3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder
aen
bten laste gelegde feiten, gelet op:
- de aangiftes van [slachtoffer 2]en [slachtoffer 1];
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
Feit 2
Op 13 november 2013 deed [slachtoffer 3] (hierna: aangever) bij de politie aangifte ter zake van openlijke geweldpleging. Aangever verklaarde dat hij op 9 november 2013 naar
een verjaardagsfeest was gegaan dat werd gehouden in een café in Brunssum. Omstreeks 03.00 uur had hij het café verlaten. Hij zat in zijn auto (een rode Opel Corsa) op iemand
te wachten toen er voor het café een vechtpartij ontstond. Aangever wilde niets te maken hebben met de ruzie en besloot om zijn auto te verplaatsen. Toen aangever langs de groep ruziënde mensen reed raakte hij met zijn auto de spiegel van een andere auto, die voor het café geparkeerd stond. Aangever reed verder, doch moest vervolgens uitwijken voor een persoon die plotseling voor zijn auto sprong. Hij verloor hierdoor de macht over het stuur
en botste tegen twee paaltjes langs de weg. Toen hij vervolgens het bestuurdersportier van zijn auto opende werd hij door twee donkere mannen, vermoedelijk Antillianen, uit zijn auto getrokken. Aangever kreeg direct harde klappen tegen zijn gezicht en op zijn hoofd. Degene die het meest aan het slaan was droeg een wit T-shirt. Op een gegeven moment lukte het aangever om de persoon met het witte T-shirt vast te pakken. Zij vielen vervolgens beiden
op de grond. De persoon met het witte T-shirt kwam bovenop aangever terecht. Aangever werd vervolgens wederom tegen zijn gezicht en op zijn hoofd geslagen. Plotseling zag hij
dat de man met het witte T-shirt een zilverkleurig vuurwapen in zijn handen had. Aangever zag en voelde dat hij ook met dit vuurwapen tegen zijn gezicht werd geslagen. Dat deed behoorlijk pijn. Uiteindelijk schoot een vriend van aangever te hulp en werd het gevecht beëindigd.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 10 november 2013, samen met verdachte, naar een feest was gegaan in een café in Brunssum. Omstreeks 03.00 uur was het feest afgelopen. [medeverdachte] was vervolgens naar buiten gegaan. Toen [medeverdachte] voor het café stond, zag hij plotseling dat een bestuurder van een rode Opel Corsa, die voor het café geparkeerd stonden, vol gas gaf en tegen een aantal andere geparkeerde auto’s aan reed. De bestuurder reed vervolgens op een aantal mensen af en stopte uiteindelijk voor het café. [medeverdachte] liep hierop naar de auto toe en sprak de bestuurder aan. Toen de bestuurder vervolgens uitstapte, ontstond er een gevecht tussen hem en de bestuurder. [medeverdachte] had
de bestuurder tijdens dit gevecht meermalen met gebalde vuist en met een nepvuurwapen tegen het gezicht geslagen. Volgens [medeverdachte] was de verdachte bij dit gevecht aanwezig en had hij de aangever van hem ([medeverdachte]) afgetrokken. Toen het gevecht was afgelopen, was [medeverdachte] samen met verdachte teruggelopen naar de witte auto van verdachte. Zij waren vervolgens ingestapt en weggereden.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er op 10 november 2013 een feest gaande was in
het café tegenover zijn woning aan de [adres 1] te Brunssum. Op enig moment zag
[getuige 1] vanuit zijn woning dat er een rode Opel Corsa over de [adres 1] reed en in botsing kwam met drie paaltjes die op de stoep stonden. Vervolgens zag [getuige 1] dat er
twee zwarte personen naar de Opel Corsa liepen. Een van deze twee personen opende
het bestuurdersportier van de Opel en trok de bestuurder naar buiten. Vervolgens werd
de bestuurder van de Opel door de twee zwarte mannen vreselijk in elkaar geslagen. De bestuurder van de Opel lag bloedend op de grond en bewoog niet meer. De twee zwarte mannen zijn vervolgens in een witte auto gestapt en weggereden.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 10 november 2013 zijn verjaardag vierde
in een café, gelegen aan de [adres 1] te Brunssum. Omstreeks 02.30 uur was het
feest afgelopen. Op een gegeven moment ontstond er een ruzie voor het café. [getuige 2]
zag vervolgens dat [slachtoffer 3] (aangever) langs reed in een auto en dat een andere jongen,
een negroïde man van Antilliaanse afkomst, achter deze auto aan rende. Toen [slachtoffer 3] vervolgens stopte, trok de Antilliaanse jongen hem uit de auto en begon hij [slachtoffer 3] te
slaan. [getuige 2] rende naar de vechtpartij toe om deze te stoppen en zag vervolgens dat
nog een andere Antilliaanse jongen op [slachtoffer 3] af liep en hem eveneens begon te slaan. [getuige 2] sprong bovenop [slachtoffer 3] om hem te beschermen. De twee Antilliaanse mannen stapten vervolgens in een witte auto en reden weg.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 10 november 2013 aanwezig is geweest
bij de vechtpartij tussen medeverdachte [medeverdachte] en de bestuurder van de Opel Corsa. Nadat het gevecht was geëindigd, waren hij en [medeverdachte] in verdachtes auto gestapt en weggereden.Ter zitting op 15 april 2014 heeft hij verklaard dat hij tijdens de vechtpartij medeverdachte [medeverdachte], die op de grond onder aangever terecht was gekomen, onder de aangever heeft uitgetrokken en daarna de medeverdachte boven op aangever heeft geplaatst.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 3], [getuige 1] en [getuige 2] vast
dat aangever [slachtoffer 3] op 10 november 2013 door twee personen is mishandeld voor het café aan de [adres 1] te Brunssum. Hierbij is aangever meermalen met gebalde vuisten en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen zijn gezicht en op zijn hoofd geslagen. Op grond van de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] staat vast dat [medeverdachte] een van deze twee mannen is geweest en dat de verdachte er in ieder geval bij aanwezig was. Over de rol van verdachte lopen de verklaringen uiteen. Volgens [medeverdachte] zou verdachte alleen aangever van [medeverdachte] af hebben getrokken op het moment dat die boven op hem lag. De verdachte zelf gaat een stapje verder, hetgeen blijkt uit zijn eigen verklaring, inhoudende dat hij [medeverdachte] niet alleen onder aangever uit heeft gehaald, maar [medeverdachte] vervolgens ook weer boven op aangever heeft geplaatst. Door dit te doen heeft hij geen einde aan de vechtpartij gemaakt, maar heeft hij [medeverdachte] juist in de gelegenheid gesteld hiermee verder te gaan. Uit de verklaringen van aangever en de getuigen [getuige 1]
en [getuige 2] blijkt bovendien dat verdachte nog een stuk verder is gegaan nu deze alle drie verklaren dat “beide donkere mannen” het slachtoffer hebben geslagen.
Genoemde getuigen verklaren ook dat de twee daders van de geweldpleging, nadat de ruzie was beëindigd, samen in een witte auto zijn gestapt en zijn weggereden. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij de persoon was die na de ruzie met [medeverdachte] in de witte auto is gestapt.
De rechtbank komt, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, tot de conclusie dat genoegzaam vast staat dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gevecht en dat hij ook zelf geweldshandelingen heeft verricht naar de aangever toe. Hiermee heeft de verdachte zich (mede)schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het onder 2 primair ten laste gelegde feit kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 3
Op 10 november 2013 deed [slachtoffer 4] aangifte van bedreiging. [slachtoffer 4] verklaarde dat hij die nacht werkzaam was in café “[naam]”. Omstreeks 02.45 uur was het feest afgelopen. Vervolgens was er voor het café een vechtpartij ontstaan tussen Antilliaanse mannen en blanke mannen. Toen het gevecht was beëindigd, waren de twee Antilliaanse mannen in
een auto gestapt en weggereden. Na twee of drie minuten kwamen zij weer terug. [slachtoffer 4]
zag vervolgens dat een van de twee donkere mannen een pistool tegen zijn hoofd hield. Naast [slachtoffer 4] stond diens vriend, genaamd [slachtoffer 5]. Ook hij kreeg het vuurwapen
tegen zijn hoofd gezet. [slachtoffer 4] was vreselijk bang geweest.
Ook [slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan ter zake van bedreiging. [slachtoffer 5] verklaarde
dat hij op 10 november 2013 omstreeks 03.30 uur bij de kroeg “[naam]” stond. Er kwamen twee mannen op hem afgelopen die hem vroegen “of hij een van de jongens had gezien”. [slachtoffer 5] zei dat hij niet wist waar men het over had en de twee mannen liepen vervolgens weg. Even later kwam de man, die hem kort daarvoor had aangesproken, weer terug. Deze man had een zilverkleurig pistool in zijn hand en zette dit pistool tegen het voorhoofd van [slachtoffer 5]. [slachtoffer 5] voelde zich hierdoor bedreigd. [slachtoffer 5] gaf het volgende signalement van de man die hem had bedreigd: licht donkere huidskleur, normaal postuur, kort donker haar en gekleed in donkere kleding.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 10 november 2013 bij het café tegenover zijn woning had gestaan. Hij raakte in gesprek met aangever [slachtoffer 4]. [getuige 1] zag vervolgens dat er twee donkere jongens naar [slachtoffer 4] toeliepen en dat een van deze jongens een vuurwapen tegen het hoofd van [slachtoffer 4] zette.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 10 november 2013, voor het café aan
de [adres 1], in gevecht is geraakt met de bestuurder van een Opel Corsa. Tijdens dit gevecht heeft hij ook met een imitatievuurwapen geslagen. Nadat dit geweldsincident was beëindigd was [medeverdachte] samen met verdachte naar diens auto gelopen. Zij hadden de auto even verderop geparkeerd en waren vervolgens teruggelopen naar het café. Verdachte, die inmiddels het vuurwapen van [medeverdachte] had overgenomen, had vervolgens op straat diverse mensen met het vuurwapen bedreigd. [medeverdachte] had gezien dat verdachte het vuurwapen ook bij iemand tegen het hoofd had gezet. [medeverdachte] had na dit incident het vuurwapen op zijn beurt weer overgenomen van verdachte. Hij was vervolgens weggelopen en had het vuurwapen even verderop in de struiken gegooid. [medeverdachte] had naar eigen zeggen niemand bedreigd met het vuurwapen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij, nadat de vechtpartij was beëindigd, met medeverdachte [medeverdachte] is teruggelopen naar zijn auto. Zij zijn vervolgens weggereden en hebben de auto verderop geparkeerd. De verdachte had vervolgens het wapen overgenomen van [medeverdachte]. Daarna waren zij samen weer teruggelopen naar het café. Toen zij voor het
café stonden kwam een beveiliger op verdachte af. Verdachte had vervolgens naar eigen zeggen het vuurwapen op de beveiliger gericht en tegen hem gezegd: “back up”.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen van [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [getuige 1] en medeverdachte [medeverdachte] vast dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door een zwarte/Antilliaanse man zijn bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Uit de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat deze persoon verdachte moet zijn geweest. Hij was immers degene die op het moment van de bedreigingen het (nep)vuurwapen voorhanden had. Daarbij komt dat het signalement van de dader past bij verdachte.
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij het wapen tegen het hoofd van de twee aangevers heeft gezet. De rechtbank gaat echter voorbij aan deze ontkennende verklaring, nu zij geen aanleiding ziet om op dit punt te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. Temeer niet nu deze verklaringen steun vinden in de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de getuige [getuige 1].
De rechtbank komt, gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, tot de conclusie dat het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend wordt bewezen, met dien verstande dat verdachte dit feit alleen heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt immers niet dat nog iemand anders betrokken was bij de door verdachte gepleegde bedreigingen.