ECLI:NL:RBLIM:2014:5627

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
C-03-191340-KGZA-14-259
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet van woningvereniging tegen schorsing van ontruimingsvonnis

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de Stichting Wonen Zuid verzet aantekende tegen een eerder vonnis van 28 april 2014. Dit eerdere vonnis had de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis geschorst, dat was uitgesproken op 12 maart 2014 wegens huurachterstand van € 2.624,75 door [geopposeerde 1]. De huurovereenkomst was ontbonden en [geopposeerde 1] was veroordeeld om de woning binnen twee weken te ontruimen. Na de ontbinding van de huurovereenkomst zijn de goederen van [geopposeerde 1] onder bewind gesteld, met [geopposeerde 2] als bewindvoerder. In het kort geding vorderde [geopposeerde 1] schorsing van de ontruiming, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat alleen de bewindvoerder deze vordering kon indienen. De rechtbank oordeelde dat [geopposeerde 1] niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat hij niet de formele procespartij was. De voorzieningenrechter baseerde zich op een arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014, waarin werd gesteld dat de bewindvoerder als formele procespartij moet optreden in procedures die de rechten van de rechthebbende betreffen. De rechtbank heeft de vorderingen van Wonen Zuid afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: 191340 / KGZA 14-259
Vonnis in verzet in kort geding van 25 juni 2014
in de zaak van
de stichting
Stichting Wonen Zuid, gevestigd en kantoorhoudend te Roermond,
opposante,
advocaat: mw. mr. A.N.A.G. Boer te Klimmen,
tegen:

1.[geopposeerde 1], wonende te [woonplaats geopposeerde 1] aan de [adres geopposeerde 1], en

2.
[geopposeerde 2], h.o.d.n. [naam bewindvoerderskantoor], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van [geopposeerde 1] voormeld, wonende en zaakdoende te [vestigingsplaats], gemeente [X], aan de [adres bewindvoerder],
geopposeerden,
advocaat: mr. M.M. van der Marel te Eindhoven
Partijen worden hierna Wonen Zuid, [geopposeerde 1] en [geopposeerde 2] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verzetdagvaarding met producties, uitgebracht op 14 mei 2014;
  • de per fax toegezonden producties van Wonen Zuid;
  • de pleitnota van de advocaat van Wonen Zuid en
  • de pleitnota van de advocaat van [geopposeerde 1] en [geopposeerde 2].
1.2.
Hierna is vonnis bepaald waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.Het geschil

In conventie en in reconventie:

2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 12 maart 2014 is de tussen Wonen Zuid en [geopposeerde 1] bestaande huurovereenkomst ontbonden wegens een huurachterstand van
€ 2.624,75, is [geopposeerde 1] veroordeeld om die huurachterstand te betalen en de gehuurde woning te ontruimen binnen 2 weken na betekening van het vonnis.
2.2.
Bij exploot van 19 maart 2014 heeft Wonen Zuid voormeld vonnis van 12 maart 2014 aan [geopposeerde 1] laten betekenen met bevel tot betaling van de voormelde huurachterstand met rente en kosten en aanzegging om het gehuurde binnen 14 dagen te ontruimen.
2.3.
Bij exploot van 7 april 2014 heeft Wonen Zuid aan [geopposeerde 1] laten aanzeggen dat op 1 mei 2014 de gedwongen ontruiming zal plaatsvinden.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 april 2014 zijn de goederen van [geopposeerde 1] onder bewind gesteld met benoeming van [geopposeerde 2] tot bewindvoerder.
2.5.
Bij exploot van 25 april 2014 heeft [geopposeerde 1] Wonen Zuid laten dagvaarden tegen de terechtzitting van 28 april 2014 om 9.30 uur en heeft [geopposeerde 1] gevorderd om de ontruiming van de door hem gehuurde woning te schorsen tot dat in de hoofdzaak een vonnis is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan. Wonen Zuid heeft geen gevolg gegeven aan de dagvaarding en heeft verstek laten gaan.
2.6.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft vervolgens bij verstekvonnis van 28 april 2014 de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 12 maart 2014 geschorst tot dat er in de bodemprocedure een vonnis is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan.
2.7.
Wonen Zuid komt thans in verzet tegen voormeld vonnis van 28 april 2014. Volgens Wonen Zuid kon slechts [geopposeerde 2] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder schorsing vorderen van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 12 maart 2014. [geopposeerde 1] kon derhalve niet ontvangen worden in die vordering. Wonen Zuid betwist voorts dat sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het vonnis van 12 maart 2014. De kantonrechter heeft immers rekening gehouden met en recht gedaan op alle gestelde feiten en omstandigheden. Er is ook geen sprake van een noodtoestand aan de zijde van [geopposeerde 1]. Voor zover [geopposeerde 1] lijdende is aan een post traumatische stress stoornis, heeft [geopposeerde 1] dat niet onderbouwd met een medische verklaring en evenmin gesteld dat hij deswege niet zou mogen verhuizen. Wonen Zuid weerspreekt dat zij zich schuldig maakt aan misbruik van recht. Zij heeft er alles aan gedaan om ontruiming te voorkomen, door [geopposeerde 1] te wijzen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening. Zij heeft er belang bij om haar schade die wordt veroorzaakt door niet betalende huurders, zo laag mogelijk te houden. Schorsing van de ontruiming zou een ongewenste precedentwerking tot gevolg hebben. Volgens Wonen Zuid heeft zij [geopposeerde 2] slechts gedagvaard voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat de bewindvoerder de ontruiming kan tegengaan en slechts in dat geval vordert Wonen Zuid om [geopposeerde 2] te veroordelen de ontruiming te gehengen en te gedogen.
2.8.
[geopposeerde 1] is van mening dat hij wel ontvangen kan worden in zijn vordering tot schorsing en dat de bewindvoerder [geopposeerde 2] ten onrechte is gedagvaard. Het gaat immers om een niet vermogensrechtelijk onderdeel van de huurovereenkomst. [geopposeerde 2] is derhalve geen procespartij. Volgens [geopposeerde 1] heeft hij wel degelijk actie ondernomen nadat hij door Wonen Zuid werd gewezen op mogelijke schuldhulpverlening. Echter, voorwaarde voor deelname aan schuldhulpverlening was dat hij over een inkomen diende te beschikken, hetgeen niet het geval was. Omdat zijn WW-uitkering was geëindigd, heeft hij alles in het werk gesteld om een bijstandsuitkering te verkrijgen. De behandeling daarvan werd echter gefrustreerd doordat hij vanwege het niet kunnen betalen van een boete voor een verkeersovertreding gedetineerd werd. De bewindvoerder [geopposeerde 2] heeft aan Wonen Zuid een voorstel gedaan, maar dat werd niet geaccepteerd. Ondanks dat hij thans wel voldoet aan de voorwaarden in het tussen de woningverenigingen en de gemeente Roermond geldende convenant ter voorkoming van huisuitzettingen, wordt hem de kans ontnomen om de huurschuld af te lossen. [geopposeerde 1] is daarom van mening dat Wonen Zuid misbruik van recht maakt. Als hij zijn woning kwijtraakt, komt hij in een noodtoestand te verkeren. Hij lijdt aan een post traumatische stress stoornis en een gedwongen verhuizing zal niet bijdragen aan zijn genezingsproces. Als hij de woning moet verlaten kan hij zijn dochter niet meer ontvangen. [geopposeerde 1] is daarom van mening dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis moet worden gehandhaafd totdat de uitspraak in de bodemprocedure in kracht van gewijsde is gegaan. In dat verband stelt [geopposeerde 1] dat hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van 12 maart 2014 en dat het hoger beroep wordt aangebracht op 30 september 2014.
2.9.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – ingegaan.

3.De beoordeling

In conventie en in reconventie:

3.1.
De over en weer ingestelde vorderingen hangen nauw met elkaar samen zodat zij zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
3.2.
Het meest verstrekkende verweer van Wonen Zuid betreft de ontvankelijkheid van de vordering van [geopposeerde 1], zodat dit verweer als eerste zal worden beoordeeld.
3.3.
In dat verband beroepen Wonen Zuid, [geopposeerde 1] en [geopposeerde 2] zich alle op het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014, zaaknummer 13/04148.
3.4.
In rechtsoverweging 3.4.3 van voormeld arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat de bewindvoerder bevoegd is in verzet te komen tegen een bij verstek gewezen vonnis in een geding waarin de rechthebbende zelf partij was, indien en voor zover in dit vonnis is geoordeeld over een onder bewind gesteld goed. Voorts heeft de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.4.3 van dat arrest overwogen dat, een vordering van een verhuurder tot ontbinding van een door de rechthebbende voor de instelling van het bewind gesloten huurovereenkomst, en tot ontruiming van het gehuurde, dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder, indien de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten in het onder bewind gestelde vermogen vallen. Weliswaar brengt het bewind niet mee dat de bewindvoerder partij wordt bij de huurovereenkomst, maar de daaruit voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van artikel 1:431, lid 1, BW. De bewindvoerder treedt daarom ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.5.
De rechten van de rechthebbende, in dit geval [geopposeerde 1], die voortvloeien uit de huurovereenkomst omvatten in ieder geval de terbeschikkingstelling door Wonen Zuid van de woning. Nu Wonen Zuid aan die terbeschikkingstelling een einde wil maken door middel van een ontruiming, volgt daaruit dat de bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende als formele procespartij dient op te komen tegen die aangezegde ontruiming.
3.6.
Uit het vorenstaande volgt dat het op de weg van [geopposeerde 2] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder had gelegen om ten behoeve van de rechthebbende [geopposeerde 1] schorsing te vorderen van de tenuitvoerlegging van de ontruiming. Dit is echter niet geschied; [geopposeerde 1] zelf heeft die vordering in kort geding aanhangig gemaakt
3.7.
Gelet op al het vorenstaande dient [geopposeerde 1] alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
3.8.
Toewijzing van de door Wonen Zuid zowel in conventie als in reconventie ingestelde voorwaardelijke vordering zou een declaratoire uitspraak betreffen en derhalve een te vergaande maatregel zijn in het kader van de gevorderde voorlopige voorziening.
3.9.
Nu partijen over en weer in het gelijk/ongelijk zijn gesteld, acht de voorzieningenrechter termen aanwezig de proceskosten, waarin begrepen de nakosten, te compenseren aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie:
4.1.
vernietigt het verstekvonnis van 28 april 2014 gewezen onder zaaknummer C/03/190505/KG ZA 14-209 en opnieuw rechtdoende:
4.2.
verklaart [geopposeerde 1] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
in reconventie:
4.3.
wijst de vorderingen van Wonen Zuid af;
in conventie en in reconventie:
4.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.R.A. Timmermans-Vermeer en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.
Typ: FL
Coll.: