ECLI:NL:RBLIM:2014:4044

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
1 mei 2014
Zaaknummer
C/03/189841 / KG ZA 14-173
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Execoriaal beslag op huurtoeslag in verband met huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, een voormalige huurder, en gedaagde, Stichting Wonen Zuid. Eiseres vorderde de opheffing van een executoriaal beslag dat door gedaagde was gelegd op haar huurtoeslag, welke zij ontving voor haar huidige woning. Dit beslag was gelegd naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de kantonrechter, waarbij de huurovereenkomst tussen eiseres en gedaagde was ontbonden en eiseres was veroordeeld tot betaling van huurachterstand. Eiseres stelde dat het beslag in strijd was met artikel 45, lid 1 aanhef en sub a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), dat een beslag op huurtoeslag door een voormalige verhuurder verbiedt. Gedaagde betwistte dit en voerde aan dat het beslag rechtmatig was, omdat er nog vorderingen uit de voormalige huurrelatie bestonden.

De rechtbank oordeelde dat het beslag niet onrechtmatig was, omdat de wet geen algemeen beslagverbod op huurtoeslag bevat. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beslag door gedaagde rechtmatig was, ook al was gedaagde niet de huidige verhuurder van eiseres. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat het beslag haar in een financiële noodsituatie had gebracht, en haar verzoek om opheffing van het beslag werd afgewezen. Daarnaast werd de vordering tot terugbetaling van de geïncasseerde huurtoeslag afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.424,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor voormalige verhuurders om beslag te leggen op huurtoeslag, mits er een rechtsgrond voor bestaat, en dat de bescherming van de huurtoeslag niet absoluut is. De rechtbank bevestigde dat de wet ruimte biedt voor beslaglegging in situaties waarin huurachterstanden bestaan, ongeacht de huidige status van de huurovereenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/189841 / KG ZA 14-173
Vonnis in kort geding van 29 april 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J. in 't Ven te Kerkrade (toevoeging),
tegen
de stichting
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. A.N.A.G. Boer te Klimmen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van de dagvaarding van 14 april 2014, met producties,
  • de op 21 en 23 april door gedaagde toegezonden producties,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van eiseres,
  • de pleitnota van gedaagde.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseres heeft van gedaagde gehuurd, gelijk gedaagde aan haar heeft verhuurd, de woning gelegen te [adres].
2.2.
Bij vonnis van de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Heerlen, van 17 april 2013 (zaaknr. 504747 CV EXPL 12-10735) is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is eiseres veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling aan gedaagde van - onder meer - de huurachterstand vermeerderd met rente en kosten.
2.3.
Tussen partijen staat vast dat eiseres daarop de huurachterstand aan gedaagde heeft voldaan, maar de kosten niet.
2.4.
Gedaagde heeft op 16 oktober 2013 op grond van het vonnis van 17 april 2013 op de huurtoeslag van eiseres executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de ontvanger van de Belastingdienst Utrecht. Daarbij is blijkens het proces-verbaal van de deurwaarder (productie 2 bij dagvaarding) executoriaal derdenbeslag gelegd om betaling te verkrijgen van de volgende bedragen:
rente tot 10-10-2013 € 19,11
en verdere rente vanaf 10-10-2013 PM
proceskosten € 954,17
Betekening € 97,80
Executiekosten € 87,43
Nasalaris € 121,00
kosten van dit exploot € 150,12
kosten overbetekening € 77,29
---------------------
€ 1.506,92 + PM

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert - samengevat - opheffing van het door gedaagde op 16 oktober 2013 ten laste van haar gelegde executoriale derdenbeslag onder de Belastingdienst, alsmede terugbetaling van de door gedaagde geïncasseerde huurtoeslag vanaf november 2013 tot en met april 2014, volgens haar in totaal € 1.482,00 (6 × € 247,00).
3.1.1.
Eiseres stelt primair dat sprake is van het beslagverbod ex artikel 45, lid 1 aanhef en sub a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (verder: Awir), zodat reeds op grond daarvan het gelegde beslag dient te worden opgeheven. Dit beslagverbod maakt dat slechts de huidige verhuurder van de woning van eiseres, met het oog waarop de huurtoeslag sedert november 2013 wordt verstrekt, beslag mag leggen op de aan eiseres toekomende huurtoeslag wegens niet-nakoming van haar betalingsverplichting uit hoofde van de huurovereenkomst ter zake van die woning. Eiseres doet in dit kader mede een beroep op een uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage van 22 maart 2013 (NJF 2013/232, ECLI:NL:RBDHA:2013: BB7217). De huurtoeslag waarop gedaagde beslag heeft gelegd betreft de huurtoeslag voor de huidige woning van eiseres, welke zij huurt van HEEM Wonen te Kerkrade en ten aanzien waarvan gedaagde geen rechtsverhouding met eiseres heeft.
3.1.2.
Eiseres stelt subsidiair dat zij door het gelegde beslag haar huurpenningen niet (volledig) aan HEEM Wonen kan betalen en dat daardoor een ontbinding van de huurovereenkomst en gedwongen ontruiming dreigt. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar financiële situatie naar een door haar gezonden brief aan de deurwaarder Adactio van 28 november 2013 (productie 4 bij dagvaarding). Het op de huurtoeslag gelegde beslag is dan ook vexatoir en dient te worden opgeheven, aldus eiseres.
3.2.
Gedaagde betwist dat eiseres een geslaagd beroep op artikel 45, lid 1 aanhef en sub a van de Awir toekomt. Volgens gedaagde legt eiseres dit artikel te beperkt uit. Gedaagde verwijst in dit kader mede naar de door haar ter terechtzitting genoemde jurisprudentie (punt 14 e.v. pleitnota) en voert - samengevat - aan dat ook uit hoofde van haar voormalige huurrelatie met eiseres en de op grond daarvan ontstane vorderingen jegens eiseres beslag kan worden gelegd op de huidige huurtoeslag van eiseres. Daarbij behoefde gedaagde niet de beslagvrije voet te berekenen, aldus gedaagde.
3.2.1.
Gedaagde betwist verder de gestelde (financiële) noodsituatie van eiseres, respectievelijk de door eiseres gemaakte opstelling in productie 4. Zij stelt dat eiseres, ook met het beslag op de huurtoeslag, alsnog een inkomen ontvangt dat slechts € 12,00 lager is dan de beslagvije voet. Zij heeft aangevoerd dat eiseres de in artikel 475f Rv bedoelde procedure dient te volgen als zij vindt dat haar beslagvrije voet met de huurtoeslag moet worden verhoogd.
3.2.2.
Gedaagde heeft tot slot, onder verwijzing naar het door haar overgelegde e-mailbericht van 15 april 2014, gesteld dat tot en met maart 2013 een bedrag van € 853,00 is geïncasseerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nog nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen volgt uit de aard van de zaak.
4.2.
De inhoud van het vonnis van 17 april 2013 (zaaknr. 504747 CV EXPL 12-10735) productie 1 bij dagvaarding) staat niet ter discussie. Op grond van het vonnis heeft gedaagde jegens eiseres een executoriale titel tot betaling door eiseres van - samengevat en voor zover thans relevant - de huurachterstand vermeerderd met rente, gebruiksvergoeding, rente en proceskosten. Namens gedaagde is op de huurtoeslag van eiseres executoriaal derdenbeslag gelegd om betaling te verkrijgen van - samengevat - de nog niet betaalde proceskosten, executiekosten en rentes.
4.5.
Artikel 45, lid 1 aanhef en sub a van de Awir luidt dat een tegemoetkoming (in casu de huurtoeslag) niet vatbaar is voor beslag tenzij het betreft beslag wegens “een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie, waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming.” De voorzieningenrechter begrijpt deze bepaling aldus dat voor betalingsverplichtingen die voortvloeien uit een huurovereenkomst executoriaal beslag mag worden gelegd op de huurtoeslag. De uitleg die eiseres geeft aan deze bepaling – namelijk dat alleen de
huidigeverhuurder executoriaal beslag zou mogen leggen – is naar het oordeel van de rechtbank te beperkt. De tekst van de wet, noch de wetsgeschiedenis biedt hiervoor een aanknopingspunt.
In de memorie van toelichting is ten aanzien van dit artikel vermeld: “Met de in onderdeel
a genoemde prestatie van een schuldeiser wordt gedoeld op, bijvoorbeeld, het beschikbaar stellen van een woning door een verhuurder of het verlenen van zorg voor een kind door een gastouder. Als de belanghebbende niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens die schuldeisers voldoet, is het billijk dat door hen verhaal kan worden gezocht op de tegemoetkoming. De tegemoetkoming is immers bedoeld de belanghebbende
beter in staat te stellen aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen juist als het gaat om die prestaties.”
Dat de huurtoeslag bedoeld is voor de het betalen van de lopende huur, is in beginsel juist, doch kennelijk heeft dit uitgangspunt niet geleid tot een algemeen beslagverbod op de huurtoeslag. Nu executoriaal beslag naar zijn aard altijd wordt gelegd ter verkrijging van betaling van “oude” vorderingen en nooit gelegd kan worden ter verkrijging van de lopende huurtermijnen en de wetgever kennelijk executoriaal beslag wegens huurschulden op de huurtoeslag heeft willen toestaan, valt niet in te zien dat dat niet meer mogelijk zou zijn indien de huurrelatie inmiddels is beëindigd.
Het enkele feit dat het beslag is gelegd door een voormalige verhuurder, leidt derhalve niet tot het voorshandse oordeel dat dit beslag onrechtmatig moet worden geacht.
4.6.
Eiseres heeft subsidiair aangevoerd dat, indien het beslag op de huurtoeslag rechtmatig zou worden geoordeeld, de beslagvrije voet dient te worden verhoogd met het bedrag van de beslagen huurtoeslag. Zij heeft aan deze stelling echter geen vordering verbonden (en gedaagde heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onbetwist aangevoerd dat hiervoor een andere rechtsgang ex artikel 475 f Rv open staat), zodat onduidelijk is wat zij met deze stelling beoogt. Indien zij heeft bedoeld te stellen dat eiseres door het beslag op de huurtoeslag door gedaagde in een financiële noodsituatie terecht is gekomen en dat daarom het beslag dient te worden opgeheven, dan heeft zij die stelling – zeker in het licht van het daartegen gemotiveerd gevoerde verweer – volstrekt onvoldoende onderbouwd.
4.7.
Gelet op al het vorenoverwogene dient de gevorderde opheffing van het beslag te worden afgewezen.
4.8.
De onder punt 2 in het petitum van de dagvaarding gevorderde terugbetaling van de namens gedaagde geïncasseerde huurtoeslag dient gelet hierop eveneens te worden afgewezen.
4.9.
Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op:
- griffierecht € 608,00,
- salaris advocaat €
816,00,
totaal € 1.424,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 1.424,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen en na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt eiseres in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2014.
CM