In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 9 april 2014, zijn ouders verwikkeld in een echtscheiding en komen zij niet tot overeenstemming over een ouderschapsplan. De rechtbank heeft de wensen van hun 12-jarige dochter als uitgangspunt genomen bij de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 6 januari 2014 een rapport uitgebracht, waarin werd geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van het minderjarige kind bij de moeder te bepalen. De rechtbank heeft deze aanbeveling gevolgd, gezien de slechte communicatie tussen de ouders en de negatieve impact daarvan op de ontwikkeling van hun dochter.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken en dat hun dochter hierdoor in een moeilijke positie verkeert. De rechtbank heeft besloten dat de zorg- en opvoedingstaken als volgt verdeeld worden: het kind verblijft in de oneven weken bij de vader en in de even weken bij de moeder, met de mogelijkheid voor het kind om belangrijke feesten bij de andere ouder bij te wonen. De ouders zijn verplicht om hun communicatie te verbeteren en samen te werken in het belang van hun dochter.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft benadrukt dat de ouders een grote verantwoordelijkheid hebben om de adviezen van de Raad op te volgen en dat zij hun dochter niet mogen belasten met hun onderlinge conflicten. De beslissing is genomen met het oog op de ontwikkeling en het welzijn van het minderjarige kind, waarbij de wensen van het kind centraal staan.