ECLI:NL:RBLIM:2014:4124

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
2 mei 2014
Zaaknummer
03/700675-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere woninginbraken en inbraak in vakantiewoning

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 29 april 2014, is de verdachte veroordeeld voor acht insluipingen in woningen en een inbraak in een vakantiewoning. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was ten tijde van de zittingen gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 februari en 15 april 2014, waarbij de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van diefstal, waarbij de verdachte zich telkens zonder toestemming in de woningen bevond.

De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de diefstal van een horloge, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op verschillende data, waaronder 30 oktober 2013 en in de periode van 1 tot 3 augustus 2013, meermalen inbraken had gepleegd. De verdachte had onder andere geld en goederen weggenomen uit de woningen van verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], en [slachtoffer 6].

De rechtbank hield rekening met het psychologisch rapport van 24 maart 2014, waaruit bleek dat de verdachte lijdende was aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], kregen schadevergoedingen toegewezen, die de verdachte moest betalen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700675-13
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 april 2014
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is (inhoudelijk) behandeld op de zittingen van 25 februari 2014 en 15 april 2014, waarbij de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feiten 1, 2 en 3:drie woninginbraken heeft gepleegd.
Feit 4:heeft geprobeerd om goederen uit een woning te stelen.
Feiten 5 en 6:een beurs, een rijbewijs en geld heeft gestolen uit twee woningen, in welke woningen de verdachte zich (telkens) buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van het horloge. Verdachte moet van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegd feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van de ten laste gelegde braak/verbreking/inklimming,
nu daarvoor in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is. Het onder 2 ten laste gelegd feit kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van de diefstal van het horloge, aangezien ook daarvoor onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is.
Met betrekking tot de onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 30 oktober 2013 uit
de woning van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gelegen aan [adres 1], een zaklamp heeft gestolen, gelet op:
- de aangifte van [slachtoffer 1], mede namens [slachtoffer 2]; [2]
- het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1]; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich te toegang tot de woning van [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] heeft verschaft door middel van braak, nu verdachte heeft verklaard dat hij de woning via de open garagepoort is binnengeslopen en vervolgens via de openstaande deur naar de woonkamer, de woning heeft betreden en in het dossier onvoldoende blijkt dat de garagepoort wel was afgesloten. Nu de rechtbank komt tot een bewezen verklaring van hetgeen door verdachte is bekend, is, gelet op het bepaalde in artikel 359, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 2
Op 13 augustus 2013 deed [slachtoffer 3] aangifte van diefstal uit zijn woning aan de [adres 2]. [slachtoffer 3] verklaarde dat hij op 1 augustus 2013, omstreeks 23.00 uur, lag te slapen op een stretcher in de tuin. De achterdeur van zijn woning had hij open gelaten. De volgende dag, omstreeks 06.00 uur, werd [slachtoffer 3] wakker. Toen hij vervolgens de keuken in liep en zijn beurs pakte, zag hij dat het papiergeld dat in zijn beurs zat weg was. In totaal was dit € 350,-. Verder miste [slachtoffer 3] nog een zilverkleurig horloge.
Nog diezelfde dag (2 augustus 2013) pinde [slachtoffer 3] € 500,-. Hij stopte daarvan € 450,- in een glazen pul die op de bar in de keuken stond. De rest stopte hij in zijn beurs, die eveneens op de bar in de keuken lag. Toen hij de volgende ochtend omstreeks 09.30 uur wakker werd en naar de keuken liep, kwam hij erachter dat er € 400,- uit de glazen pul verdwenen was. Het geld dat in zijn beurs zat was eveneens verdwenen. [4] Hij wist niet meer zeker of hij de achterdeur afgesloten had.
Op 13 augustus 2013 is de getuige [getuige] [5] gehoord door de politie. [getuige] verklaarde dat
hij op 11 augustus 2013 op de voetbalclub SVME te Eijsden in gesprek was geraakt met iemand van de hangjeugd. Deze persoon had hem verteld dat [verdachte] (verdachte), die normaliter zonder geld zat en altijd bedelde voor sigaretten, opeens beschikte over een ruime hoeveelheid geld. Tevens droeg [verdachte] een horloge, terwijl hij normaal nooit een horloge om had. [verdachte] had in de groep verteld dat hij twee dagen achter elkaar bij een man in de woning was geweest, dat de bewoner de eerste nacht in de tuin had liggen slapen en dat hij toen gemakkelijk veel geld en een horloge had kunnen wegnemen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij twee nachten achter elkaar
de woning van [slachtoffer 3] is binnengeslopen en vervolgens een hoeveelheid geld heeft gestolen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de aangifte van [slachtoffer 3], de getuigenverklaring van [getuige]
en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 3 augustus 2013 twee maal gedurende de nachtelijke uren
de woning van aangever [slachtoffer 3] is binnengeslopen en vervolgens een hoeveelheid geld en een horloge heeft gestolen. Verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij een horloge heeft gestolen, doch de rechtbank ziet geen reden om op dit punt te twijfelen aan de verklaring van aangever [slachtoffer 3]. Temeer niet nu zijn verklaring steun vindt in de ‘de auditu’ verklaring van de getuige [getuige], waaruit onder andere blijkt dat de verdachte enkele dagen na de diefstallen aan zijn vrienden heeft verteld dat hij niet alleen een hoeveelheid geld, maar ook een horloge had gestolen uit de woning van een man die op dat moment in de tuin van zijn woning lag te slapen. De rechtbank acht deze ‘de auditu’ verklaring betrouwbaar, nu hetgeen de verdachte volgens [getuige] aan zijn vrienden zou hebben verteld op specifieke details overeen komt met de verklaring van aangever [slachtoffer 3].
Feit 3
De rechtbank acht de feit 3 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4]; [6]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting
Feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5]; [7]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
Feit 5
De rechtbank acht feit 5 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6]; [8]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
Feit 6
De rechtbank acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7]; [9]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 30 oktober 2013 te Eijsden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan [adres 1], heeft weggenomen een zaklamp, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
2.
in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 3 augustus 2013 te Eijsden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen meermalen een hoeveelheid geld en eenmaal een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 3].
3.
op 1 december 2012 te Eijsden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vakantiewoning, gelegen aan [adres 3], heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
4.
op 29 september 2013 te Eijsden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 4], weg te nemen goederen van zijn, verdachtes, gading, toebehorende aan [slachtoffer 5], de woning van die [slachtoffer 5] is binnengegaan en vervolgens de eerste etage van de woning van [slachtoffer 5] heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
op 12 september 2013 te Eijsden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 5], alwaar verdachte zich tegen de wil van
de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beurs en een rijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 6];
6.
in de periode 8 november 2013 tot en met 20 november 2013 te Eijsden, meermalen, telkens gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan [adres 6], alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 7].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

4.1
De strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
diefstal.
Feit 2:
diefstal, meermalen gepleegd.
Feit 3:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Feit 4:
poging tot diefstal.
Feit 5:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten de wil van de rechthebbende bevindt.
Feit 6:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2
De strafbaarheid van verdachte
Gezondheidspsycholoog A.M.J. de Kuiper heeft de verdachte onderzocht en naar aanleiding daarvan een rapport, gedateerd 24 maart 2014, uitgebracht. Hierin leest de rechtbank onder andere – zakelijk weergegeven –:
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. In diagnostische zin kan dit omschreven worden als een gedragsstoornis beginnende in de kindertijd. Ook is sprake van misbruik van cannabis. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde. De gebrekkige ontwikkeling van verdachte was zodanig dat zijn gedragskeuzes daar mede uit verklaard kunnen worden. Er is sprake van beperkte probleemoplossende vaardigheden en de verdachte heeft weinig inzicht in de consequenties van zijn eigen gedrag. Verdachte
is erg egocentrisch, stelt het eigen belang in het algemeen voorop en heeft weinig contact met het eigen gevoelsleven. Deze factoren beperken verdachte in zijn vrijheid om keuzes
te maken en gedragsalternatieven te kiezen. Mochten de aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, kan verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank begrijpt, gelet op de daarvoor in voornoemd rapport gegeven gronden, de conclusie van de psycholoog dat de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar
moet worden beschouwd en neemt deze conclusie over.
Verdachte is overigens wel strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die
zijn strafbaarheid uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden:
  • reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte zich gedurende de proeftijd ambulant dient te laten behandelen bij de Mondriaan Zorggroep of een soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering;
  • opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, tijdens
de eerste twee jaren van de proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig acht.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de bekennende proceshouding van verdachte, zijn relatief jonge leeftijd ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten en met de conclusie van de psycholoog dat de ten laste gelegde feiten aan verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend. De raadsman is van mening dat de door de officier van justitie gevorderde straf – in vergelijking met de straffen die doorgaans in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd – erg fors is, temeer nu verdachte een first offender is. Een langer verblijf in de gevangenis heeft volgens de raadsman geen positieve invloed op de verdachte. Hij heeft er meer baat bij dat hij een zinvolle dagbesteding krijgt. Het opleggen van een taakstraf zou dan ook een goede stap in de richting zijn.
De raadsman heeft – gelet het vorenstaande – verzocht om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daarnaast een taakstraf van 240 uren. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het opleggen van de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen verklaarde, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren
is gekomen. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht insluipingen in woningen en een inbraak in een vakantiewoning. Daarbij heeft verdachte - op één geval na - telkens geld en/of goederen weggenomen. Verdachte is daarbij in meerdere gevallen zeer brutaal te werk te werk gegaan door gedurende de nachtelijk uren (vakantie)woningen binnen te gaan terwijl de bewoners lagen te slapen. Daarbij is hij ook meerdere keren op de slaapkamer of in ieder geval in de directe nabijheid van de slapende bewoners gekomen. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde niet alleen in hun woning is geweest, maar bovendien op hun slaapkamer heeft gestaan of vlak bij hen was terwijl zij lagen te slapen. De door de verdachte gepleegde diefstallen veroorzaken zo niet alleen de nodige financiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. De slachtoffers van insluipingen of woninginbraken moeten vaak lang met een gevoel van onveiligheid leven hetgeen een enorme impact heeft op hun leven. In dit geval blijkt dit ook weer uit de schriftelijke toelichtingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7].
De verdachte heeft de feiten naar eigen zeggen gepleegd uit oogpunt van financieel gewin
en omdat hij daar een ‘kick’ van kreeg. Hij heeft op geen enkel moment stilgestaan bij de negatieve gevolgen voor de slachtoffers. Dit baart de rechtbank, gelet op de nog jonge leeftijd van de verdachte, niet alleen veel zorgen, maar zij neemt het de verdachte ook
zeer kwalijk.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het psychologisch rapport d.d. 24 maart 2014, waaruit blijkt dat de bewezen verklaarde feiten aan de verdachte slechts in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend, alsmede
op het uittreksel uit de Justitieel Documentatieregister d.d. 2 april 2014, waaruit blijkt dat
verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport d.d. 31 maar 2014, waarin wordt geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringstoezicht, deelname aan een ambulante behandeling bij de Mondriaan Zorggroep of een soortgelijke ambulante zorginstelling en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Volgens de reclassering zijn deze bijzondere voorwaarden noodzakelijk om meer structuur aan te brengen in het leven van de verdachte en zodoende het recidiverisico te verlagen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is om medewerking te verlenen aan deze voorwaarden.
De rechtbank is er ook na de strafzitting nog niet van overtuigd dat de verdachte zich (voldoende) bewust is van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Zij is daarom van oordeel dat aan de verdachte, door middel van oplegging van een gevangenisstraf, een duidelijk signaal moet worden gegeven dat zijn handelen onacceptabel is.
De rechtbank acht, rekening houdend met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de persoon van de verdachte en de straffen die doorgaans in min of meer soortgelijke gevallen worden opgelegd, in beginsel een gevangenisstraf van 15 maanden passend en geboden om verdachte er van te doordringen dat hij deze weg nooit meer moet bewandelen.
Anderzijds acht de rechtbank het van groot belang dat de verdachte, gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte en ter voorkoming van recidive, binnen afzienbare tijd kan starten met het hulpverleningstraject, zoals geadviseerd door de reclassering. Daarom zal de rechtbank een aanzienlijk deel van deze straf voorwaardelijk opleggen en daaraan de geadviseerde voorwaarden verbinden
Alles afwegend vindt de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaar en met daaraan gekoppeld de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden.

6.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 406,72 ter zake van feit 1. De vordering bestaat uit € 6,72 aan materiële schade (reiskosten) en € 400,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 855,90 ter zake van feit 2. De vordering bestaat geheel uit materiële schade (gestolen geld en reiskosten).
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 350,- ter zake van feit 6. De vordering bestaat uit € 100,- aan materiële schade (gestolen geld) en € 250,- aan immateriële schade.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1], te vermeerderen met de wettelijke en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels kan worden toegewezen tot een bedrag van € 405,90 (€ 5,90 aan reiskosten en € 400,- aan gestolen geld), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Volgens de officier van justitie is op grond van het verhandelde ter zitting niet komen vast
te staan dat de verdachte meer dan € 400,- heeft gestolen uit de woning van de benadeelde partij [slachtoffer 3], zodat de [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard
in zijn vordering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] niet betwist. Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7]
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] niet
zijn betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende is komen vast te staan dat de gevorderde schade in rechtstreeks verband staat met de aan de vorderingen ten grondslag liggende en bewezen verklaarde feiten, zal de rechtbank de vorderingen geheel toewijzen,
te vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de toegekende vorderingen door verdachte worden vergoed, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Uit het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van het aan de vordering ten grondslag liggend en bewezenverklaard feit rechtsreeks materiële schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gevorderde reiskosten voldoende onderbouwd zodat deze post geheel zal worden toegewezen. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op grond van het dossier en de door de benadeelde overgelegde stukken ter onderbouwing van zijn vordering, voldoende is komen vast te staan dat door verdachte een bedrag van in totaal € 850,- is gestolen uit de woning van [slachtoffer 3]. De rechtbank overweegt in dit verband dat de benadeelde door middel van de door hem overgelegde stukken voldoende begin van bewijs heeft gebracht dat het door hem gestelde bedrag door verdachte is gestolen. Een billijke bewijslastverdeling brengt dan in de gegeven omstandigheden met zich mee dat verdachte nader onderbouwt waarom zulks toch niet het geval is, wat hij niet heeft gedaan. Daarom zal de rechtbank het door [slachtoffer 3] gevorderde bedrag volledig toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de toegekende vorderingen door verdachte worden vergoed, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.” en,
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • binnen een dag volgend op zijn invrijheidstelling telefonisch contact dient op te nemen met Reclassering Nederland en zich hierna moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich tijdens de proeftijd ambulant te laten behandelen bij de Mondriaan Zorggroep of een soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • direct na zijn invrijheidstelling dient te verblijven bij Stichting Exodus te Heerlen of
een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en zich dient te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging
van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij voornoemd in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer,
voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
8 dagenhechtenis,
met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij voornoemd in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer,
voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
17 dagenhechtenis,
met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de benadeelde partij voornoemd in het kader
van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer,
voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
7 dagenhechtenis,
met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 april 2014.
Buiten staat
Mr. S.V. Pelsser is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 oktober 2013 te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan [adres 1]
, heeft weggenomen een zaklamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of insluiping;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2013 tot en met 3 augustus 2013 te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten, meermalen althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een horloge, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of insluiping;
3.
hij op of omstreeks 01 december 2012 te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vakantiewoning, gelegen aan [adres 3], heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 29 september 2013 te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4], weg
te nemen goederen van zijn, verdachtes, gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen van zijn verdachtes gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door de
woning van die [slachtoffer 5] binnen gegaan en/of (vervolgens) de eerste etage van de woning van die [slachtoffer 5] te betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 12 september 2013 te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten, om (ongeveer) 04:38 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 5], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beurs en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6.
hij in of omstreeks 8 november 2013 tot en met 20 november 2013 te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tussen (ongeveer) 23:00 uur en (ongeveer) 07:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 6], alwaar verdachte zich (telkens) buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar de doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit, tenzij anders vermeld, delen van processen-verbaal op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt, als bijlagen opgenomen bij het dossier met proces-verbaalnummer 2013118291, van de regiopolitie Limburg Zuid, gedateerd
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pag. 73 en 74.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1], pag. 76.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], pag. 86 en 87.
5.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige], pag. 89 en 90.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4], pag. 100 en 102.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5], pag. 96.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6], pag. 107 en 108.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7], pag. 111 en 112.