3.3Het oordeel van de rechtbankOp 15 september 2012 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de autosnelweg, Rijksweg A76, buiten de bebouwde kom van de gemeente Heerlen.Het ongeval vond plaats ter hoogte van de gecombineerde invoeg- en uitvoegstrook (weefvak).
Bij het ongeval waren drie personenauto’s betrokken, te weten een Opel Astra met aanhangwagen,een Seat Ibizaen een Fiat Stilo.Verdachte was de bestuurder van de Opel Astra.De bestuurder van de Seat Ibiza betrof [getuige].In de Fiat Stilo zaten [slachtoffer 1] en zijn partner [slachtoffer 2].Als gevolg van het verkeersongeval is [slachtoffer 1] overleden en heeft [slachtoffer 2] letsel opgelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn personenauto, Opel Astra, met daarachter een aanhangwagen, op de oprit van de autosnelweg reed. Achter hem reed op dat moment een Seat. Verdachte was voornemens om in te voegen op de autosnelweg. Hij weet niet of hij over zijn schouder heeft gekeken, teneinde zich ervan te vergewissen dat de rijbaan links naast hem vrij was. Hij zette het knipperlicht aan en stuurde zijn auto iets naar links. Toen hij vervolgens links naast zich keek, zag hij de zogenaamde A-stijl van de Seat die eerder achter hem reed. De Opel Astra van verdachte bevond zich op dat moment een stukje over de onderbroken streep. Verdachte bleef zijn spoor zo veel mogelijk volgen. Hij stuurde niet naar links of naar rechts. Hij zag daarna dat een auto (de rechtbank begrijpt: een Fiat Stilo) over de weg slingerde en tegen de vangrail reed.
[getuige] heeft verklaard dat zij achter een auto met een aanhangwagen reed. Zij wachtte totdat deze auto invoegde, maar dat deed hij niet. Hierop voegde [getuige] in en verhoogde haar snelheid totdat zij bijna geheel naast de auto met aanhangwagen reed. Op dat moment zag zij dat deze auto naar links reed. Zij heeft niet gezien of hierbij het knipperlicht werd aangezet. De bijrijder waarschuwde [getuige] dat de auto op de invoegstrook naar links reed. [getuige] drukte vervolgens op de rem en week uit naar links.
Nadat [getuige] naar links reed, zag zij in de linkerbuitenspiegel dat een witte personenauto (de rechtbank begrijpt: een Fiat Stilo) kwam aangereden. Hierdoor kon [getuige] niet verder naar de linkerrijstrook uitwijken en reed zij weer terug naar haar eigen rijstrook. Terwijl zij weer naar rechts stuurde, hoorde zij een klap. Zij zag dat de witte personenauto langs de vangrail voorbij reed en een beweging naar rechts maakte. De auto vloog vervolgens over de vangrail.
De bijrijder van de Fiat Stilo, [slachtoffer 2], heeft verklaard dat zij en haar man op de autosnelweg reden, toen er plotseling van rechts een auto vanaf een oprit de rijbaan opreed. Hierop is haar man uitgeweken en vond er een ongeluk plaats met hun voertuig.
In het rapport van de Verkeersongevallenanalyse staat vermeld dat een stuurbeweging, zoals gemaakt door de bestuurders van de Seat Ibiza en de Fiat Stilo, welke wordt gemaakt ter voorkoming van een mogelijke confrontatie met een van rechts naar links bewegend voorwerp, niet ongebruikelijk is en vaak onbewust wordt ingezet.
Aan de verdachte is - kort gezegd - primair ten laste gelegd dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is gedood en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het begrip “schuld” dient aldus te worden verstaan, zo blijkt uit de jurisprudentie, dat er minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijke schuld. Aan dit vereiste moet zijn voldaan om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair is ten laste gelegd, te kunnen komen.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van aanmerkelijke schuld aan een verkeersongeval komt het, blijkens het arrest van 1 juni 2004 van de Hoge Raad (NJ 2005, 252), aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6, van de Wegenverkeerswet 1994, valt in het algemeen niet aan te geven. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is schuld in vorenbedoelde zin, aldus de Hoge Raad in het hierboven aangehaalde arrest.
Dit ligt anders voor het subsidiair ten laste gelegde verwijt op basis van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, te weten dat verdachte - kort gezegd - gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Voor dit verwijt is niet een aanmerkelijke mate van schuld vereist en volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk door een verkeersdeelnemer is gemaakt terwijl niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat alle
schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende.
Aan de hand van de verklaringen van verdachte, [getuige] en [slachtoffer 2] stelt de rechtbank vast dat verdachte, terwijl hij op een zogenaamd weefvak reed, zijn auto naar links heeft gestuurd, met de intentie om op de rechterrijstrook van de autosnelweg in te voegen, op het moment dat een andere auto, Seat Ibiza, naast hem reed. De bestuurder van de Seat Ibiza, die door deze manoeuvre gehinderd werd, heeft op haar beurt ook naar links gestuurd, juist op het moment dat een Fiat Stilo naast haar reed. De bestuurder van deze Fiat Stilo werd daardoor gehinderd, probeerde vervolgens kennelijk de Seat Ibiza te ontwijken en is daarop verongelukt. Verdachte heeft verklaard dat hij weet niet of hij zich ervan heeft vergewist dat genoemde rechterrijstrook vrij was van verkeer op het moment dat hij naar links stuurde. Verder heeft hij verklaard dat op het moment dat hij naar links stuurde, hij naast zich de Seat Ibiza zag. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet heeft gekeken of de weg vrij was, voordat hij de stuurbeweging naar links inzette. Indien verdachte eerst gekeken zou hebben, dan had hij de Seat Ibiza moeten zien. Verdachte heeft dan ook voor het eerst naar links gekeken, op het moment dat hij de stuurbeweging naar links al had ingezet. Doordat verdachte zich, voordat hij naar links stuurde, er niet van heeft vergewist dat de rechterrijbaan vrij was, heeft verdachte de algemeen geldende verkeersregels overtreden.
Niet kan worden vastgesteld of verdachte al dan niet zijn knipperlicht heeft aangezet. De verklaringen hieromtrent lopen uiteen.
Gelet op de aard en de ernst van de overtreding van verdachte en de omstandigheden, zoals hierboven geschetst, waaronder die overtreding is begaan, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte zal dan ook vrijgesproken dienen te worden van het primair tenlastegelegde feit.
Het handelen van verdachte, zoals hiervoor beschreven, kan verdachte wel worden verweten in die zin dat van verdachte als verkeersdeelnemer mag worden verlangd dat hij zich alvorens in te invoegen op een autosnelweg ervan vergewist dat de rijstrook vrij van verkeer is, zodat de zich op die snelweg bevindende auto’s geen hinder ondervinden van invoegend verkeer. Verdachte heeft dan ook een verkeersfout gemaakt door dit achterwege te laten. Het handelen van verdachte heeft tot opeenvolgende reacties van andere verkeersdeelnemers geleid. Ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat het uitwijken naar links door de bestuurder van de Seat onder de gegeven omstandigheden geen gepaste manoeuvre of de enige optie om een aanrijding te voorkomen was, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat de door hem bestuurde Opel Astra zich een stukje over de onderbroken streep bevond. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte zich dus al gedeeltelijk op de rechterrijstrook bevond.
Of de bestuurder van de Seat Ibiza hierdoor gedwongen werd uit te wijken voor de door verdachte bestuurde auto, kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet worden vastgesteld. Feit is dat de bestuurder van de Seat Ibiza is uitgeweken. Het gedrag van de bestuurder van de Seat Ibiza is een reactie geweest op het handelen van verdachte. Dit heeft vervolgens ook tot de reactie van de bestuurder van de Fiat Stilo geleid. In het rapport van de Verkeersongevallenanalyse, zoals hierboven op pagina 4 van dit vonnis weergegeven, wordt de stuurbeweging van de bestuurder van de Seat Ibiza en die van de Fiat Stilo omschreven als een niet ongebruikelijk en een vaak onbewust ingezette stuurbeweging. De opeenvolgende reacties zijn dan ook alle te herleiden tot het handelen van verdachte. Dit is echter onvoldoende om te kunnen spreken van zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend verkeersgedrag.
Gelet op het feit dat op een autosnelweg met hoge snelheden wordt gereden en dat verdachte onder die omstandigheden zijn auto naar links heeft gestuurd, zonder zich ervan te vergewissen dat de rijstrook vrij is, werd het verkeer op de weg gehinderd en werd tevens gevaar op de weg veroorzaakt. De stelling van verdachte, dat hij slechts voor een zeer gering deel zich met het door hem bestuurde personenauto op de links van hem gelegen rijstrook heeft gereden, maakt dit niet anders. Zoals hierboven aangegeven, heeft verdachte met zijn handelen het verkeer gehinderd, maar daarnaast heeft hij door zijn handelen ook gevaar veroorzaakt.
Op grond hiervan acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.