ECLI:NL:RBLIM:2014:4721

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
3065495 CV EXPL 14-5714
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van gehuurd perceel in verband met Flora- en faunawet

In deze zaak gaat het om een executiegeschil tussen de Stichting Patio Palustre en de Gemeente Kerkrade. De stichting huurde een perceel van de gemeente en werd bij vonnis van 16 april 2014 veroordeeld om dit perceel leeg en ontruimd op te leveren. De stichting stelt echter dat zij niet kan voldoen aan deze veroordeling omdat zij een vrijstelling nodig heeft op grond van de Flora- en faunawet om beschermde planten te verwijderen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verplichting om een vrijstelling aan te vragen al bestond voor het ontruimingsvonnis en dat de stichting deze verplichting had kunnen inbrengen in de eerdere procedure. De stichting heeft nagelaten om tijdig een vrijstelling aan te vragen, waardoor zij zichzelf in een onmogelijke positie heeft gebracht om te ontruimen. De voorzieningenrechter concludeert dat de stichting zich niet kan beroepen op het ontbreken van de vrijstelling, aangezien zij deze niet heeft aangevraagd en niet is aangetoond dat deze niet zou worden verstrekt. De vordering van de stichting om de executie van het vonnis te schorsen wordt afgewezen, en de stichting wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: 3065495 CV EXPL 14-5714
Vonnis in kort geding van 21 mei 2014
in de zaak van
de stichting
STICHTING PATIO PALUSTRE,
gevestigd te Kerkrade,
eiseres,
gemachtigde mr. ing. R.P.H. Sangers, advocaat te Maastricht;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE KERKRADE,
zetelende te Kerkrade,
gedaagde,
gemachtigde mr. M.C.G. Nijssen, advocate te Heerlen.

1.Het verloop van de procedure

Eiseres, hierna te noemen: “Patio Palustre”, heeft gedaagde, hierna te noemen: “de gemeente”, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 19 mei 2014, heeft Patio Palustre gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
De gemeente heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Patio Palustre heeft van de gemeente een stuk grond gehuurd met ingang van 1 maart 2012. Bij brief van 8 juli 2013 (verzonden op 24 juli 2013) heeft de gemeente de huur opgezegd met ingang van 1 april 2014.
2.2.
Bij vonnis van 16 april 2014 is door de kantonrechter voor recht verklaard dat de huurovereenkomst rechtsgeldig door de gemeente is opgezegd tegen 1 april 2014 en is Patio Palustre veroordeeld om het perceel uiterlijk op 1 mei 2014 geheel leeg en ontruimd op te leveren op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag dat zij vanaf de betekening van het vonnis met de voldoening aan dat vonnis in gebreke blijft. Het vonnis is op 23 april 2014 betekend aan Patio Palustre.
2.3.
Patio Palustre stelt dat zij weliswaar uitvoering wil geven aan dat vonnis, maar dat zij dat niet kan, omdat dat zou leiden tot handelen in strijd met de verbodsbepalingen van artikel 8, 10 en 11 Flora- en faunawet (verder te noemen: Ffw). Naleving van het vonnis verplicht haar immers, naar zij stelt, om beschermde, inheemse planten te verwijderen, uit te steken of weg te halen, hetgeen zonder vrijstelling – die zij kennelijk niet heeft – in de zin van artikel 75 Ffw niet is toegestaan. De rechter die voormeld vonnis heeft gewezen heeft zich dit evenmin als partijen gerealiseerd, aldus Patio Palustre.
2.4.
Daarnaast stelt Patio Palustre dat het dictum van het vonnis niet duidelijk is, zodat zij niet weet op welke wijze zij aan het vonnis moet voldoen en bijgevolg niet weet hoe zij kan voorkomen dat zij dwangsommen verbeurt: onduidelijk is volgens haar wat onder “leeg en ontruimd” moet worden verstaan.
2.5.
De inventarisatie van hetgeen moet worden verwijderd is volgens Patio Palustre ook niet volledig.
2.6.
Patio Palustre stelt dat de gemeente onder deze omstandigheden misbruik maakt van de bevoegdheid om voormeld vonnis te executeren.
2.7.
Ook indien Patio Palustre de benodigde vrijstelling had aangevraagd en verkregen, dan had zij gelet op de ver uitgelopen beplanting geen uitvoering kunnen en mogen geven aan het vonnis. Gelet op het zeer warme voorjaar was de natuur en de omstreden beplanting te ver uitgelopen en dus op moment van betekening van het vonnis niet meer verplantbaar, aldus Patio Palustre. Thans verplanten leidt volgens haar evenzeer tot handelen in strijd met de Ffw.
2.8.
Concluderend stelt Patio Palustre dat de executie van het vonnis van 16 april 2014 primair nietig is op grond van artikel 3:40 lid 2 BW en subsidiair dat de tenuitvoerlegging daarvan geschorst dient te worden op grond van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW.
2.9.
Op grond van het vorenstaande vordert Patio Palustre dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding de door de gemeente nog aan te vangen executie van het door de rechtbank Limburg, kamer voor kantonzaken, zittingsplaats te Heerlen op 16 april 2014 gewezen vonnis primair nietig verklaart en subsidiair schorst tot 1 december 2014, zulks voor zover Patio Palustre bij dat vonnis veroordeeld is om vanaf 1 mei 2014 het meergenoemde terrein leeg en ontruimd op te leveren op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag indien Patio Palustre per 15 mei 2014 het terrein niet leeg en ontruimd heeft opgeleverd.
2.10.
De vordering wordt door de gemeente gemotiveerd weersproken. Op de verweren van de gemeente zal de rechtbank, voor zover relevant, hierna ingaan.

3.De beoordeling

3.1.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.2.
Dat het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust is door Patio Palustre niet gesteld. Patio Palustre vordert schorsing van het vonnis van 16 april 2014 omdat de executie van het vonnis zou leiden tot een noodtoestand aan haar zijde, inhoudende dat zij bij executie van dat vonnis zou worden verplicht tot strafbaar handelen in strijd met de Ffw, nu zij niet beschikt over de benodigde vrijstelling.
3.3.
Patio Palustre heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat de eventueel benodigde vrijstelling niet zal worden verstrekt, doch enkel dat een vrijstelling noodzakelijk is maar nog niet voorhanden is. Daargelaten of juist is de stelling dat een vrijstelling noodzakelijk is, hetgeen door de gemeente gemotiveerd is betwist, is die stelling niet relevant in verband met het volgende.
3.4.
Zoals de gemeente terecht stelt, is er geen sprake van ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van Patio Palustre die aan haar zijde een noodtoestand zullen doen ontstaan. De beweerdelijke vrijstelling is immers geen nieuw feit in de zin van het onder 3.1. bedoelde criterium, nu verplichting tot het verkrijgen van vrijstelling reeds bestond ten tijde van de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 16 april 2014 en had dus in die procedure aan de orde kunnen en moeten worden gesteld. Zoals hierboven reeds geconstateerd, heeft Patio Palustre ook niet gesteld dat de beweerdelijk benodigde vrijstelling niet zal worden verstrekt.
3.5.
Toen de huurovereenkomst door de gemeente bij schrijven van 8 juli 2013 werd opgezegd, had Patio Palustre zich kunnen en moeten realiseren dat het “leeg en ontruimd” opleveren van het gehuurde stuk grond wellicht, overeenkomstig haar eigen stelling, zou noodzaken tot het aanvragen van een vrijstelling in de zin van artikel 75 Ffw. Kennelijk heeft Patio Palustre die vrijstelling nog steeds niet aangevraagd, zonder daarvoor een verklaring te geven. Het gaat dan niet aan dat Patio Palustre zich enerzijds beroept op het feit dat het voldoen aan het vonnis een vrijstelling vereist, terwijl zij anderzijds niets doet om een dergelijke vrijstelling te verkrijgen. Nu thans op grond van het vonnis van 16 april 2014 is komen vast te staan dat de opzegging van de huurovereenkomst tegen 1 april 2014 rechtsgeldig is geschied, komt het voor risico van Patio Palustre dat zij per die datum niet beschikt over de beweerdelijk benodigde vrijstelling.
3.6.
De kantonrechter verwerpt de stelling van Patio Palustre dat ook indien zij zou beschikken over de beweerdelijk benodigde vrijstelling, zij thans het perceel niet zou kunnen ontruimen omdat het groeiseizoen al is begonnen en het verplanten van de planten in dat seizoen evenzeer in strijd met de Ffw is. Toen de huur door de gemeente werd beëindigd bij schrijven van 8 juli 2013 had Patio Palustre zich moeten realiseren dat zij het perceel eventueel zou moeten ontruimen in het groeiseizoen. Dat is evenmin een nieuw feit in de zin van hetgeen onder 3.1. is overwogen dat pas na het vonnis van 16 april 2014 bekend is geworden. In dat verband wil de kantonrechter ook niet onvermeld laten dat de gemeente volgens haar schrijven van 8 juli 2013 bij de bepaling van de termijn van de opzegging van de huurovereenkomst heeft verdisconteerd de mogelijkheid de aanwezige beplantingen op het perceel te verplaatsen, rekening houdend met het groei- en plantseizoen. Op grond daarvan heeft de gemeente een veel langere opzegtermijn (acht maanden) in acht genomen dan de in de huurovereenkomst voorziene termijn van één maand. Dat Patio Palustre de planten niet zou kunnen verplanten tegen het einde van de huurovereenkomst moet voor haar risico blijven; zij heeft volgens de opzegging ruim de tijd gekregen om de planten in een daarvoor geschikt jaargetijde te verplanten. Dat dat verplanten dan zou hebben moeten geschieden een aantal maanden vóór de beëindiging van de huurovereenkomst is niet relevant.
3.7.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat het vonnis van 16 april 2014 niet onduidelijk is ten aanzien van de veroordeling het perceel “leeg en ontruimd” op te leveren. Met het bedoelde criterium, dat weliswaar is toegesneden op de ontruiming van gebouwd onroerend goed, heeft de kantonrechter die voormeld vonnis heeft gewezen kennelijk, hetgeen ook voor Patio Palustre kenbaar moet zijn geweest, gedoeld op het verwijderen van planten die door Patio Palustre zijn geplant en gezaaid tijdens de huurovereenkomst, zodat het perceel in de oorspronkelijke toestand, dat is de toestand ten tijde van de aanvang van de huurovereenkomst, weer ter beschikking van de gemeente moet worden gesteld. Aan de hand van het door Patio Palustre zelf opgemaakte inplantingsplan moet voor Patio Palustre duidelijk zijn welke planten zij moest verwijderen.
3.8.
Op grond van het vorenstaande moet de vordering van Patio Palustre worden afgewezen en moet zij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van de gemeente gerezen, begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.

4.De uitspraak

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt Patio Palustre in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskostenveroordeling,
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.