ECLI:NL:RBLIM:2014:4564

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
20 mei 2014
Zaaknummer
03/866023-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op de A76 met dodelijke afloop en verkeersfouten

Op 15 september 2012 vond er een dodelijk verkeersongeval plaats op de A76, buiten de bebouwde kom van Heerlen. Verdachte, bestuurder van een Opel Astra met aanhangwagen, probeerde in te voegen op de rechterrijstrook zonder zich ervan te vergewissen dat deze vrij was van verkeer. Dit leidde tot een kettingreactie waarbij een andere bestuurder, die door de manoeuvre van verdachte werd gehinderd, uitweek en in botsing kwam met een Fiat Stilo. De bestuurder van de Fiat Stilo, [slachtoffer 1], kwam hierbij om het leven, terwijl zijn bijrijdster, [slachtoffer 2], ernstig letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend had gehandeld, en sprak hem vrij van het primair tenlastegelegde feit op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Echter, verdachte maakte wel een verkeersfout door niet te controleren of de rechterrijstrook vrij was, wat gevaar op de weg veroorzaakte. Hij werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- voor overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank hield rekening met de ernst van de gevolgen van het ongeval, maar legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/866023-13
Datum uitspraak : 21 mei 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman is mr. G.F. Stelten, advocaat te Heerlen.

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 mei 2014. De rechtbank heeft ter zitting gehoord de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 15 september 2012 in de gemeente Heerlen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Opel Astra, met aanhangwagen), daarmede rijdende over de weg, te weten de gecombineerde invoeg- en
uitvoegstrook, zijnde een zogenaamd weefvak, behorende bij de Rijksweg A76, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
vanaf genoemd weefvak onverhoeds naar links te sturen naar de rechterrijstrook van de A76 en/of (onverhoeds) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig met aanhangwagen (geheel of gedeeltelijk) naar de rechterrijstrook van de A76 uit te wijken en/of zich (daarbij) niet, danwel onvoldoende er van te vergewissen dat genoemde rechterrijstrook vrij was van
verkeer, terwijl een zich op die rechterrijstrook bevindende personenauto (Seat Ibiza) de personenauto (Opel Astra) met aanhangwagen van hem, verdachte, reeds zo dicht genaderd was, dat de (bestuurder van de) personenauto (Seat Ibiza) in het veilig voortrijden werd gehinderd en/of (vervolgens) (naar links) uit heeft moeten wijken naar de linkerrijstrook van de A76, in elk geval uit heeft moeten wijken teneinde een botsing of aanrijding te voorkomen, op het moment dat een in diezelfde richting als laatstgenoemde personenauto
(Seat Ibiza) over de linkerrijstrook van de A76 rijdende personenauto (Fiat Stilo) deze personenauto (Seat Ibiza) reeds zo dicht genaderd was dat de (bestuurder van de) personenauto (Fiat Stilo) in het veilig voortrijden werd gehinderd en/of (vervolgens) (eveneens) (naar links) uit heeft moeten wijken teneinde een botsing of aanrijding te voorkomen en/of (daarbij) met de linkerwielen in de middenberm terecht is gekomen en/of (vervolgens) de controle over het voertuig is kwijtgeraakt en/of (uiteindelijk) in botsing of
aanrijding is gekomen met wegmeubilair en/of een of meer bomen, waardoor
[slachtoffer 1] (bestuurder van de Fiat Stilo) werd gedood
en/of
[slachtoffer 2] (bijrijdster van de Fiat Stilo) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde enkelbreuk of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 15 september 2012, in de gemeente Heerlen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de gecombineerde invoeg- en uitvoegstrook, zijnde een zogenaamd weefvak, behorende bij de Rijksweg A76,
vanaf genoemd weefvak onverhoeds naar links heeft gestuurd naar de rechterrijstrook van de A76 en/of (onverhoeds) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig met aanhangwagen (geheel of gedeeltelijk) naar de rechterrijstrook van de A76 uit is geweken en/of zich (daarbij) niet, danwel onvoldoende er van heeft vergewist dat genoemde rechterrijstrook vrij was van verkeer, terwijl een zich op die rechterrijstrook bevindende personenauto (Seat Ibiza) de personenauto (Opel Astra) met aanhangwagen van hem, verdachte, reeds zo dicht genaderd was, dat de (bestuurder van de) personenauto (Seat Ibiza) in het veilig voortrijden werd gehinderd en/of (vervolgens) (naar links) uit heeft moeten wijken naar de linkerrijstrook van de A76, in elk geval uit heeft moeten wijken teneinde een botsing of aanrijding te voorkomen, op het moment dat een in diezelfde richting als laatstgenoemde personenauto (Seat Ibiza) over de linkerrijstrook van de A76 rijdende personenauto (Fiat Stilo) deze personenauto (Seat Ibiza) reeds zo dicht genaderd was dat de
(bestuurder van de) personenauto (Fiat Stilo) in het veilig voortrijden werd gehinderd en/of (vervolgens) (eveneens) (naar links) uit heeft moeten wijken teneinde een botsing of aanrijding te voorkomen en/of (daarbij) met de linkerwielen in de middenberm terecht is gekomen en/of (vervolgens) de controle over het voertuig is kwijtgeraakt en/of (uiteindelijk) in botsing of aanrijding is gekomen met wegmeubilair en/of een of meer bomen,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.
De beoordeling van het bewijs [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe verwezen naar de getuigenverklaringen en het rapport van de Verkeersongevallenanalyse. Doordat verdachte zich er niet van heeft vergewist dat hij genoeg ruimte had om in te voegen, heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden. Ook heeft verdachte nagelaten zijn knipperlicht aan te zetten, waardoor niemand er rekening mee hield dat verdachte zou gaan invoegen op de autosnelweg.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er een causaal verband is tussen verdachtes gedraging en het uiteindelijke verkeersongeval. De raadsman heeft verwezen naar tegenstrijdigheden en onduidelijkheden in de getuigenverklaringen.
3.3
Het oordeel van de rechtbankOp 15 september 2012 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de autosnelweg, Rijksweg A76, buiten de bebouwde kom van de gemeente Heerlen. [2] Het ongeval vond plaats ter hoogte van de gecombineerde invoeg- en uitvoegstrook (weefvak). [3]
Bij het ongeval waren drie personenauto’s betrokken, te weten een Opel Astra met aanhangwagen, [4] een Seat Ibiza [5] en een Fiat Stilo. [6] Verdachte was de bestuurder van de Opel Astra. [7] De bestuurder van de Seat Ibiza betrof [getuige]. [8] In de Fiat Stilo zaten [slachtoffer 1] en zijn partner [slachtoffer 2]. [9] Als gevolg van het verkeersongeval is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] letsel opgelopen. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn personenauto, Opel Astra, met daarachter een aanhangwagen, op de oprit van de autosnelweg reed. Achter hem reed op dat moment een Seat. Verdachte was voornemens om in te voegen op de autosnelweg. Hij weet niet of hij over zijn schouder heeft gekeken, teneinde zich ervan te vergewissen dat de rijbaan links naast hem vrij was. Hij zette het knipperlicht aan en stuurde zijn auto iets naar links. Toen hij vervolgens links naast zich keek, zag hij de zogenaamde A-stijl van de Seat die eerder achter hem reed. De Opel Astra van verdachte bevond zich op dat moment een stukje over de onderbroken streep. Verdachte bleef zijn spoor zo veel mogelijk volgen. Hij stuurde niet naar links of naar rechts. Hij zag daarna dat een auto (de rechtbank begrijpt: een Fiat Stilo) over de weg slingerde en tegen de vangrail reed. [11]
[getuige] heeft verklaard dat zij achter een auto met een aanhangwagen reed. Zij wachtte totdat deze auto invoegde, maar dat deed hij niet. Hierop voegde [getuige] in en verhoogde haar snelheid totdat zij bijna geheel naast de auto met aanhangwagen reed. Op dat moment zag zij dat deze auto naar links reed. Zij heeft niet gezien of hierbij het knipperlicht werd aangezet. De bijrijder waarschuwde [getuige] dat de auto op de invoegstrook naar links reed. [getuige] drukte vervolgens op de rem en week uit naar links.
Nadat [getuige] naar links reed, zag zij in de linkerbuitenspiegel dat een witte personenauto (de rechtbank begrijpt: een Fiat Stilo) kwam aangereden. Hierdoor kon [getuige] niet verder naar de linkerrijstrook uitwijken en reed zij weer terug naar haar eigen rijstrook. Terwijl zij weer naar rechts stuurde, hoorde zij een klap. Zij zag dat de witte personenauto langs de vangrail voorbij reed en een beweging naar rechts maakte. De auto vloog vervolgens over de vangrail. [12]
De bijrijder van de Fiat Stilo, [slachtoffer 2], heeft verklaard dat zij en haar man op de autosnelweg reden, toen er plotseling van rechts een auto vanaf een oprit de rijbaan opreed. Hierop is haar man uitgeweken en vond er een ongeluk plaats met hun voertuig. [13]
In het rapport van de Verkeersongevallenanalyse staat vermeld dat een stuurbeweging, zoals gemaakt door de bestuurders van de Seat Ibiza en de Fiat Stilo, welke wordt gemaakt ter voorkoming van een mogelijke confrontatie met een van rechts naar links bewegend voorwerp, niet ongebruikelijk is en vaak onbewust wordt ingezet. [14]
Aan de verdachte is - kort gezegd - primair ten laste gelegd dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is gedood en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het begrip “schuld” dient aldus te worden verstaan, zo blijkt uit de jurisprudentie, dat er minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijke schuld. Aan dit vereiste moet zijn voldaan om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair is ten laste gelegd, te kunnen komen.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van aanmerkelijke schuld aan een verkeersongeval komt het, blijkens het arrest van 1 juni 2004 van de Hoge Raad (NJ 2005, 252), aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6, van de Wegenverkeerswet 1994, valt in het algemeen niet aan te geven. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is schuld in vorenbedoelde zin, aldus de Hoge Raad in het hierboven aangehaalde arrest.
Dit ligt anders voor het subsidiair ten laste gelegde verwijt op basis van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, te weten dat verdachte - kort gezegd - gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Voor dit verwijt is niet een aanmerkelijke mate van schuld vereist en volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk door een verkeersdeelnemer is gemaakt terwijl niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat alle
schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
Aan de hand van de verklaringen van verdachte, [getuige] en [slachtoffer 2] stelt de rechtbank vast dat verdachte, terwijl hij op een zogenaamd weefvak reed, zijn auto naar links heeft gestuurd, met de intentie om op de rechterrijstrook van de autosnelweg in te voegen, op het moment dat een andere auto, Seat Ibiza, naast hem reed. De bestuurder van de Seat Ibiza, die door deze manoeuvre gehinderd werd, heeft op haar beurt ook naar links gestuurd, juist op het moment dat een Fiat Stilo naast haar reed. De bestuurder van deze Fiat Stilo werd daardoor gehinderd, probeerde vervolgens kennelijk de Seat Ibiza te ontwijken en is daarop verongelukt. Verdachte heeft verklaard dat hij weet niet of hij zich ervan heeft vergewist dat genoemde rechterrijstrook vrij was van verkeer op het moment dat hij naar links stuurde. Verder heeft hij verklaard dat op het moment dat hij naar links stuurde, hij naast zich de Seat Ibiza zag. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet heeft gekeken of de weg vrij was, voordat hij de stuurbeweging naar links inzette. Indien verdachte eerst gekeken zou hebben, dan had hij de Seat Ibiza moeten zien. Verdachte heeft dan ook voor het eerst naar links gekeken, op het moment dat hij de stuurbeweging naar links al had ingezet. Doordat verdachte zich, voordat hij naar links stuurde, er niet van heeft vergewist dat de rechterrijbaan vrij was, heeft verdachte de algemeen geldende verkeersregels overtreden.
Niet kan worden vastgesteld of verdachte al dan niet zijn knipperlicht heeft aangezet. De verklaringen hieromtrent lopen uiteen.
Gelet op de aard en de ernst van de overtreding van verdachte en de omstandigheden, zoals hierboven geschetst, waaronder die overtreding is begaan, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte zal dan ook vrijgesproken dienen te worden van het primair tenlastegelegde feit.
Het handelen van verdachte, zoals hiervoor beschreven, kan verdachte wel worden verweten in die zin dat van verdachte als verkeersdeelnemer mag worden verlangd dat hij zich alvorens in te invoegen op een autosnelweg ervan vergewist dat de rijstrook vrij van verkeer is, zodat de zich op die snelweg bevindende auto’s geen hinder ondervinden van invoegend verkeer. Verdachte heeft dan ook een verkeersfout gemaakt door dit achterwege te laten. Het handelen van verdachte heeft tot opeenvolgende reacties van andere verkeersdeelnemers geleid. Ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat het uitwijken naar links door de bestuurder van de Seat onder de gegeven omstandigheden geen gepaste manoeuvre of de enige optie om een aanrijding te voorkomen was, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat de door hem bestuurde Opel Astra zich een stukje over de onderbroken streep bevond. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte zich dus al gedeeltelijk op de rechterrijstrook bevond.
Of de bestuurder van de Seat Ibiza hierdoor gedwongen werd uit te wijken voor de door verdachte bestuurde auto, kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld. Feit is dat de bestuurder van de Seat Ibiza is uitgeweken. Het gedrag van de bestuurder van de Seat Ibiza is een reactie geweest op het handelen van verdachte. Dit heeft vervolgens ook tot de reactie van de bestuurder van de Fiat Stilo geleid. In het rapport van de Verkeersongevallenanalyse, zoals hierboven op pagina 4 van dit vonnis weergegeven, wordt de stuurbeweging van de bestuurder van de Seat Ibiza en die van de Fiat Stilo omschreven als een niet ongebruikelijk en een vaak onbewust ingezette stuurbeweging. De opeenvolgende reacties zijn dan ook alle te herleiden tot het handelen van verdachte. Dit is echter onvoldoende om te kunnen spreken van zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag.
Gelet op het feit dat op een autosnelweg met hoge snelheden wordt gereden en dat verdachte onder die omstandigheden zijn auto naar links heeft gestuurd, zonder zich ervan te vergewissen dat de rijstrook vrij is, werd het verkeer op de weg gehinderd en werd tevens gevaar op de weg veroorzaakt. De stelling van verdachte, dat hij slechts voor een zeer gering deel zich met het door hem bestuurde personenauto op de links van hem gelegen rijstrook heeft gereden, maakt dit niet anders. Zoals hierboven aangegeven, heeft verdachte met zijn handelen het verkeer gehinderd, maar daarnaast heeft hij door zijn handelen ook gevaar veroorzaakt.
Op grond hiervan acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
op 15 september 2012, in de gemeente Heerlen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de gecombineerde invoeg- en uitvoegstrook, zijnde een zogenaamd weefvak, behorende bij de Rijksweg A76, vanaf genoemd weefvak onverhoeds naar links heeft gestuurd naar de rechterrijstrook van de A76 en onverhoeds met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig met aanhangwagen gedeeltelijk naar de rechterrijstrook van de A76 uit is geweken en zich daarbij niet er van heeft vergewist dat genoemde rechterrijstrook vrij was van verkeer, terwijl een zich op die rechterrijstrook bevindende personenauto (Seat Ibiza) de personenauto (Opel Astra) met aanhangwagen van hem, verdachte, reeds zo dicht genaderd was, dat de bestuurder van de personenauto (Seat Ibiza) in het veilig voortrijden werd gehinderd, op het moment dat een in diezelfde richting als laatstgenoemde personenauto (Seat Ibiza) over de linkerrijstrook van de A76 rijdende personenauto (Fiat Stilo) deze personenauto (Seat Ibiza) reeds zo dicht genaderd was dat de bestuurder van de personenauto (Fiat Stilo) in het veilig voortrijden werd gehinderd,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

4.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
4.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare overtreding:
subsidiair
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. Dit verweer wordt verworpen, gelet op hetgeen de rechtbank hieromtrent onder 3.3 heeft overwogen. De verdachte is dan ook strafbaar voor het bewezenverklaarde nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die verdachtes strafbaarheid opheft.

6.De oplegging van straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft zij een rijontzegging voor de duur van 18 maanden gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft hij betoogd dat oplegging van een taakstraf lastig uitvoerbaar is, aangezien verdachte in Duitsland woont. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op het volgende.
Verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt. Hierdoor heeft er een ernstig verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de bestuurder van een personenauto is gedood en zijn echtgenote (als bijrijder) ernstig letsel heeft opgelopen. Het ongeval moet een uiterst traumatische ervaring voor de partner van het overleden slachtoffer zijn geweest, omdat zij is geconfronteerd met een pijnlijk en onomkeerbaar verlies.
De rechtbank waardeert het dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Niet alleen is hij ter zitting verschenen om zijn verhaal te doen, ook heeft hij aangegeven dat hij de gevolgen van het verkeersongeval ten zeerste betreurt. Verdachte zal moeten leren leven met de rol die hij daarin ongewild heeft vervuld. Met deze omstandigheden zal de rechtbank rekening houden.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Nu de rechtbank bewezen acht hetgeen subsidiair ten laste is gelegd, zal zij een beduidend lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij andere strafzaken waarbij er sprake was van een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Hierin werden doorgaans geldboetes opgelegd. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken. Verdachte is namelijk niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen, noch in Nederland noch in Duitsland.
De rechtbank zal de ernst van de gevolgen van het verkeersongeval in haar strafoplegging meenemen. Zij realiseert zich echter dat de verschrikkelijke gevolgen van het ongeval niet in de hoogte van een geldboete kunnen worden uitgedrukt.
Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 1.000,- passend. Gelet op de financiële situatie van verdachte, zoals die ter zitting naar voren is gekomen, zal de rechtbank bepalen dat deze geldboete in termijnen kan worden betaald.
De door verdachte gemaakte verkeersfout geven geen aanleiding om over te gaan tot een rijontzegging. Dit zou in de onderhavige strafzaak niet passend zijn.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte
  • bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. E.H.A.F.M. Krol en mr. G. Demmink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 mei 2014.
Buiten staat
Mr. G. Demmink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, met proces-verbaalnummer 2012107019 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, doorgenummerd van 1 tot en met 121, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 28 november 2012, pagina 69 en 71.
3.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 28 november 2012, pagina 69 en 71.
4.Proces-verbaal van misdrijf aanrijding d.d. 8 december 2012, pagina 4 en het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 september 2012, pagina 22.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 15 september 2012, pagina 27.
6.Proces-verbaal van misdrijf aanrijdingd.d. 8 december 2012, pagina 4.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 september 2012, pagina 22.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 15 september 2012, pagina 27.
9.Proces-verbaal van misdrijf aanrijding d.d. 8 december, pagina 4 en het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 2] d.d. 16 september 2012, pagina 44.
10.Het geschrift, te weten het verslag betreffende een niet-natuurlijke dood d.d. 15 september 2012, niet doorgenummerd en het proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 8 december 2012, pagina 6.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 7 mei 2014 afgelegd.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 15 september 2012, pagina 28.
13.Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 2] d.d. 16 september 2012, pagina 44 en 45.
14.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 28 november 2012, pagina 83