak met parketnummer 03/700074-14 onder 2 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03/011522-14 onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. De rechtbank verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] dan ook niet-ontvankelijk in hun vorderingen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de in het zaak met parketnummer 03/700074-14 onder 2 tenlastegelegde feit en het in de zaak met parketnummer 03/011522-14 onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaar;
- beslist tot een tussentijdse toetsing van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt de termijn, waarbinnen het openbaar ministerie de rechtbank daarover bericht, op zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1], [adres 1], [woonplaats 1], in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2], [adres 2], [woonplaats 2], in haar vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 juli 2014.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer
03/700074-14ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 februari 2014 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening vanaf het omheind terrein van Kasteel Ter Worm heeft weggenomen zes in elk geval een of meer kratten met lege flessen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kasteel Ter Worm Hotel & Restaurant, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot dat omheind terrein heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door over het hekwerk te klimmen, in elk geval door middel van inklimming;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2014 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (Batavus) (met fietstassen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer
03/011522-14ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2014, in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk: Gazelle Orange Lite), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2014, in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bestelbus weg te nemen een portemonnee, althans een goed, geheel of ten dele toebehorende aan Hendrix Bouw Nederhof B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader en zich daarbij de toegang tot die bestelbus te verschaffen en/of die weg te nemen portemonnee onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, immers met voornoemd oogmerk een schroevendraaier tussen het raam te plaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het eindproces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, leiding district Heerlen, leiding basiseenheid Heerlen-Noord, met registratienummer PL2432-2014014042, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 86 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
2.Het proces-verbaal aangifte van [naam 1] namens Kasteel ter Worm Hotel&Restaurant, pagina 64.
3.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], pagina 38.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 70-71.
5.Voor zover de in het vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het tenlastegelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent. Tenzij anders aangegeven, maken deze bewijsmiddelen deel uit van het proces-verbaal van de politie regio Limburg Zuid, leiding district Heerlen, leiding basiseenheid Heerlen-Noord, met registratienummer PL2432-2014006040, dat is doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 66 en in de wettelijke vorm is opgemaakt.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 54-55.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 28-29.
8.Het proces-verbaal aangifte van [naam 2] namens Hendrix Bouw Nederhof BV, pagina 5.