ECLI:NL:RBLIM:2014:5012

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
C/03/190785 / KG ZA 14-229
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strijdigheid van dakterras met burenrecht en artikel 5:50 BW

In deze zaak, die op 5 juni 2014 door de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee buren over de aanleg van een dakterras. Eiser, eigenaar van een pand aan [adres 2], vordert dat gedaagde, eigenaar van het naastgelegen perceel met een dakterras, dit dakterras verwijdert of aanpast, omdat het zich binnen twee meter van de erfgrens bevindt en uitzicht biedt op het perceel van eiser. Eiser stelt dat dit in strijd is met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat zonder toestemming van de eigenaar van het naburige erf geen vensters of andere muuropeningen binnen twee meter van de erfgrens mogen worden aangebracht als deze uitzicht geven op het naburige erf.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 mei 2014, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 mei 2014. Tijdens deze behandeling werd vastgesteld dat het dakterras op ongeveer 1,20 meter van de erfgrens is aangelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening voor de aanleg van het dakterras, maar zonder succes. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het dakterras inderdaad in strijd is met artikel 5:50 BW, omdat het uitzicht biedt op het perceel van eiser. De rechter heeft gedaagde de keuze gegeven om het dakterras te verwijderen of een hogere schutting te plaatsen om het uitzicht te blokkeren.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis de strijdige situatie moet opheffen, op straffe van een dwangsom. Daarnaast is gedaagde veroordeeld om het gebruik van het dakterras te staken totdat aan de veroordeling is voldaan. De proceskosten zijn aan gedaagde opgelegd, omdat deze grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis benadrukt de bescherming van de privacy van buren en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke voorschriften omtrent burenrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/190785 / KG ZA 14-229
Vonnis in kort geding van 5 juni 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. S.J.H.G.M. Schils te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.A.M.H. Quadflieg te Heerlen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 mei 2014, met vier producties,
  • de brief van 20 mei 2014 van [gedaagde], met negen producties,
  • de mondelinge behandeling op 22 mei 2014, die na schorsing van de behandeling ter zitting in het gebouw van de rechtbank te Maastricht, ter plaatse aan [adres 1] en [adres 2], te [woonplaats], is voortgezet.
  • de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het pand staande en gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats]. [gedaagde] is eigenaar van het naastgelegen perceel met winkel, opslagruimtes en woning, [adres 1], en verhuurt de (boven)woning.
2.2.
De badkamer van [eiser] bevindt zich op de eerste verdieping, deels in de bouw boven de onderdoorgang (foto 1). Het badkamerraam kijkt uit op het pad en de achterbouw van [gedaagde].
2.3.
[gedaagde] heeft een dakterras aangelegd ten behoeve van de woning op de eerste verdieping (zie figuur 1, (rode) arcering). Het dakterras bevindt zich op circa 1 meter en 20 centimeter (opgemeten tijdens het bezoek van de voorzieningenrechter ter plaatse) uit de perceelgrens en kijkt uit op het dak van de uitbouw en tuin van [eiser] (foto 2, 3 en 4). De verbouwingswerkzaamheden zijn met een omgevingsvergunning uitgevoerd. [eiser] heeft zich tegen de vergunningverlening wel verzet, maar zonder resultaat.
Figuur 1: productie 1 bij dagvaarding, detail.
Foto 1 badkamerraam in overbouw
Foto 2 overzichtsfoto situatie (vanaf de overloop op de eerste verdieping van de woning van [eiser]).
Foto 3 en 4

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert
  • [gedaagde] te veroordelen binnen een week na betekening van dit vonnis het gebruik van het dakterras te (laten) staken en gestaakt te houden, een en ander op straffe van een dwangsom,
  • [gedaagde] te veroordelen om binnen een week na betekening van dit vonnis het dakterras te verwijderen en verwijderd te houden binnen twee meter van de grenslijn van het erf van [eiser], een en ander op straffe van een dwangsom,
  • althans, subsidiair, iedere voorziening te treffen die passend wordt geacht en recht doet aan de belangen van [eiser],
  • [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en in de nakosten, vermeerder met de wettelijk rente over de (na)kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat het door [gedaagde] aangelegde dakterras, dat uitzicht geeft op het perceel van [eiser], binnen twee meter van de erfgrens is geplaatst, zonder dat daar toestemming voor is verleend door [eiser].
[eiser] stelt recht op en spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening te hebben.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De spoedeisendheid

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de zaak, omdat het dakterras met name in de zomer zal worden gebruikt.
De toepasselijke regel
4.2.
De beoordeling vindt plaats op grond van artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek, dat – voor zover relevant – luidt als volgt:
Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
[…].
De in dit artikel bedoelde afstand wordt gemeten rechthoekig uit de buitenkant van de muur daar, waar de opening is gemaakt, of de buitenste naar het naburig erf gekeerde rand van het voorspringende werk tot aan de grenslijn der erven of muur.
[…].
[…].
Is er toestemming verleend?
4.3.
[gedaagde] beroept zich op het feit dat mevrouw [vrouw eiser], vlak nadat hij het pand [adres 1] had aangekocht en met haar over de realisatie van zijn plannen sprak, zich niet heeft verzet tegen een dakterras en dat zij een schutting/afrastering niet nodig achtte.
[eiser] stelt dat er geen toestemming is geven voor het terras, zeker niet in de huidige vorm, dat afwijkt van de eerdere plannen.
4.4.
Voorshands is niet gebleken dat [eiser] toestemming heeft gegeven voor de bouw van het terras in de huidige vorm. De verklaring van [naam] (productie 2 van [gedaagde]) is te onbepaald, omdat niet duidelijk is over welke plannen precies is gesproken en hoe concreet deze op dat moment reeds waren. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat de plannen in de loop van de tijd zijn gewijzigd.
Bevindt het dakterras zich binnen twee meter van de erfgrens en is er uitzicht op het naburige erf?
4.5.
Het dakterras bevindt zich geheel op het perceel van [gedaagde] op circa 1 meter en 20 centimeter afstand van de erfgrens en het achterste gedeelte bevindt zich door de schuin weglopende achterbouw van [gedaagde] op toenemende grotere afstand. Doordat de bovenkant van de terrasafscheiding zich op borsthoogte bevindt en men er deels doorheen kan kijken, is er uitzicht vanaf het dakterras op het naburig erf van [eiser].
4.6.
Bij uitzicht moet het gaan om de zichtlijn die loodrecht op de terrasafscheiding staat. Voor zover is gesteld dat vanaf het dakterras in de woning (met name de badkamer) kan worden gekeken, is dit niet relevant voor de beoordeling, omdat zijdelings uitzicht niet onder de reikwijdte van artikel 5:50 BW valt.
4.7.
Onder “erf” wordt verstaan een grondstuk inclusief eventuele op dat grondstuk staande opstallen. Het platte dak van [eiser] valt derhalve onder het begrip erf. De ratio van artikel 5:50 BW is om de privacy te beschermen. De privacy wordt evenwel niet geschonden door zicht op een plat dak. [eiser] kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van het dakterras binnen twee meter van de erfgrens dat geen rechtstreeks uitzicht geeft op de tuin, voor zover zijn eigen uitbouw in de loodrechte zichtlijn staat.
4.8.
Het voorgaande betekent dat het terras ter hoogte van de ondoorzichtige schutting gedeeltelijk uitzicht geeft op de tuin, namelijk ter breedte van de tuinpoort van [eiser], en dat ook een deel van de doorkijkbare terrasafscheiding – naar de rood bakstenen achtermuur toe afnemend – uitzicht op de tuin geeft. Deze situatie is in strijd met artikel 5:50 BW en dient derhalve opgeheven te worden. Dat kan door verwijdering van dat deel van het dakterras, zoals door [eiser] is gevorderd. De voorzieningenrechter geeft in onderstaande figuur 2 schetsmatig (niet op schaal) weer hoe met behulp van loodrechte zichtlijnen vanaf de terras-afscheiding de nieuwe terrasomvang zou dienen te worden bepaald, voor zover [gedaagde] een terras wil blijven realiseren ten behoeve van zijn huurders. De groene lijn geeft de nieuwe terrasafscheiding weer.
Figuur 2: in groen met behulp van hulplijnen hoe de terrasafscheiding er bij benadering uit zou moeten zien.
4.9.
De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat de met artikel 5:50 BW strijdige situatie ook kan worden opgeheven door het plaatsen van een hogere schutting met een hoogte van minimaal 1.80 meter ter hoogte van het in bovenstaande figuur weergegeven gedeelte waar de groene lijn inspringt. [gedaagde] heeft die oplossing ook aangeboden en deze is het minst belastend voor zijn huurders, die belang hebben bij het kunnen blijven gebruiken van het dakterras. Nu de advocaat van [eiser] echter bij de bezichtiging heeft verklaard dat voor het plaatsen van een hogere schutting een omgevingsvergunning is vereist, en thans niet duidelijk is of dat inderdaad zo is, zal de voorzieningenrechter [gedaagde] de keuze laten tussen beide opties.
4.10.
De voorzieningenrechter zal de termijn waarbinnen [gedaagde] één van beide opties dient te hebben gerealiseerd, bepalen op twee weken na de uitspraakdatum van dit vonnis.
Het gebruik van het dakterras
4.11.
[eiser] vordert dat het gebruik van het dakterras wordt gestaakt, althans dat [gedaagde] dat doet staken. Deze vordering kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen worden toegewezen voor de tijd dat [gedaagde] geen uitvoering heeft gegeven aan dit vonnis voor wat betreft het verwijderen c.q. verplaatsen van het terras, dan wel het aanbrengen van een hogere schutting.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 95,43
  • griffierecht € 282,00
  • salaris advocaat
totaal € 1.183,43
4.13.
De door [eiser] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de met artikel 5:50 BW strijdige situatie op te heffen door ofwel 1) het dakterras te verwijderen en verwijderd te houden binnen twee meter van de grenslijn van het erf van [eiser], loodrecht gemeten vanaf de terrasafscheiding, voor zover uitzicht is op de tuin van [eiser], ofwel 2) een hogere schutting met een hoogte van minimaal 1.80 meter te plaatsen ter plaatse waar de huidige terras-afscheiding zich bevindt binnen twee meter van de grenslijn van het erf van [eiser], loodrecht gemeten vanaf de terrasafscheiding en voor zover uitzicht is op de tuin van [eiser], een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom ten gunste van [eiser] van € 500,00 per dag met een maximum van € 15.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen een week na betekening van dit vonnis het gebruik van het dakterras te (laten) staken en gestaakt te houden totdat voldaan is aan de veroordeling in dit vonnis onder 5.1., een en ander op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom ten gunste van [eiser] van € 500,00 per dag met een maximum van € 15.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.183,43, alsmede in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na betekening aan het vonnis is voldaan, met een bedrag van
€ 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening als de (na)kosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken.