In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een onvoorwaardelijk strafontslag van een belastingambtenaar. Eiser, die sinds 1985 werkzaam was bij de Belastingdienst, kreeg op 19 oktober 2012 een onvoorwaardelijk strafontslag aangezegd. Dit besluit volgde op een onderzoek naar zijn betrokkenheid bij het verzenden van grote hoeveelheden belastingformulieren naar de partner van zijn leidinggevende, het verrichten van niet toegestane nevenwerkzaamheden en het bewust onjuist invullen van aangiften. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder, de Staatssecretaris van Financiën.
Tijdens de zitting op 13 februari 2014 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij niet betrokken was bij de verzending van de aangiftebiljetten en dat hij geen verboden fiscale nevenactiviteiten had verricht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser wel degelijk op de hoogte was van de verzendingen en dat hij betrokken was bij het doen van onjuiste aangiften, waaronder het indienen van gefingeerde aftrekposten.
De rechtbank concludeert dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, wat in strijd is met de integriteit die van belastingambtenaren verwacht mag worden. Ondanks zijn lange dienstverband oordeelt de rechtbank dat het onvoorwaardelijk strafontslag niet onevenredig is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.