4.3Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Feitelijke gebeurtenissen
Op 27 september 2013 omstreeks 13.26 uur komt er een 112-melding binnen bij de meldkamer van de ambulancedienst inhoudende dat de meldster een thuiszorgmedewerkster op de grond heeft aangetroffen, er veel bloed te zien was en de vrouw naar adem snakte.
De meldster, mevrouw [getuige 1], verklaart hierover – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik woon in de flat gelegen aan het [adres 2] op huisnummer [nummer 1]. Op vrijdag 27 september 2013 omstreeks 13:10 uur hoorde ik een enorm geschreeuw. Tevens hoorde ik dat mijn deurbel ging. Ik heb toen de deur opengemaakt en zag een medewerkster van de thuiszorg, welke ik ken als [voornaam slachtoffer], over de galerij strompelen en tevens hoorde ik dat [voornaam slachtoffer] schreeuwde. Ik zag dat er bloed op de grond van de galerij lag. Ik heb toen 112 gebeld. Dat was om 13.25 uur. Toen ik in de centrale hal van de tweede verdieping kwam zag ik [voornaam slachtoffer] bij de lift op de grond liggen. Ik zag dat er bloed uit het hoofd van [voornaam slachtoffer] liep. Ik weet dat [voornaam slachtoffer] bij [verdachte] is geweest. [voornaam slachtoffer] komt daar voor de verzorging van [voornaam verdachte]. Toen ik nog alleen bij [voornaam slachtoffer] stond en 112 aan het bellen was, kwam [verdachte] langs ons af lopen. Ze keek niet eens onze kant op en liep rechtdoor de trap af naar beneden.”
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]gaan naar aanleiding van de 112-melding ter plaatse en relateren daaromtrent – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Op 27 september 2013 kregen wij om 13:28 uur de melding van de meldkamer van politie om te gaan naar het complex gelegen aan het [adres 2] te Weert. Wij ontvingen de melding dat een melder in paniek had gebeld en dat er mogelijk een reanimatie werd gestart. Hierop reden wij naar de plaats van melding. Ter plaatse aangekomen zagen wij dat de ambulance ook arriveerde. Wij zagen op de tweede verdieping van het complex het slachtoffer op de grond liggen. Wij zagen dat het slachtoffer op haar rug voor de toegangs-deur van de lift lag. Wij zagen dat een vrouw het slachtoffer aan het reanimeren was. Wij zagen dat ter hoogte van het hoofd van het slachtoffer bloed lag. Ik zag dat de ambulance-medewerkers een onderzoek instelden naar de afkomst van het bloed. Ik zag dat de ambulancemedewerker Janssen een wond zag en deze ook toonde. Ik hoorde dat hij zei dat het een diepe steekwond betrof. Ik zag dat de steekwond aan de linkerzijde, ter hoogte van het sleutelbeen en hals zat. Ik zag dat uit de steekwond bloed kwam gelopen. Om 13.48 uur werd de reanimatie gestopt. Hierop heb ik, verbalisant [verbalisant 1], contact opgezocht met de meldkamer en doorgegeven dat het slachtoffer was overleden, doordat zij mogelijk was doodgestoken. Ik, verbalisant [verbalisant 2] zag dat er een bloedspoor over de tweede verdieping liep, welk bloedspoor stopte bij woning [nummer 2]. Wij verbalisanten hoorden ongeveer 10 minuten later dat zich een vrouw had gemeld bij het politiebureau te Weert en dat deze vrouw gemeld zou hebben dat zij een vrouw had neergestoken.”
Verdachte meldt zich ondertussen op het politiebureau te Weert. Verbalisant [verbalisant 3]relateert daarover – zakelijke weergegeven – het volgende:
“Op 27 september 2013 te 13:37 uur kwam een mij onbekende vrouw het bureau van politie te Weert binnengelopen. Zij deelde mij mede dat zij het had gedaan. Op mijn vraag wat zij had gedaan antwoordde zij: “Ik heb haar met een mes gestoken”. Ik zag dat zij daarbij met haar linkerarm een stekende beweging vooruit maakte. Op mijn vraag wie zij had gestoken met een mes zei ze tegen mij: “het heeft lang genoeg geduurd, het moest maar eens afgelopen zijn. Ik ben die pesterijen moe. Op het aanrecht heb ik drie mp-3’s liggen. Daar staat het bewijs op. Daar kan de politie naar kijken.”
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]relateren met betrekking tot de aanherkenning van het slachtoffer – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Op 27 september 2013 om 16:00 uur bevonden wij, verbalisanten ons in het kantoor van de Thuiszorg Midden Limburg te Weert voor de aanherkenning van het slachtoffer, zijnde [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] en wonende [adres 3] te Weert. Wij, verbalisanten, waren samen met een teamleidster van het slachtoffer, genaamd [getuige 2]. De genoemde persoon werd een foto van het slachtoffer getoond, genomen vanaf de plaats delict. Wij hoorden dat [getuige 2] verklaarde dat de foto die haar getoond werd haar medewerkster [slachtoffer] was.”
Het rapport ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’opgemaakt door dr. A. Maes, arts en patholoog, wijst uit dat tijdens de op 30 september 2013 verrichtte uit- en inwendige schouwing op het lijk van [slachtoffer] het volgende is gebleken:
“Volgens ontvangen inlichtingen werd deze 55 jaar oud geworden vrouw na een steek-incident reanimatiebehoeftig. Ondanks de toegepaste reanimatiehandelingen kwam ze ter plekke te overlijden. Bij sectie werd het lichaam van een vrouw gezien met weinig bleekrode lijkvlekken. Als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld was er een steekwond linksboven aan de romp. Er was een steekkanaal te herleiden aan het gestrekte lichaam van linksboven naar rechtsonder tot in de borstkas. De lengte van het steekkanaal bedroeg circa 8 tot 10 cm. In het steekkanaal waren o.a. de linkerlong en de aorta geraakt. Er was veel bloed verloren. Het overlijden wordt zondermeer verklaard door het massale bloedverlies en door functieverlies van de linkerlong en van het hart. Er waren aan de buigzijde van vingers aan de linkerhand enkele oppervlakkige snijwondjes, deze kunnen passen bij afweerletsels. Er was in de behaarde hoofdhuid een huidletsel als gevolg van bij leven opgelopen uitwendige inwerkend mechanisch botsend geweld tegen de kruin zoals dat door ergens tegenaan stoten/vallen kan ontstaan. Het oplopen van dit huidletsel is voor het intreden van de dood niet van betekenis geweest. Er waren bij sectie geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen van betekenis voor het overlijden. [slachtoffer] is overleden als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig inwerkend scherprandig perforerend (een steekverwonding) geweld op het lichaam.”
Verbalisanten [verbalisant 6], [verbalisant 7] en [verbalisant 8] relaterenmet betrekking tot het onderzoek in de woning van verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Door ons werd op 28 september 2013 de woning gelegen aan het [adres 1] te Weert betreden. In de keuken op het aanrechtblok zagen wij een bebloed keukenmes liggen. Het heft van dit keukenmes was 13,5 centimeter lang en het lemmet was 25 centimeter lang. Een monster genomen van het bloed op het lemmet is veiliggesteld onder SIN AAFM6348NL.”
NFI-deskundige M.J.W. Pouwels rapporteertmet betrekking tot het DNA-onderzoek naar het op het mes aangetroffen bloed onder meer:
“Er is bloed aangetroffen in de bemonstering AAFM6348NL#01. Van een referentiemonster bloed AAAO3433NL van het slachtoffer [slachtoffer] is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek. Resultaten:
SIN
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAFM6348NL#01
DNA-profiel van een vrouw
Slachtoffer [slachtoffer]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
Verdachte verklaart bij de politie– zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik ben schuldig aan de moord op [voornaam slachtoffer]. Ik heb haar vermoord in mijn huis. Ik stond in de keuken ter hoogte van de wasbak en zei tegen [voornaam slachtoffer] dat ik haar nog iets moest vertellen. [voornaam slachtoffer] liep recht op mij af. Wij kwamen recht tegenover elkaar te staan. Ik pakte het mes uit de linkerlade van het aanrecht en stak haar toen. Ik stak haar ergens in de halsstreek. Ze stond kort bij mij. Ik denk 30 of 35 centimeter voor mij. Ik heb een papiertje gelegd bij de computer, zodat ik niets zou vergeten om mee te nemen naar de politie. Het was een A4 papier met te doen dingen richting [voornaam slachtoffer]. [voornaam slachtoffer] moest dood, omdat dat impact geeft. Een klap alleen zou niet meer genoeg zijn geweest.”
Verbalisant [verbalisant 9]relateert met betrekking tot de beelden op de gsm van verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende:
“Ik heb een filmopname bekeken welke afkomstig was vanaf de mobiele telefoon merk Samsung, type Galaxy in de kleur zwart. Deze mobiele telefoon is eigendom van verdachte [verdachte]. Onder aan het scherm zag ik de datum staan van de opname. Deze betreft 27-09-2013. Ik zag dat de camera gericht werd op een klein klokje en zag op de klok dat het omstreeks 10.45 uur was. Vervolgens zag ik dat de camera omkeerde en via de hal van de woning van verdachte [verdachte] richting de keuken ging. Ik zag dat de keuken gefilmd werd en hoorde de vrouw zeggen: “En hej geit ut gebeuren, in de keuken. Ich zal tonnis (Fonetisch) nog un berichje steure dat dea neet in de keuken kumpt.” “Kiek us, overal pien. Tis noe rustig he. Dat ze toch kapot valle want ich geluif der nimmer in.”
Verdachte verklaart ter terechtzittingover deze beelden– zakelijk weergegeven – als volgt:
“U vraagt mij wat ik bedoel op het filmpje wanneer ik in de keuken zeg: “Hier gaat het gebeuren”. Waarschijnlijk dat ik zou gaan steken. Ik had het mes al klaar gelegd. Ik heb wel een stukje voorbereid.”
Opzet en voorbedachte raad
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad. Verdachte heeft, terwijl zij op zeer korte afstand van het slachtoffer stond, met een mes met een lemmet van 25 centimeter in de halsstreek van het slachtoffer gestoken. De handelingen van verdachte waren naar hun aard gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan het slachtoffer. Het slachtoffer is geraakt in vitale lichaamsonderdelen, zoals de longen en de aorta. Verdachte had dan ook het opzet op het overlijden [slachtoffer].
Voorts is de rechtbank, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat de daad het gevolg is geweest van een enige tijd tevoren door verdachte genomen besluit en dat onder genoemde omstandigheden van het willens en wetens met een vooropgezet plan handelen door verdachte kan worden gesproken. Immers, heeft verdachte in de ochtend van 27 september 2013 een filmopname in haar huis gemaakt, waarop zij met betrekking tot de keuken de uitspraak doet dat het daar gaat gebeuren. Voorts blijkt uit de verklaring van verdachte dat zij het mes in de keuken heeft klaargelegd en dat zij ook een briefje heeft gemaakt met hetgeen zij mee moest nemen naar de politie. Op het bewuste moment heeft zij bovendien het slachtoffer naar zich toe geroepen, naar de keuken waarin zij zich op dat moment bevond, om haar vervolgens te steken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de tijd tussen het maken van het filmpje in de ochtend en het daadwerkelijk steken van het slachtoffer heeft kunnen nadenken over, en zich rekenschap heeft kunnen geven van, de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad. Niet gebleken is dat verdachte geen enkel inzicht had in haar handelen en de strekking daarvan. Het tegendeel is waar. Verdachte heeft immers verklaard dat het slachtoffer dood moest vanwege de impact die dat zou hebben. Een enkele klap zou daartoe onvoldoende zijn. Verdachte heeft hiertoe voorbereidingen getroffen en heeft vervolgens haar doel verwezenlijkt. Hieruit vloeit opzet én voorbedachte raad voort. Dat verdachte heeft gehandeld vanuit psychotische belevingen en overtuigingen (zie onder 6) doet hieraan niet af. Immers blijkt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat het feit dat verdachte door de deskundigen volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, niet uitsluit dat er sprake is geweest van opzettelijk handelen en voorbedachte raad.