ECLI:NL:RBLIM:2014:4148

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
13/529
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten raadsman in klaagschriftprocedure ex artikel 164 Wegenverkeerswet 1994

Op 6 mei 2014 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek werd ingediend door een verzoeker die een vergoeding van € 302,50 voor de kosten van een raadsvrouw vroeg, gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. Het verzoekschrift was op 19 november 2013 ingediend en op 22 april 2014 behandeld in openbare raadkamer, waar zowel de verzoeker als de officier van justitie zijn gehoord.

De officier van justitie betwistte de declaratie van de raadsvrouw en stelde dat deze niet kon worden gekoppeld aan de klaagschriftprocedure. De rechtbank oordeelde dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek te behandelen. Echter, de rechtbank kwam tot de conclusie dat de kosten van de raadsman niet vergoed konden worden op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de procedure ex artikel 164 WVW niet valt onder de definitie van 'zaak' zoals bedoeld in deze bepaling. De rechtbank merkte op dat er geen sprake was van 'oplegging van straf of maatregel' of van een 'gewezen verdachte' in deze procedure.

De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken, waaronder een beschikking van 10 juli 2013, waarin was geoordeeld dat verzoeker niet ontvankelijk was in een vergelijkbaar verzoek. De rechtbank verklaarde verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek om vergoeding van de kosten van de raadsman. De beschikking werd gegeven door mr. L.P. Bosma, rechter, en is uitgesproken in openbare raadkamer. Tegen deze beschikking staat voor verzoeker hoger beroep open bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, binnen een maand na betekening van deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Rekestnummer : 13/529
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Limburg op het verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering van
[naam] (verzoeker),
geboren op [adres 2],
wonende te [adres 1].

1.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 302,50 voor de kosten van een raadsvrouw.
De verzoeker stelt deze kosten te hebben gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: ‘WVW’).

2.De procesgang

Het verzoekschrift is op 19 november 2013 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft onderhavig verzoekschrift op 22 april 2014 in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft toen de verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

3.Standpunten der partijen

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de declaratie van de raadsvrouw niet kan worden afgeleid dat deze betrekking heeft op de klaagschriftprocedure ex artikel 164 WVW. De officier van justitie heeft derhalve primair gesteld dat de behandeling dient te worden aangehouden zodat het verzochte bedrag nader kan worden gespecificeerd. De officier van justitie heeft zich subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verzoeker heeft gepersisteerd bij zijn verzoekschrift.

4.De beoordeling

4.1
Op 17 oktober 2013 is bij de rechtbank een klaagschrift ingediend gericht tegen de invordering van het rijbewijs van verzoeker. Dit klaagschrift is op 29 oktober 2013 gegrond verklaard.
4.2
De rechtbank is bevoegd en het verzoekschrift is tijdig ter griffie ingediend.
4.3
Zijdens verzoeker is verzocht om vergoeding van de kosten van een raadsman ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten hebben betrekking op de klaagschriftprocedure ex artikel 164, achtste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering luidt als volgt:
“Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte (…) uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend (…) in de kosten van een raadsman (…).”
De rechtbank is van oordeel dat in deze bepaling met het begrip ‘zaak’, tenzij nadrukkelijk anders wordt bepaald, de strafzaak wordt bedoeld en niet ook de procedure ex artikel 164, achtste lid van de Wegenverkeerswet 1994. Bij deze procedure is immers geen sprake van ‘oplegging van straf of maatregel’ of van ‘gewezen verdachte’.
Bij de klaagschriftprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering is evenmin sprake van ‘oplegging van straf of maatregel’ of van ‘gewezen verdachte’, terwijl artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering bij een gegrondverklaring in een dergelijke beklagzaak wél van toepassing is. Het verschil is echter gelegen in het feit dat artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, anders dan artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, op grond van artikel 591a, lid 4, juncto artikel 591, lid 5, van het Wetboek van Strafvordering expliciet van overeenkomstige toepassing is verklaard.
De rechtbank Limburg heeft eerder, bij beschikking van 10 juli 2013, beslist dat verzoeker in een dergelijk geval niet ontvankelijk is, welke beschikking is bevestigd door een beschikking van het Hof ’s-Hertogenbosch d.d. 17 februari 2014 met bijzondere zaak-nummer 0013670-13.
De rechtbank zal verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker
niet-ontvankelijkin zijn verzoekschrift.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.P. Bosma, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 6 mei 2014. [1]
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.