In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een verpleegkundige hemodialyse in opleiding, en de Raad van bestuur van het academisch ziekenhuis Maastricht. Eiseres was sinds 14 november 2011 in dienst en ontving op 31 mei 2012 een eervol ontslag met ingang van 1 juli 2012. Dit ontslag werd verleend op basis van de stelling dat eiseres niet voldeed aan de opleidingseisen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door de werkgever werd gegrond verklaard, maar het dienstverband bleef beëindigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkgever onvoldoende rekening heeft gehouden met gunstige beoordelingen van eiseres en dat het ontslag niet op zorgvuldige wijze was voorbereid. De rechtbank oordeelde dat de werkgever de positieve evaluaties van eiseres, die door haar collega's waren opgesteld, ten onrechte buiten beschouwing had gelaten. De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet kon steunen op de observaties van mei 2012, omdat deze niet representatief waren voor de gehele periode van haar dienstverband.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de werkgever opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere beoordelingen van eiseres in acht genomen moeten worden. Tevens werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 974,= werden vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontslag in strijd was met de geldende opzegtermijn, wat ook een reden was voor de vernietiging van het besluit. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.