4.3Het oordeel van de rechtbankOp 5 januari 2013 heeft er te Gronsveld, gemeente Eijsden-Margraten, een verkeersongeval plaatsgevonden op de autosnelweg, Rijksweg A2 (links, ter hoogte van hectometerpaal 266.1), bestemd voor het verkeer komende uit de richting België en rijdende in de richting Maastricht. .
Verdachte is met zijn opvallend gele ANWB Wegenwachtauto met inwerking zijnde zwaailichten, knipperende alarmlichten en in werking zijn achteruitrijlichten bij regen en invallende duisternis vanuit de vluchtstrook achteruit de rechterrijstrook (rijstrook 2) van de Rijksweg A2 op gereden en is achteruit blijven rijden. Eerder had er een aanrijding op dezelfde rijstrook van de Rijksweg A2 ter hoogte van hectometerpaal 266.1 plaatsgevonden, ten gevolge waarvan zich twee voertuigen en de inzittenden ervan op de vluchtstrook bevonden. Verdachte had zijn dienstvoertuig aanvankelijk vóór deze voertuigen op de vluchtstrook geparkeerd, maar wilde deze verplaatsen naar de vluchtstrook achter de aanrijding, om het vanuit België komende verkeer te waarschuwen.
Op dat moment is de bestuurster van een personenauto (Toyota Carina), komende uit de richting van België en gaande in de richting Maastricht en rijdend op dezelfde weg en rijstrook als verdachte, in botsing gekomen met de door verdachte bestuurde ANWB-auto. Twee inzittenden van de Toyota Carina, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben als gevolg van deze botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De vraag die de rechtbank in deze zaak als eerste dient te beantwoorden is of alle onderdelen van het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Het meest belangrijke onderdeel van deze tenlastelegging betreft het verwijt dat door het handelen van verdachte de bestuurster van de Toyota Carina de snelheid van het door haar, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende kon verminderen en/of niet behoorlijk uit kon wijken om een aanrijding en/of botsing met het zich vóór haar bevindende voertuig te voorkomen, waardoor de bestuurster van genoemde personenauto (Toyota Carina), met het door haar bestuurde voertuig in botsing of aanrijding is gekomen met het voertuig van verdachte.
De rechtbank komt tot de conclusie dat voor dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende bewijs voorhanden is. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De getuige [slachtoffer 1], die als bijrijdster in de Toyota Carina aanwezig was, heeft bij de politie verklaard dat zij, samen met een vriendin die op de achterbank zat, op een afstand van een paar honderd meter een auto van de ANWB naar achteren zag rijden. Zij reden toen op de A2 in de richting van Maastricht. Zij kon de ANWB-auto goed zien, ondanks dat het schemerig was. Zij zag dat van deze auto de achteruitrijverlichting brandde. Zij heeft tegen de bestuurster gezegd dat zij naar links moest gaan en heeft haar gewezen op de ANWB-auto.
De getuige [slachtoffer 2], die op de achterbank van de Toyota Carina zat, heeft bij de politie verklaard dat zij over de autosnelweg op de rechter weghelft richting Maastricht reden met een snelheid van tussen de 100 en 130 kilometer per uur. Zij zag op een gegeven moment witte lampen van een voertuig op hun weghelft op zich afkomen. Zij heeft toen tegen de bestuurster gezegd dat zij naar links moest gaan. Zij heeft ruim van tevoren gezien dat de bestuurster naar links moest gaan.
De bestuurster van de Toyota Carina, [getuige], heeft bij de politie verklaard dat zij met twee vriendinnen in haar auto over de rechter rijstrook van de A2 reed in de richting van Maastricht. Zij hoorde dat de vriendin die op de achterbank zat plotseling zei dat zij naar de linkerrijstrook moest gaan. Zij zag toen plotseling dat op dezelfde rijstrook als die, waarop zijzelf reed, voor haar een auto van de ANWB stond en dat de oranje zwaailichten op het dak van de auto in werking waren.
Gelet op de inhoud van deze verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de ANWB Wegenwachtauto voor de inzittenden van de Toyota al op een paar honderd meter afstand zichtbaar is geweest, zodat de bestuurster van de Toyota Carina voldoende gelegenheid heeft gehad om tijdig haar auto naar de linkerrijstrook te verplaatsen, waartoe zij ook aanwijzingen van de andere inzittenden had gekregen, dan wel dat zij de auto tijdig tot stilstand had kunnen brengen. De rechtbank heeft bij dit oordeel ook betrokken de omstandigheid dat er sprake was van een rechte weg en dat van elke bestuurder mag worden verwacht dat deze kan anticiperen op onverwachte situaties op de weg
Nu voor het belangrijkste onderdeel van het primair ten laste gelegde onvoldoende bewijs voorhanden is, kan naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de resterende onderdelen van de tenlastelegging niet gekomen worden tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de hiervoor overwogene, ook het onderdeel “en/of de snelheid van het door haar, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en niet voldoende kon verminderen en/of niet behoorlijk uit kon wijken om een aanrijding en/of botsing met het zich vóór haar bevindende voertuig te voorkomen, waardoor de bestuurster van genoemde personenauto (Toyota Carina), met het
door haar bestuurde voertuig in botsing of aanrijding is gekomen met het
voertuig van, hem, verdachte” niet bewezen kan worden verklaard. Anders dan in het primair ten laste gelegde kunnen de resterende onderdelen van het subsidiair ten laste gelegde wel tot een bewezenverklaring leiden. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.