ECLI:NL:RBLIM:2014:5433

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_632u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag van verpleegkundige hemodialyse in opleiding door academisch ziekenhuis Maastricht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een verpleegkundige hemodialyse in opleiding, en de Raad van bestuur van het academisch ziekenhuis Maastricht. Eiseres was sinds 14 november 2011 in dienst en ontving op 31 mei 2012 een eervol ontslag met ingang van 1 juli 2012. Dit ontslag werd verleend op basis van de stelling dat eiseres niet voldeed aan de opleidingseisen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door de werkgever werd gegrond verklaard, maar het dienstverband bleef beëindigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever onvoldoende rekening heeft gehouden met gunstige beoordelingen van eiseres en dat het ontslag niet op zorgvuldige wijze was voorbereid. De rechtbank oordeelde dat de werkgever de positieve evaluaties van eiseres, die door haar collega's waren opgesteld, ten onrechte buiten beschouwing had gelaten. De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet kon steunen op de observaties van mei 2012, omdat deze niet representatief waren voor de gehele periode van haar dienstverband.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de werkgever opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere beoordelingen van eiseres in acht genomen moeten worden. Tevens werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 974,= werden vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontslag in strijd was met de geldende opzegtermijn, wat ook een reden was voor de vernietiging van het besluit. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB ROE 13 / 632

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 juni 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.H.S. Thomassen),
en

de Raad van bestuur van het academisch ziekenhuis Maastricht, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Leroi-van Deur).

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 1 juli 2012 eervol ontslag verleend.
Bij besluit van 11 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard onder handhaving van de beëindiging van het dienstverband met ingang van 1 juli 2012.
Eiseres heeft tegen het besluit van 11 januari 2013 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2014.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [H.], interim adjunct-directeur RVE Beschouwend/Centrum Chronische Ziekten (RVE CCZ), [van W.], verpleegkundig Hoofd Dialyse en [R.], praktijk coördinator.

Overwegingen

1.
Eiseres is bij besluit van 20 oktober 2011 bij het academisch ziekenhuis Maastricht (AZM) met ingang van 14 november 2011 als verpleegkundige hemodialyse in opleiding tijdelijk, voor de duur van de opleiding, aangesteld. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres op grond van artikel 12.7, tweede lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst Universitair medische centra (CAO UMC) met inachtneming van een opzegtermijn van één maand met ingang van 1 juli 2012 eervol ontslag verleend. De reden hiervoor is volgens verweerder dat verweerder en eiseres op 23 mei 2012 hebben vastgesteld dat eiseres niet in staat is te voldoen aan de opleidingseisen van de functie verpleegkundige hemodialyse.
Het tegen dit besluit door eiseres gemaakte bezwaar is door verweerder bij het bestreden besluit gegrond verklaard voor zover het ziet op de door verweerder in acht genomen opzegtermijn en de motivering van het primaire besluit. Verweerder is daarbij van oordeel dat uit evaluaties en toetsen (e.d.) is gebleken dat eiseres, ondanks dat haar daartoe een verbetertraject, ondersteuning en begeleiding zijn geboden, er niet in is geslaagd aan te tonen dat zij beschikte over de voor de opleiding benodigde basisvaardigheden en handhaaft de beëindiging van het dienstverband. Eiseres heeft zich met dit besluit niet kunnen verenigen.
2.
Op grond van artikel 12.7, eerste lid, van de CAO UMC wordt aan de medewerker met een dienstverband voor bepaalde tijd, tenzij het tegendeel blijkt, geacht eervol ontslag te zijn verleend zodra de bepaalde tijd is verstreken, dan wel de objectief bepaalbare eindsituatie is ingetreden. De werkgever kan de (in het eerste lid bedoelde) medewerker op grond van artikel 12.7, tweede lid, van de CAO UMC ook tussentijds ontslag verlenen met een opzegtermijn van twee maanden, indien de medewerker op de datum van opzegging tenminste zes maanden doch korter dan twaalf maanden onafgebroken in dienst is geweest.
Op grond van artikel 12.7, zesde lid, van de CAO UMC kan het ontslag, al dan niet op verzoek van de medewerker, ingaan voor de afloop van de opzegtermijn. Als dit niet op verzoek van de medewerker geschiedt, wordt hem over de tijd welke aan de opzegtermijn ontbreekt een bedrag uitbetaald gelijk aan de laatstgenoten bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, berekend op de voet van hoofdstuk 4 (bezoldiging).
3.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Eiseres is op 14 november 2011 in dienst getreden bij verweerder als verpleegkundige hemodialyse in opleiding. De aard en inhoud van de werkzaamheden zijn beschreven in de vacaturetekst zoals die door verweerder is opgesteld en op grond waarvan eiseres heeft gesolliciteerd. Aangezien eiseres indertijd is benoemd gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder op dat moment van oordeel was dat eiseres voldeed aan de voorwaarden voor benoeming zoals een BIG geregistreerd verpleegkundig diploma A, communicatieve en sociale vaardigheden, flexibel en creatief zijn, zowel zelfstandig als in teamverband kunnen werken en affiniteit hebben met de zorg voor chronische patiënten. Blijkens de advertentietekst diende de te benoemen verpleegkundige zo nodig bereid te zijn om een theoretische en praktische opleiding tot verpleegkundige hemodialyse te volgen.
4.2
Vaststaat dat eiseres die opleiding daadwerkelijk volgde vanaf het begin van haar dienstverband. Tijdens de eerste maanden van de opleiding hebben, onder andere op 15 en 20 december 2011 en op 18 januari 2012, evaluatiegesprekken met eiseres plaatsgevonden. Uit de van die gesprekken gemaakte verslagen leidt de rechtbank af dat eiseres vanaf het begin van haar aanstelling als verpleegkundige hemodialyse in opleiding, dit is de werknaam van de functie, werkzaamheden heeft uitgevoerd die passen bij de functie van dialyse verpleegkundige. Verweerder heeft dit ter zitting van de rechtbank ook bevestigd. In die verslagen wordt melding gemaakt van diverse aandachtspunten waaraan eiseres zou moeten werken om haar functioneren te verbeteren.
4.3
Tijdens het evaluatiegesprek van 18 januari 2012 is door het verpleegkundig Hoofd Dialyse en de praktijk coördinator besloten dat de 4 maanden toets die eiseres in het kader van haar opleiding zou moeten afleggen een maand zou worden uitgesteld. Eiseres legt vervolgens op 12 april 2012 voor de eerste keer de 4 maanden toets af. Op het toetsformulier wordt door de examinator niet concreet aangegeven of eiseres voor de toets is geslaagd of gezakt. Wel scoort eiseres op het merendeel van de getoetste competenties een "behaald". Op 20 april 2012 wordt voor de tweede keer, door een andere examinator, de 4 maanden toets afgenomen. Eiseres scoort bij deze toets op alle getoetste competenties een "behaald". Deze examinator meldt in haar eindconclusie dat eiseres “net” is geslaagd. Zij betwijfelt in het bijzonder of eiseres 4 patiënten binnen een uur aangesloten krijgt en of zij nog een stap vooruit kan en wil zetten.
4.4
De rechtbank begrijpt deze beoordeling aldus dat eiseres op dat moment voor de toets is geslaagd en daarmee het eerste deel van de opleiding succesvol heeft afgerond. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder eiseres toen in de gelegenheid moeten stellen om haar opleidingstraject verder te vervolgen door toe te werken naar het volgende toetsmoment, de zogenoemde 9 maanden toets.
5.1
In april 2012 wordt voor de derde keer de 4 maanden toets afgenomen. De manier van toetsen vindt op andere wijze plaats dan bij de eerste twee toetsen. Deze keer wordt eiseres getoetst middels observatie op een sector zonder dat aan eiseres kenbaar is gemaakt door wie zij wordt getoetst. Verschillende toetsers hebben haar geobserveerd en geconcludeerd dat eiseres is geslaagd, maar met de kanttekening dat zij de komende maand, de rechtbank begrijpt dat dit de maand mei 2012 betreft, op diverse werkpunten vooruitgang moet laten zien. Deze conclusie van de toetsers is vastgelegd in het evaluatieverslag van 23 april 2012 waarbij door de praktijkcoördinator en het hoofd Verpleegkundige Dialyse wordt aangegeven dat de werkpunten moeten zijn weggewerkt tegen eind juni. De betreffende werkpunten zijn in dit verslag vermeld en eiseres wordt, zo volgt uit de tekst van het verslag, geadviseerd te blijven doorwerken naar de 9 maanden toets en nieuwe leerdoelen te stellen. De werkpunten betreffen onder andere het werken aan organisatie, het stellen van prioriteiten, het werken aan tempo, het stellen van vragen aan gediplomeerde collega`s i.p.v. aan medestudenten en het op regelmatige basis uitbrengen van verslag.
5.2
De rechtbank begrijpt die werkpunten aldus dat eiseres op het moment van toetsing
in de visie van verweerder wel over voldoende vakinhoudelijke competenties beschikt maar
dat zij hoofdzakelijk haar manier van werken dient aan te passen en te verbeteren.
De rechtbank acht het echter onbegrijpelijk dat een student voor een toets kan slagen en dat prestaties die in de toekomst geleverd moeten worden dat oordeel achteraf alsnog negatief kunnen beïnvloeden. Het advies om door te blijven werken naar de 9 maanden toets en om nieuwe leerdoelen te stellen kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat eiseres de mogelijkheid om de opleiding verder te vervolgen niet zou worden onthouden.
6.1
Eiseres is in de maand mei enkele malen geobserveerd door de praktijk coördinator die op basis van haar waarnemingen tot de conclusie komt dat eiseres weinig tot geen groei laat zien in haar leerproces en eerder terugvalt, dat zij verder moeilijk tegen werkdruk kan en dichtklapt wanneer het hectisch wordt op de afdeling. Ook concludeert de praktijkcoördinator dat het stellen van prioriteiten voor eiseres moeilijk blijft en stelt zij zichzelf de vraag of eiseres wel een teamplayer is.
6.2
Onweersproken staat echter vast dat eiseres in de maanden mei en juni slechts op een beperkt aantal dagen heeft gewerkt. De rechtbank is van oordeel dat alleen al gelet op het beperkt aantal observaties in de maand mei 2012 –in juni 2012 is eiseres helemaal niet geobserveerd terwijl in het evaluatieverslag van 23 april 2012 nog is gesteld dat eiseres de diverse werkpunten zou moeten wegwerken tegen eind juni– slechts een zeer beperkte betekenis aan die observaties kan worden toegekend.
6.3
Op 23 mei 2012 vindt een gesprek plaats tussen eiseres, de praktijk coördinator en het verpleegkundig Hoofd Dialyse. In het verslag dat van dat gesprek is gemaakt wordt namens verweerder geconcludeerd dat deze genoodzaakt is om het dienstverband te beëindigen per 1 juli 2012. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder eiseres niet alleen in mei, maar eveneens gedurende de maand juni op een voldoende aantal momenten moeten observeren en niet eerder dan in de laatste week van juni de situatie van eiseres moeten evalueren. Nu verweerder dit in strijd met de gemaakte afspraken heeft nagelaten is de rechtbank van oordeel dat het ontslag niet kan steunen op de observaties van mei 2012.
7.1
Eiseres stelt verder dat zij van de inhoud van de observatieverslagen van mei 2012 pas na de hoorzitting in de bezwaarfase kennis heeft genomen. Eiseres stelt zich daarbij op het standpunt dat deze verslagen onverenigbaar zijn met de door eiseres in de bezwaarfase overgelegde verslagen en beoordelingen. Deze stukken hebben betrekking op de periode van13 januari 2012 tot en met 21 april 2012 en betreffen dagverslagen en beoordelingsformulieren opgesteld door collega`s waarmee eiseres gedurende die maanden heeft samengewerkt op een of meer dagen.
7.2
De rechtbank overweegt dat uit deze verslagen en beoordelingen kan worden afgeleid dat eiseres wordt beoordeeld als een verpleegkundige in opleiding die weliswaar nog enige controle behoeft, maar die beschikt over voldoende tot goede vakbekwaamheid, in een acceptabel tot vlot tempo werkt, uitstekend meewerkt en zich houdt aan veiligheidsvoorschriften en protocollen. Tevens blijkt uit die documenten dat zij onder alle omstandigheden secuur blijft werken en vooruitgang heeft geboekt. Tenslotte komt naar het oordeel van de rechtbank uit die beoordelingen en verslagen ook het beeld naar voren van een verpleegkundige die bereid is andere collega`s te helpen en mede daarom wordt gewaardeerd door die collega`s. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting medegedeeld dat aan deze documenten geen betekenis is toegekend nu deze door directe collega`s van eiseres zijn opgesteld en niet valt uit te sluiten dat daardoor een positiever beeld wordt geschetst dan feitelijk juist zou zijn. In het verweerschrift dat verweerder bij de rechtbank heeft ingediend stelt verweerder dat, nu deze beoordelingen door collega`s zijn ingevuld, dit tot gevolg kan hebben dat deze meer gericht zijn op de persoon van eiseres dan op haar functioneren
7.3
De rechtbank kan verweerder niet volgen in deze redenering. Verweerder heeft zelf een beoordelingssysteem in het leven geroepen waarbij collega`s elkaar moeten beoordelen. Het buiten beschouwing laten van die beoordelingen om de door verweerder genoemde redenen acht de rechtbank in strijd met de op verweerder rustende verplichting om haar besluit op zorgvuldige wijze voor te bereiden en te motiveren. Naar het oordeel van de rechtbank had de inhoud van deze beoordelingen betrokken moeten worden bij de besluitvorming omtrent het al dan niet voortzetten van het dienstverband met eiseres. Gelet op vorenstaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd.
8.1
Eiseres is tot slot van oordeel dat haar ontslag is verleend in strijd met de voor haar geldende opzegtermijn nu aan haar, in plaats van de voor haar geldende twee maanden, slechts een maand opzegtermijn is toegekend. Verweerder onderkent dat de voor eiseres geldende opzegtermijn twee maanden bedraagt en niet een maand zoals opgenomen in het ontslagbesluit. Verweerder is evenwel van oordeel dat is gehandeld conform de ontslagbepalingen in de CAO UMC en dat eiseres niet is benadeeld. Immers heeft verweerder eiseres over de ontbrekende maand een bedrag uitgekeerd zoals vastgelegd in artikel 12.7 lid 6 van de CAO UMC.
8.2
Naar het oordeel van de rechtbank kan deze redenering van verweerder geen stand houden. De rechtbank begrijpt artikel 12.7 lid 6 van de CAO UMC aldus dat het ontslag feitelijk weliswaar kan ingaan voor afloop van de opzegtermijn maar dat, bijvoorbeeld vanwege de opbouw van bijvoorbeeld vakantiedagen en WW-rechten, bij de bepaling van de formele einddatum van het dienstverband de geldende opzegtermijn steeds in acht moet worden genomen. Nu verweerder in strijd met deze bepaling heeft gehandeld en dit niet heeft hersteld in het bestreden besluit kan dit besluit ook om die reden niet in stand blijven.
9.
De rechtbank dient nog te bezien of de rechtsgevolgen van een te vernietigen besluit in stand kunnen worden gelaten dan wel of zij zelf in de zaak kan voorzien. In het onderhavige geval leent de aard van de vastgestelde gebreken zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor een andere wijze van herstel dan door het betrokken bestuursorgaan.
10.
Nu het beroep gegrond is zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met het instellen van beroep heeft moeten maken.
De rechtbank begroot deze kosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op een bedrag van € 974,= waarvan één punt voor het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,= en een wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit ;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,= aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,= te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G. Klein (voorzitter), en mr. P.J.M. Bruijnzeels en
mr. A.W.P. Letschert, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2014.
w.g. mr. I.M.T. Wijnands,
griffier
w.g. mr. T.G. Klein,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 juni 2014

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.