3.3Het oordeel van de rechtbankOp zaterdag 11 mei 2013 deed [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) aangifte van zware mishandeling. [slachtoffer] had op 30 april 2013 de (destijds) 12-jarige dochter van de verdachte, genaamd [naam dochter], woonachtig aan de [adres] te Heerlen, met zijn personenauto opgehaald. Daarna reed [slachtoffer] met zijn auto, waarin [naam dochter] als bijrijder zat, in de richting van de autoweg. Beneden aan de Zeswegenlaan in Heerlen moest [slachtoffer] stoppen voor een rood verkeerslicht. Op dat moment zag hij de verdachte met haar personenauto in tegengestelde richting de Zeswegenlaan oprijden. De verdachte bracht haar auto ter hoogte van de auto van [slachtoffer] tot stilstand. [slachtoffer] stapte daarop uit zijn auto. Vervolgens hoorde [slachtoffer] dat de verdachte gas gaf en zag hij dat de verdachte met haar auto over de middengeleider reed in de richting van zijn auto. De verdachte botste met haar auto tegen het portier van de auto van [slachtoffer]. Hierna zag [slachtoffer] dat de verdachte met haar auto achteruit reed. [slachtoffer] bevond zich nog steeds op het wegdek. Plotseling zag [slachtoffer] dat de verdachte met haar personenauto in zijn richting reed. [slachtoffer] voelde dat de personenauto, bestuurd door de verdachte, zijn benen raakte. Van hetgeen daarna gebeurde, kan [slachtoffer] zich niets herinneren.
Getuige [getuige 1] zag op 30 april 2013 dat een Citroën C3 op de Zeswegenlaan te Heerlen tegen de benen van een man aanreed, dat deze man daardoor viel, onder de Citroën C3 belandde en vervolgens door de auto werd overreden. Deze auto reed met de wielen over de man heen.
Getuige [getuige 2], zijnde de vriendin van getuige [getuige 1], zag op 30 april 2013 dat een Citroën C3 op de Zeswegenlaan te Heerlen stapvoets vooruit reed in de richting van een man. De voorzijde van de auto kwam in aanraking met de benen van de man, waardoor de man naar achteren viel en op zijn rug op de grond terechtkwam. Vervolgens zag [getuige 2] dat Citroën C3 stapvoets - met zowel het rechter voorwiel als met het rechter achterwiel - over de benen en vervolgens (schuin) over de borstkas van de man heen reed.
Uit medisch onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] vele en zeer ernstige letsels had opgelopen, te weten (onder andere) gebroken ribben, fracturen in de rug, een fractuur van het linker schouderblad, meerdere fracturen in het bekken, een fractuur in de kom van het linker heupgewricht, een op meerdere plaatsen en met verplaatsing van de botfragmenten gebroken linker bovenarm en letsel aan de strekpees van de linker pink. Er waren verschillende operaties noodzakelijk om het leven van [slachtoffer] te redden. De forensisch geneeskundige, T.M.D.L. Pelzer, schatte de duur van de revalidatie op vele maanden, waarbij onduidelijk is of [slachtoffer] ooit zijn oorspronkelijke niveau van functioneren zal bereiken.
De verdachte heeft verklaard dat zij op 30 april 2013 met haar personenauto, een Citroën C3, richting haar woning aan de [adres] te Heerlen reed, toen zij zag dat [slachtoffer] haar tegemoet kwam gereden. Op de bijrijdersstoel van de auto van [slachtoffer] zat haar dochter, genaamd [naam dochter]. Nadat de verdachte zag dat [slachtoffer] uitstapte, is ze met haar personenauto op [slachtoffer] afgereden.De verdachte wilde de benen van [slachtoffer] breken door deze tussen haar auto en de auto van [slachtoffer] te beknellen. Zij botste echter tegen de linker zijkant van de auto van [slachtoffer]. Vervolgens reed de verdachte achteruit en weer vooruit. Ze reed achter [slachtoffer] aan. Volgens de verklaring van de verdachte nog steeds met als doel de benen van [slachtoffer] te breken, zodat hij haar dochter niet kon meenemen. De verdachte voelde op een bepaald moment een hobbel, waarna zij in de rechterzijspiegel keek en zag dat [slachtoffer] op de grond lag.
feit 1 primair
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit niet bewezen. Uit de inhoud van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft zowel bij de politie, bij de rechter-commissaris, alsook ter terechtzitting verklaard dat zij [slachtoffer] niet dood wilde rijden, maar dat zij zijn benen wilde breken. Dat de verdachte niet de bedoeling had om [slachtoffer] dood te rijden wordt ondersteund door hetgeen zich vlak voor het tenlastegelegde heeft voorgedaan. Toen [slachtoffer] net uit zijn auto was gestapt is de verdachte namelijk in de richting van [slachtoffer] gereden, volgens haar verklaring met de bedoeling om zijn benen te breken door hem te beknellen tussen haar auto en de auto van [slachtoffer]. Zij is vervolgens met haar auto tegen de auto van [slachtoffer] aangereden. Deze verklaring van de verdachte past bij het door de politie geconstateerde sporenbeeld, met name de inpassing van de beide beschadigde auto’s, en bij hetgeen de getuigen hebben verklaard over de gang van zaken. Voorts heeft de verdachte verklaard dat zij voorafgaand en tijdens het tenlastegelegde in een paniektoestand verkeerde, omdat ze vreesde dat [slachtoffer] haar dochter zou ontvoeren en dat zij daardoor haar dochter nooit meer zou zien. Naar eigen zeggen was de verdachte zich er daardoor niet van bewust dat ze over [slachtoffer] heen reed. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van deze verklaring heeft de rechtbank mede acht geslagen op hetgeen de psycholoog,
drs. T. ’t Hoen, heeft opgetekend in zijn rapport van 7 oktober 2013. Volgens ’t Hoen kregen bij verdachte naar het moment van het tenlastegelegde toe gevoelens van paniek en onmacht steeds meer de overhand.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte
bewustde aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden heeft aanvaard.
feit 1 subsidiair
Op grond van de aangifte van [slachtoffer], de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], de beschrijving van het letsel van [slachtoffer] en de verklaringen van de verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.